Bekentenissen uit de werkvormen maffia
(paradoxaal onderwijs)
Daar zit ik dan, een willoos slachtoffer. Een paar middagen per jaar word ik verplicht opgeleid. Ik ben kennelijk nog niet goed genoeg of ik deug niet. Alle leerlingen zijn naar huis met bakken huiswerk, dat de volgende dag weer grondig zal worden gecontroleerd door mijn collega’s. Nu zitten ze echter om mij heen in hetzelfde schuitje. Wie een leraar wil opleiden kan twee dingen doen. Er kan natuurlijk gesleuteld worden aan de inhoud van de docent, zodat hij meer vakkennis opdoet. Het komt echter veel vaker voor dat we ons moeten verdiepen in werkvormen. Ook nu lijkt dat het geval te zijn. Er is namelijk een enquête uitgezet onder leerlingen en docenten op mijn school. Hieruit blijkt dat de leerlingen vinden dat alles veel te saai is. Ze willen graag veel gevarieerder les. Ze hebben er, zo zeggen ze, een hekel aan als hun huiswerk een les lang gecontroleerd wordt. Dat schijnen mijn collega’s dus de hele dag te doen. Ik kan mij daar persoonlijk weinig bij voorstellen. Veel van mijn collega’s, aan de andere kant, schijnen te vinden dat leerlingen steeds ongemotiveerder zijn en steeds slechter hun huiswerk maken. Over deze geweldige resultaten mogen we dus een middagje praten op kosten van de baas.
De inhoud van de gesprekken, die deze middag plaatsvinden, is niet bepaald verrassend te noemen. Ik werk nu zo’n vier jaar in het middelbaar onderwijs en ik kan alle argumenten en vragen nu al dromen. Twee jaar geleden was er nog een duur adviesbureau ingeschakeld om de gesprekken te leiden. Ik denk dat de schoolleiding er verstandig aan heeft gedaan om hierop voortaan geld te besparen. Er zijn onder mijn collega’s genoeg mensen met de know-how om hun werk relatief gratis over te nemen. Natuurlijk doe ik ook mee. Ik weet immers wat er van mij verwacht wordt. Als docent in de vakken maatschappijleer en levensbeschouwing word ik geacht didactisch ontzettend progressief te zijn. De probleemanalyse is mij dan ook bekend. Mijn collega’s willen wel gevarieerdere werkvormen gebruiken, ze zien er ook het nut wel van in, maar ze weten niet hoe. Als ze die mooie nieuwe werkvormen wel zouden toepassen, zo is de aanname, zouden leerlingen veel gemotiveerder zijn. Dat is natuurlijk ontzettend leuk, en voor dit doel is deze middag dan ook in het leven geroepen. Ze vertellen mij dat mijn vakken veel beter geschikt zijn voor andere werkvormen en dat er in hun vakken veel meer tijdsdruk is. Ik hoor daar dan tegenin te brengen dat de toepassingsmogelijkheden van de nieuwe werkvormen veel universeler zijn dan zij denken, en dat het alternatieven zijn en geen extra’s. Intussen word ik stilletjes moe van mijzelf.
Natuurlijk onderschrijf ik de heilzame werking van gevarieerde didactische werkvormen. Ik weet dat als ik tien leerdoelen formuleer, dat deze dan op vele verschillende manieren kunnen worden overgedragen. Ik zou zelfs durven beweren dat de ene werkvorm voor bepaalde leerdoelen effectiever is dan de andere. Wie leerlingen bijvoorbeeld wil duidelijk maken dat er veel discussie is over een bepaald onderwerp, kan dat beter niet in een schriftje laten dicteren. Het is in zo’n geval beter om de leerlingen zelf de moeilijkheden omtrent dat onderwerp te laten voelen; de discussie zelf te laten meemaken. De kans is groot dat een leerling het met de tweede methode veel langer en beter onthoudt. De gemiddelde leerling zal ook iets gemotiveerder zijn bij een goede koppeling tussen leerdoelen en werkvormen. Zeker als de docent het lef heeft om de leerdoelen en de relevantie daarvan duidelijk aan de leerling uit te leggen. Het probleem zit hem volgens mij echter in de relatie tussen deze geweldige theorie en de weerbarstige praktijk.
Laat ik vooropstellen dat ik vind dat onderwijs bovenal inhoud moet hebben. Hoe relevant of niet deze inhoud moet zijn, laat ik graag aan een ander over. Ik vind dat inhoud op zich al moeilijk genoeg is. Ik heb als docent een bepaalde opleiding, maar ook een bepaalde achtergrond die mij in meer of mindere mate geschikt maakt om deze inhoud aan te leveren. Andere inhoud is bijvoorbeeld te vinden in boeken, op het internet en natuurlijk bij de leerlingen zelf. De docent is de laatste jaren zijn monopolie op inhoud langzaam kwijtgeraakt en dat vind ik persoonlijk helemaal niet zo erg. Dit betekent volgens mij echter niet dat een docent compleet inhoudsloos mag zijn. Zelfs in het extreme geval dat een docent zichzelf nog enkel als procesbegeleider ziet, moet hij nog weten waar de inhoud te vinden is. Om te weten waar inhoud zich bevindt, moet je over voldoende kennis beschikken om deze te interpreteren. Bovendien moet hij in staat zijn om vragen van leerlingen te beantwoorden en eventuele moeilijkheden te helpen oplossen. Ik durf best te beweren dat dit soort docenten zelfs meer kennis nodig hebben dan de klassieke leraar. De klassieke leraar gaat immers voor de klas staan, controleert het huiswerk en steekt vervolgens een verhaal af. Hij bepaalt in zo’n geval de inhoud van het verhaal en de richting van de vragen. Alle andere werkvormen zijn veel verrassender en vereisen dus meer kennis om met die verassing om te kunnen gaan.
Ik hoop altijd dat mensen het met mij eens zijn als ik zeg dat onderwijs over inhoud gaat. Een werkvorm zonder inhoud is een lege huls; een losse flodder. Onderwijs zonder inhoud is niet veel meer dan bezigheidstherapie. Wie als docent geen inhoud heeft kan geen enkele werkvorm toepassen. Toch lijkt de aandacht voor werkvormen tijdens dit soort opleidingsdagen onevenredig groot te zijn. Ik vermoed dat dit komt omdat werkvormen veel goedkoper zijn dan inhoud. Wie een docent van inhoud moet voorzien, heeft rekening te houden met vakgebieden, moet dure opleiders inhuren, moet zelfs individueel te werk gaan. Iedere docent heeft immers eigen onderwijs behoeften, als het om inhoud gaat. Van werkvormenonderwijs lijkt echter een soort heilige universaliteit uit te gaan. Men beweert nog al eens dat alle werkvormen op alle vakgebieden van toepassing zouden kunnen zijn. Iedere docent heeft ze hiermee ook even hard nodig. Voor iedereen die een opleiding moet organiseren, en vooral betalen, is dit natuurlijk geweldig. Je hebt alleen maar wat mensen nodig die wat van werkvormen weten en je kunt direct de hele groep docenten van alle vakgebieden bezighouden.
U zult zich misschien afvragen waarom ik mij zo druk maak. Opleidingsdagen zijn, net als teambuilding dagen, in alle bedrijfstakken altijd volkomen nutteloos geweest. Het is een soort natuurwet en daar hoor je niets van te zeggen. Ik zou het hier mee eens zijn als het hierboven geschetste probleem alleen voor opleidingsdagen zou gelden. Inmiddels hebben echter ook de lerarenopleidingen begrepen dat werkvormen goedkoper zijn dan inhoud. Jaar na jaar worden er steeds meer docenten de arbeidsmarkt opgeslingerd die alles weten van werkvormen en niets van hun vakgebied. Zo komen we langzaam aan in een zeer vervelende cirkel terecht. Naarmate je meer van werkvormen weet, kun je ze minder goed uitvoeren. Naarmate je de werkvormen minder uitvoert, ziet men meer aanleiding je er in op te leiden. Hierdoor komt steeds minder inhoud bij de leerlingen terecht. Docenten geven leerlingen inhoudsloze huiswerkopdrachten zonder enige relevantie en vragen zich af waarom deze leerlingen niet meer gemotiveerd zijn. Mooie werkvormen krijgen een negatief imago, omdat ze doelloos worden toegepast. In plaats van dat de docent een slimme proces begeleider is, laat hij de leerlingen zwemmen, omdat hij zelf ook zwemt. Wie nu denkt dat het wel mee zal vallen door de aanwezigheid van universitair geschoolde docenten moet zich realiseren dat zij een uitstervende soort zijn.
En zo zit mijn werkdag er op. Weer een opleidingsdag verkwist aan onzinnige gesprekken met onwillige collega’s. Dit keer heb ik echter per ongeluk iets geleerd. Ik laat mij niet meer voor het karretje spannen van de werkvormenmaffia. Het is een gebed zonder eind. Sommige docenten zijn gewoon te dom om creatief en gevarieerd les te geven. Dat moet ik accepteren. Ik ben alleen bang dat er geen houden meer aan is. De economische wetten hebben het gewonnen van de kennis. Werkvormen zijn nou eenmaal goedkoper, daar is geen kruit tegen gewassen. Maar als een leraar niet slim genoeg is, laat hem dan met zijn vingers van mijn mooie moderne werkvormen afblijven! Laat hem gewoon volgestampt worden met kennis tot hij vol zit. Laat hem voor de klas gaan staan en dictaat geven tot de leerlingen er bij neervallen. Voor elke goedbedoelde maar inhoudsloze moderne werkvormen opdracht die zij bedenken heb ik er een motivatieprobleem bij mijn leerlingen bij. Zo was dit voor mij toch nog een opleidingsmiddag waar ik iets aan gehad heb.
Robin mobron (docent op een middelbare school)