waarom werken in het MBO?

Hallo allemaal,

Ik ben manager bij semi-overheid en heb gesolliciteerd op een directeursfunctie in het MBO (ik houd het een beetje anoniem als jullie het goed vinden). Als ik alle ellende lees, ben ik gek geloof ik. Het management is de bron van alle kwaad (en helemaal als hij van buiten het onderwijs komt), leerlingen zijn ongemotiveerd, leraren ook steeds minder, het niveau daalt etcetc.
Ben ik gek?
Wat moet een manager doen om wél van waarde te zijn?
Als er zoveel shit is, waarom werk je er dan? Wat is er wel leuk? Wat vind je op het MBO en niet ergens anders?

10 Reacties

  1. Je kunt uitstekend werk doen
    Naar mijn idee kan een manager (in het MBO of elders) uitstekend werk doen. Onder meer door serieus met de docenten te overleggen over de gang van zaken in de school en hun mening en ideeën waar mogelijk in de praktijk om te zetten. En waar dat niet mogelijk is, helder uitleg te geven over waarom dat volgens jou niet kan. Dit gaat onder meer over de te kiezen didactiek en over de invulling van de beroemde/beruchte verplichte uren lestijd.

    Verder kun je de docenten – en dus de leerlingen – zoveel als mogelijk vrijwaren van onderwijsvernieuwingen die geen onderwijsverbeteringen zijn. CGO in het MBO moet (zegt men), maar er zijn vast wel manier om daar creatief mee om te gaan.

    Tot slot: een goede manager zorgt ervoor dat zijn medewerkers hun werk optimaal kunnen verrichten. Dus allerlei administratief geneuzel houd je van hen weg, daar zijn anderen geschikter voor en bovendien zijn die meestal goedkoper. Want uiteraard zorg je dat jouw docenten minimaal LC krijgen en bij voorkeur LD 😉

  2. Aanvullng op Marten Hoffmans verhaal
    Wellicht ten overvloede, maar hetzelfde gevoel dat docenten hebben: te weinig vrijheid om naar eigen inzicht te handelen, is ook een probleem voor veel managers. Ook zij krijgen vaak weinig bewegingsvrijheid en moeten zich conformeren aan inhoudelijke en procedurele afspraken binnen een mega ROC.
    En daar waar docenten soms nog wel enige vrijheid hebben, is dat voor het management denk ik minder het geval.

    Ik ken een hoofd van een (HBO) opleiding (600+ studenten), die verplicht was om zijn onderwijsconcept om te gooien naar HNL-achtige werkvormen. Hij was daar zelf niet gelukkig mee, de docenten wilden niet en de betreffende opleiding heeft eerder te veel dan te weinig studenten: juist vanwege de degelijke onderwijsaanpak. Maar toch moest het om, meer conform de filosofie van de rest van de hogeschool.

    Dit alles neemt niet weg dat een goeie manager goud waard is.

  3. Greetje van der Werf..
    ..was er in haar toespraak op de eerste ALV van BON helder over: het management moet de onderwijsleerprocessen op de school faciliteren.. en verder eigenlijk niet zo veel.

    Mensen die op zoek zijn naar eeuwigdurende roem en faam kunnen mijns inziens beter een ander plek kiezen dan een managementfunctie binnen een school.

  4. Waarom …
    Waarom wil jij in het onderwijs werken??
    (is de vraag die je jezelf moet stellen)

  5. kachel
    Ik formuleer het naar mijn manager toe meestal nog iets korter door de bocht: “Jij bent er voor om te zorgen dat de kachel het doet en dat ik mijn salaris op tijd krijg.”
    Een goede manager is zeker welkom in het onderwijs, maar laat hij/zij zich vooral niet met onderwijs willen bemoeien. In elke school lopen vele docenten rond die niet zitten te wachten op een amateur op hun vakgebied.

  6. Goede manager is belangrijk …
    ….maar heeft meestal zeer beperkte mogelijkheden. Het hangt ervan af hoe hoog je in de boom zit. Op de meeste ROC’s wordt de (financiële) speelruimte bepaald door wat er over is als alle Collegeleden, beleidsadviseurs, marketingmedewerkers en dergelijke hun salarissen van de grote pot af hebben gehaald. Wat over is, wordt verdeeld over het uitvoerende werk. Nergens heb ik een model gezien waarin éérst bepaald wordt wat goed onderwijs nodig heeft en vervolgens wat er dan nog overblijft aan secundaire zaken.

    Ik heb een manager met het hart op de juiste plek. Toch kan hij alleen de schaarste verdelen. Hij doet dat (naar mijn smaak) vooral door van zijn medewerkers, de docenten, steeds meer eisen te stellen zonder dat daar concrete taakuren tegenover staan. Elk maatschappelijk probleem (schooluitval, registratie incidenten, leerlingbegeleiding, doorverwijzing naar hulpverlening, contacten met justitie/reclassering, discriminatie, agressie, dyslexie, autisme etc., ) wordt bij de docenten neergelegd. Zelfs de (door mij ongewenste) onderwijsvernieuwing (geen verbetering, wel vernieuwing) moet op een koopje. We krijgen er geen (of soms te weinig) uren voor. Hoort bij je normale taak…. Docenten worden als een citroen uitgeperst.

    Goeie directeuren zijn welkom, ze kunnen slechts in de marge iets goeds doen voor het onderwijs.

    Wat mij betreft is het belangrijkste: heb je een feeling met onderwijs? Zie je de docenten ook als belangrijke ‘productiefactoren’ die onder de beste omstandigheden moeten kunnen werken. Kun je je voorstellen hoe het is om les te geven? Hoeveel vertrouwen kun je je medewerkers geven? Managers die lekker willen managen, zonder nauwe betrokkenheid op het onderwijs, kunnen we echt missen als kiespijn.

  7. Luisteren, luisteren, luisteren
    en dan pas wikken, wegen en beslissen. Je laten zien, dicht naast en vooral ook áchter je mensen staan: zij doen het dagelijkse werk en dat werk is zwaar, vergt grote inzet en ook investering van veel tijd die eigenlijk vrije tijd is. Een manager die dat beseft en het goede weet te benadrukken, kan een heel eind komen en is ook heel erg belangrijk. In scholen waar geen duidelijke leiding is, ontstaat onderling geharrewar waar niemand mee gebaat is. En uiteindelijk betalen dan de leerlingen de rekening.

  8. Wallage
    Beste Plurk,
    De mening van deze voormalige manager, Wallage, is heel kenmerkend. Inhoudelijke argumenten worden niet met argumenten weerlegd maar afgedaan als gezeur of voortkomend uit angst of gemakzucht. De meest zwakke plek in het beroepsonderwijs vind je in het management. De gemiddelde ervaring die managers hebben opgedaan in het bedrijfsleven is erg laag, sommige hebben geen enkele ervaring buiten het onderwijs. Ze leiden op voor een beroep maar kennen dat beroep alleen vanaf de buitenkant. Dit geldt ook voor bedrijfsmatig werken. Prestatieverplichtingen zijn er bijna geen en dat is het grote verschil met het bedrijfsleven. Daar heb je klanten en aandeelhouders en die ontmoeten elkaar op de verlies & winst rekening. In het onderwijs zitten de managers de hele dag naar elkaar te kijken, ze schrijven elkaar prestaties voor en controleren die van elkaar. Er zijn wel externe criteria maar die zijn hoofdzakelijk procesgericht waar je nogal snel aan voldoet. Goed liggen binnen de interne groep van managers wordt daarmee een erg belangrijk criterium voor je eigen succes. Kijk eens naar de reorganisatie van de sector techniek van Fontys. Twee managers zijn daar verantwoordelijk voor wat daar gebeurt is aan ellende zowel menselijke ellende als onderwijskundige ellende. Door elkaar, als managers, nu door dik en dun te steunen zitten ze er allebei nog. De ene, de voormalige directeur, heeft een andere stoel gekregen en de andere, het verantwoordelijk bestuurslid, een andere portefeuille en we gaan over tot de orde van de dag.
    Als je stelt dat het onderwijs feitelijk een inspanningsverplichting is, is het altijd goed want iedereen doet wat hij kan en daarmee is de uitspraak van prof. van der Werf ook weerlegd.
    Kijk dus vooral of de ambities van de groep waar je in terecht komt aansluit bij die van jezelf. Wil je gaan voor goed onderwijs maar de rest niet of niet zo dan ga je een heel zware tijd tegemoet. Veel docenten zitten echter wel met een steeds groter ongeduld op dit soort managers te wachten.
    Corgi

  9. En nu de positieve weegfactoren
    Je zou in het MBO kunnen gaan werken omdat het één der belangrijkste fases in het leven van een jong mens is: de beroepsopleidende fase. De sector is op zich hartstikke interessant. Het kan betekenen dat een jongere eindelijk ontdekt waar haar/zijn capaciteiten liggen en wat hij/zij leuk vindt. In deze fase van het leven wordt succes of falen vastgesteld. In dat laatste geval heb je als school veel mogelijkheden om dat falen alsnog naar succes te leiden, of op zijn minst te zoeken naar second best of goed genoeg.

    Een goede directeur moet zich er enorm van bewust zijn dat het bij zijn school gaat om onderwijs: aanbrengen van kennis, houding en vaardigheden én – indien mogelijk- het aanpakken van de belemmerende factoren voor dit leerproces. In zo’n geval kan een directeur belangrijk zijn voor de docenten. Hij kan steunend zijn, kan de juiste financiële keuzes maken.

    Een directeur die uitstraalt dat de werkvloer (het klaslokaal/de stage) voor hem op de allereerste plaats komt (en dat laat blijken door bij lessen te gaan kijken, koffie te drinken in een docentenkamer, belangstellend te vragen naar problemen) en op grond daarvan de juiste keuzes maakt, of de onderwijsbelangen behartigt bij de hogere bazen, kan een waardevolle factor in het onderwijs zijn.

Reacties zijn gesloten.