BON heeft het in haar manifest en ‘Over de vereniging’ steeds over leraren en docenten.
Wat is het verschil tussen deze twee? Is iedereen die lesgeeft niet gewoon een leraar of lerares?
34 Reacties
Terminologie Vroeger was je als je lesgaf op een basisschool (toen nog lagere school…) onderwijzer, als je les gaf in het voortgezet onderwijs (toen nog middelbaar onderwijs…) was je leraar en als je lesgaf in het hoger onderwijs was je docent. Dat is vanoudsher het verschil.
Er is ook nog een verschil Er is ook nog een verschil tussen ‘docent’ en ‘doctor’; docenten aan de universiteit worden geacht behalve ‘docens’ (docerende) tevens ‘doctor’ (doceerder) te zijn. Men vergelijke ‘Vincent’ (overwinnend) en ‘Victor’ (overwinnaar).
Over het drogargument dat ‘iedereen toch lesgeeft’ en dus in feite hetzelfde werk zou doen, is al het nodige gezegd. Er zijn verschillen en die mogen gerust, nee moeten zelfs, in salaris, status en titulatuur tot uitdrukking worden gebracht.
Doen we zelf Om de een of andere reden hebben leraren niet de behoefte, de trots of de assertiviteit om tegen te gaan dat allerhande manieren van lesgeven, voor allerlei groepen, met verschillende inhouden, op een hoop worden geveegd. Voor sommige groepen lesgevenden, en zeker voor besturen, is het natuurlijk ook gunstig om het op een hoop te vegen.
Toch ligt het aan de rest van het veld dat dit in onze brache wordt geaccepteerd en in andere niet. Niemand zal een buschauffeur serieus nemen als hij zegt dat hij hetzelfde werk doet als een piloot. Een medewerker van het plaatselijke sufferdje haalt het niet in zijn hoofd zijn functie-inhoud gelijk te stellen aan die van een politiek analist bij het NRC.
Zelfs in andere ‘ondergeschoven’ branches zoals de gezondheidszorg hoor je nooit “we werken allemaal in een ziekenhuis en proberen allemaal de patien beter te maken, de hartchirurg net zo goed als de verpleger op de Eerste Hulp”, gevolgd door toevoegingen dat die verpleger meer onregelmatige diensten heeft en dus zwaarder werk doet. Daarbij de functie-inhouden en vereiste kwalificaties geheel negerend.
In het onderwijs gebeurt het wel, en veelvuldig. Dat kan alleen maar gekomen zijn doordat de rest van het veld het liet gebeuren.
terminologie Dank u beiden voor uw commentaar.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er appelen met peren worden vergeleken in uw voorbeelden.
Ik begrijp best wat u allemaal bedoelt en ook de etymologische uitstapjes zijn te begrijpen, maar ik zie met de beste wil van de wereld niet wat het principiële verschil is tussen een goede onderwijzer, een goede leraar en een goede docent.
Persoonlijk houd ik ook niet zo van argumenten waar ‘Status’ een rol in speelt.
En, weet u, misschien zou de invloed van een goede onderwijzer soms wel eens groter kunnen zijn dan die van een goede leraar of een goede docent. In dat geval is voor mij de ‘Status’ van de onderwijzer veel hoger dan die van de beide anderen.
Maar als u bedoelt dat de docent een hogere plaats op de beroepsprestigestratificatieschaal moet hebben, ja, dan zijn we uitgepraat. En dat is jammer, want ik had eerlijk gezegd op meer begrip van uw kant en van die van de vorige commentator gerekend.
Met vriendelijke en in uw ogen misschien wat naïeve groeten
Fred de Haas
Ik bedoel helemaal niks Ik leg alleen uit dat je totaal verschillende beroepen, met totaal verschillende functie-inhouden en opleidingseisen, niet op een hoop moet vegen en dat dat in onze sector veelvuldig wel gebeurt.
En wat heeft ‘status’ te maken met het feit dat de assistente van mijn huisarts voor mij persoonlijk van meer betekenis is geweest dan de huisarts zelf? Ik begrijp je redenering dus niet.
Statusverschil = verschil in prijskaartje Als ik in de grote van Dale het woord principieel opzoek vind ik de volgende omschrijvingen:
1. betrekking hebbend op of voorkomend uit een grondslag of grondidee; in principe, wat de grondslag betreft
2. volgens of berustend op een stelling of overtuiging
Vervolgens probeer ik uit de rest van het verhaal te vissen door welk(e) grondslag, grondidee, stelling of overtuiging jij je in je analyse laat leiden. Het lijkt er het meest op dat je geen onderscheid maakt tussen bevoegdheden (onderwijzer, leraar en docent) maar wel tussen personen die goed zijn in hun beroep en zij die het niet zijn. De vraag die nu oprijst is wat je met dat door jou gekozen onderscheid wilt. Voor de wet en voor onze-lieve-Heer zijn we allemaal gelijk. Niemand vraagt jou om van mening te zijn dat iemand die de 3-dimensionale stuurkunst beheerst (vliegenier) hoger staat dan iemand die de tweedimensionale stuurkunst beheerst (een buschaufeur) en dat die weer hoger staat dan iemand die alleen maar ééndimensionaal besturen kan (zoals een treinmachinist) als alle 3 hun werk even goed doen. Een econoom zal dat wel doen want het aantal mensen dat goed is in de stuurkunst neemt af met het aantal dimensies waarop die stuurkunst betrekking heeft en van een goede vliegenier kun gemakkelijker een goede buschauffeur maken dan omgekeerd. Mij, als ouder, is het eigenlijk worst welk beroep in het onderwijs als het belangrijkst moet worden gezien. Van een leraar in 6 VWO vraag ik andere prestaties dan van een onderwijzer en ik denk dat aan even goede toch verschillende prijskaartjes zitten.
Seger Weehuizen
U kunt onze hernieuwde U kunt onze hernieuwde nadruk op verschillen in status en salaris zien als een reactie op de jarenlange, met het oog op kostenbesparingen bewust doorgevoerde nivellering, die met argumenten als de uwe werd verdedigd. Als gevolg van die nivellering is er thans sprake van een groot tekort aan goedopgeleide docenten. Met name in het voortgezet onderwijs, waar geen onderscheid meer pleegt te worden gemaakt tussen universitair geschoolden en anderen, is de situatie bar en boos. Om het kwalitatieve tekort aan docenten op te lossen zal een drastisch einde moeten worden gemaakt aan de daaraan ten grondslag liggende nivellering, en moeten zaken als salaris en status weer bespreekbaar zijn. Dat moge een bittere pil zijn voor mensen die geprofiteerd hebben van de nivellering doordat zij gelijkgesteld werden aan hoger opgeleiden, het is er niettemin een die in het belang van ons onderwijs geslikt zal moeten worden.
terminologie Ik bedoel het allemaal veel eenvoudiger.
Vanzelfsprekend is er onderscheid tussen onderwijzer, leraar en docent en een Nobelprijswinnende professor staat wat vakkennis betreft hoger dan iemand die het ABC staat uit te leggen.
Het is duidelijk dat middelbare scholen in het algemeen geen hoogleraren aannemen, hoewel dat soms wel voorkomt. Een illuster voorbeeld is hoogleraar Heertje, die, naar ik meen, les geeft/gaf aan het Barlaeus.
Ik vind het alleen niet nodig dat er in artikelen waarin in algemene zin over onderwijsgevenden en onderwijs wordt gesproken er zo nadrukkelijk ‘leraren en docenten’ wordt gezegd.
Het is meer een semantische kwestie, dus.
Dat er nivellering zou zijn doorgevoerd op grond van oneigenlijke argumenten zegt alleen maar iets van de vakbonden die dit hebben laten gebeuren.
?????? Geachte heer Roth,
Ik ben hoogst verbaasd over uw felle reactie. Meestal zijn we het wel met elkaar eens. Misschien heb ik een fout gemaakt bij het interpreteren van het woord STATUS. Ik dacht daarbij vooral aan een eventueel daaraan verbonden andere behandeling en niet-functionele rechten. Ik vind een discussie over maatschappelijk hoger of lager afleidend. Men voelt maar hoe men voelen wil. Als Nederland te veel filosofen heeft zie ik geen reden om werkeloze filosofen of filosofen die onder hun niveau moeten werken een toeslag te geven omdat ze een academische studie volbracht hebben. Het zou kunnen dat een werkanalyse er toe leidt dat aan je eerstegraads docenten meer vrijheid van handelen geeft dan tweedegraads. Daardoor stijgt hun status. Maar als je hen meer vrijheid geeft om daarmee hun aanzien te verhogen zul je bij de tweedegraders terecht scheve gezichten krijgen. Toch zou meer vrijheid verantwoord kunnen zijn omdat je eerstegraads masters (in het vak dat ze doceren) wilt vergelijken met academici die buiten het onderwijs werkzaam zijn waar ze wel een hoge eigen verantwoordelijkheid krijgen. Ik wil graag dat VWO-docenten over een zekere intellectuele bagage beschikken die ze willen en mogen uitdragen. En ze moeten ook respect van de leerlingen kunnen verwerven voor de gedegen kennis die ze van hun leervak hebben. Hoe groot is de optimale vrijheid die je ze geven moet en welk salaris moet je ze bieden om ze in de klas te krijgen? Bij mijn verhaal over sturen in meerdere dimensies stak ik een beetje de draak met functievergelijkingen. Waarschijnlijk krijgen treinmachinisten een hoger salaris dan buschauffeurs. Ik was vooral geïrriteerd door het achteloos gebruik van “in principe”. Maar dat was u niet en u zou dat ook nooit gedaan hebben. Dat de positie van de docenten onder in een hiërarchische piriamide rampzalig is vonden wij beiden.
Seger Weehuizen
!!!!!!!!!;-) Dag Seger,
Ik had er werkelijk geen erg in dat ik zo fel overkwam;-). Zo is het ook niet bedoeld.
We kunnen beiden inzien en begrijpen dat een differentiatie van arbeidsvoorwaarden naar opleidingsniveau tot scheve gezichten zal leiden bij diegenen die er niet op vooruit gaan onder zo’n maatregel. Maar terecht zijn die scheve gezichten niet, want het gaat enkel om het ongedaan maken van jarenlang voortslepend onrecht. Als ik vind dat een hoogleraar niet meer mag verdienen dan ik, dan is het aan mij, en enkel aan mij, om te bewijzen dat ik beter verdien. En wel door zelf te proberen hoogleraar te worden.
Wel terecht zijn de zure gezichten die men ziet bij hoog tot zeer hoog opgeleiden die, als zij in het voortgezet onderwijs werken, over één kam geschoren worden met middelmatig opgeleiden. Nogmaals, het is enkel het ongedaan maken van onrecht, en degenen die niet tevreden zijn met hun positie staat het vrij die door studie te verbeteren.
Gedane zaken … In de Stentor las ik onlangs dat er voornemens bestaan om HBO-opgeleide juristen na een voortgezette 2-jarige opleiding toe te laten tot de rechterlijke macht, de advocatuur en het notariaat. De oprukkende eerstegraads HBO-leraar is van hetzelfde laken een pak. En de HBO-arts lijkt een kwestie van tijd. Ondanks mijn waardering voor sommige HBO’ers is dit een achteruitgang voor het gemiddelde niveau van al deze beroepsgroepen.
Enerzijds zijn Terpstra, Slachter en hun politieke consorten blij met deze ontwikkelingen die zorgen voor afnemende personeelsschaarste en lagere personeelsbudgetten; anderzijds moet dit bij de universiteiten leiden tot ernstige zorgen over het niveau van de door hen opgeleide úniversitaire beroepsbeoefenaren en het onbegrijpelijke ratjetoe aan modieuse opleidingen dat ze aanbieden. Het uitmesten van die Augiasstallen lijkt een Herculische taak die ondermeer vraagt om:
Een grondige herbezinning op de taak van de universiteit als opleidingsinstituut voor de besten in de discipline’s die er fundamenteel toe doen; afstoten van opleidingen van te laag niveau naar het HBO (onderwijskunde?); herwaardering van wetenschap en wetenschappers; vergroting van wetenschappelijke vrijheid zonder bemoeienis van managerij en ambtenarij.
IJdele hoop???
zwak bevoegd Als ooit weer de kennis van het te doceren vak in Nederland de hoofdeis wordt voor het verkrijgen van lesbevoegdheid ontstaat het probleem dat we dan naast onderbevoegde docenten ook zwak bevoegde docenten zullen hebben. Leraren die wel bevoegd zijn maar te weinig van hun leervak weten en daarom vaak niet ver genoeg boven de te doceren leerstof staan. Bij voorbeeld HBO eerstegraders en onderwijzers met gebrekkige kennis van en vaardigheid in rekenen en taal. Daar komen dan nog de leraren bij die ten onrechte door of via hun werkgever bevoegd verklaard zijn. Wat zou er met die mensen moeten gebeuren? Je zou ze kunnen dwingen om aanvullende cursussen te volgen. Als je hen daarvoor faciliteert is dat geen onredelijke eis. Problematischer wordt het als je die cursussen wil afsluiten met een traditioneel examen. Dat wil je graag omdat je in het hele onderwijs serieuze examens wil invoeren die leiden tot onvervreembare rechten. Maar je bent dan juist bezig om een recht te ontvreemden. Voor zwak bevoegde eerstegraders is er nog wel een oplossing: Sterk bevoegde eerstegraders komen zoals vroeger in schaal LD en zwak bevoegde eerstegraders blijven in schaal LC hangen zo lang ze bepaalde aanvullende examens niet gehaald hebben. Een sterk bevoegde eerstegrader blijft altijd sterk eerstegraads bevoegd omdat hij zo veel van zijn vak weet dat hij altijd op eigen kracht zich kan aanpassen aan veranderingen in de leerstof. Zwak bevoegde docenten zouden hun bevoegdheid moeten kunnen verliezen als ze te weinig aan bijscholing doen. Vóór de HOS/nota bestonden er voor eerstegraders al 3 schalen, één voor MO/B/docenten, één voor doctorandussen en één voor gepromoveerden.
Seger Weehuizen
Voor het eerstegraadsgebied Voor het eerstegraadsgebied is er inderdaad het ‘voordeel’ dat het onrecht van de HOS enkel de (nieuw aangenomen) hoger opgeleiden heeft getroffen; de nivellering in de salarissen is bewerkstelligd door hun salarissen dramatisch te verlagen.
Dit betekent dat de door de HOS aangerichte schade in het eerstegraadsgebied heel eenvoudig weer ongedaan kan worden gemaakt, namelijk door de salarissen weer te gaan differentiëren naar vooropleiding.
Daarbij zou men kunnen denken aan schalen LB/LC/LD voor resp. HBO/universiteit/gepromoveerd. Een simpel, glashelder en objectief systeem dat recht doet aan de grote verschillen in vakinhoudelijke kwalificaties.
Bij lange na niet (aan Bram Roth) Wanneer ik mij niet vergis komt de LD-schaal overeen met de oude schaal 12. Deze schaal gold voor gepromoveerden (12C), doctorandi en ingenieurs (12B) en MO-B-docenten (12A). Je werd betaald naar leeftijd en opleiding. Gepromoveerden liepen 2 periodieken voor op doctorandussen en laatstgenoemden liepen weer (2 jaar?) voor op MO-B-ers. Maar wel allemaal in schaal 12 en met eenzelfde maximum. Met het plaatsen van masters in schaal LC is dus de oude toestand niet hersteld en daarmee is waarschijnlijk ook de schade niet ongedaan gemaakt. Bovendien (ik kijk door de ogen van een ouder) was vroeger ook voor de onderbouw Gymnasium en HBS een eerstegraads bevoegdheid vereist.
Tenslotte nog een opmerking over de betaling naar leeftijd. Als je vindt dat bijna alle werknemers van een school zich vrijwel uitsluitend met het rechtstreeks (in de klas) geven van onderwijs moeten bezighouden en een docent die dat graag en goed doet dat moet blijven kunnen doen komen “promoties” in het onderwijs nauwelijks voor. Om leraren een salarisontwikkeling te laten doormaken die vergelijkbaar is met die voor academici die niet-zelfstandig buiten het onderwijs werkzaam zijn en daar normaal wel promotie maken heeft zo’n salariëring voordelen.
De door jou voorgestelde maatregel is te weinig ingrijpend om een einde te maken aan de schade die leerlingen met universitaire potentie in het secundair onderwijs oplopen.
Seger Weehuizen
U vergist zich Wanneer ik mij niet vergis komt de LD-schaal overeen met de oude schaal 12. Deze schaal gold voor gepromoveerden (12C), doctorandi en ingenieurs (12B) en MO-B-docenten (12A). Je werd betaald naar leeftijd en opleiding. Gepromoveerden liepen 2 periodieken voor op doctorandussen en laatstgenoemden liepen weer (2 jaar?) voor op MO-B-ers. Maar wel allemaal in schaal 12 en met eenzelfde maximum.
U vergist zich: gepromoveerden liepen 3 periodieken voor op een doctorandus/ingenieur en hadden een extra uitloop (vergelijkbaar met schaal 13). *Waarvan akte!*
oude schaal 12 Een zelfde extra uitloop had de doctorandus destijds ten opzichte van de MO-B-er. Voor de MO-B-er was het maximum van de doctorandus onbereikbaar.
Een corrigerende bewering en een vraag Mijn bijdrage bevatte een corrigerende bewering “met schaal LC voor doctorandi is de oude toestand bij lange na niet hersteld” en liet bij mij een vraag ontstaan “Is een doctor voor onderwijs aan VWO-ers werkelijk zo veel geschikter dan een doctorandus dat zij in verschillende schalen thuis horen?”. Ik heb die vraag voor mijzelf nog niet beantwoord.
Seger Weehuizen
Meerwaarde gepromoveerden Wie twijfelt aan de meerwaarde van een promotie voor het voortgezet onderwijs, die kan met bijna even veel recht ook twijfelen aan de meerwaarde van een gewone universitaire graad. Met name op het VWO, dat nog altijd wetenschappelijk heet te zijn, komt de grote onderzoekservaring van doctores goed van pas.
Bij hogere inschaling n.a.v. een promotie moet bovendien niet in alleen worden gedacht aan de meerwaarde van de doctores, maar tevens aan de meerwaarde van het promoveren. Niet alleen het resultaat telt maar ook de weg ernaartoe. Een docent die naast zijn onderwijstaak bezig is met een promotie, kan zijn lessen verlevendigen met voorbeelden uit zijn onderzoek en leerlingen enthousiasme bijbrengen voor het avontuur van de wetenschap.
Een stimulans om te gaan promoveren is daarom heel nuttig. Een voor de hand liggende manier om zo’n stimulans vorm te geven is het in het vooruitzicht stellen van een hogere inschaling bij succesvolle promotie.
Laat ik mij leiden door de Laat ik mij leiden door de situatie van vóór de Mammouthwet toen de docenten voor het VWO nog hoog en meestal universitair geschoold waren. Wat zouden b.v. de docenten Wiskunde aan de lesstof hebben kunnen toevoegen? Mijn indruk is dat de leerstof van dat vak behoorlijk vastlag. De Euklidische schoolmeetkunde was atypisch voor de moderne wiskunde en ik geloof niet dat een willekeurige doctor wel wat over Euklidès en Pythagoras had kunnen vertellen. Bij het Natuurkundeprogramma Gymnasium (mondeling eindexamen) had de docent wel een grotere vrijheid die een doctor in het algemeen gesproken misschien beter had kunnen gebruiken. Mijn niet-gepromoveerde docent wist mij toch enthousiast voor zijn vak te maken Bij het huidige docentenbestand zou die vrijheid ongewenst zijn. De enthousiaste docente Frans was een intellectueel en stak in was erudietie boven haar collega’s uit maar kreeg minder salaris omdat haar diploma’s van de Franse universiteit hier niet erkend werden. Maakt een promotie van een doctorandus een intellectueel?
De β-richting in het VWO is geen opleidingsinstituut voor research maar een opleiding waarbij kennis en inzicht in de natuurwetenschappen worden overgebracht en de daarvoor noodzakelijke wiskunde wordt geleerd. Natuurlijk hoort daarbij ook de toepassing van Natuur- en Wis-kunde in meetinstrumenten en die worden vaak bij promoties gebruikt. Een promovendus heeft vaak op een klein gebiedje van zijn vak op een hoog niveau veel erbij geleerd maar een sterke doorwerking daarvan in de klas zie ik (als niet-gepromiveerde) niet. De theorie van het promotie-onderzoek gaat waarschijnlijk de meeste leerlingen boven de pet. Bij een wetenschappelijke opleiding moet een Master al geleerd hebben om op een akademische wijze om te gaan met kennis.
Seger Weehuizen
utiliteitsdenker! 😉 Wat heeft een gepromoveerde meer te brengen dan een drs? Hoe zie je dat in de klas? Je bedoelt het wellicht niet zo, maar de vragen rieken naar utiliteitsdenken. Als je niet kunt aantonen dat het nuttig is, dan wordt het niet gewaardeerd.
Hier zie je een verrassende parallel met de nieuwe leren goeroes. Enerzijds pleiten zij voor allerlei (beroepsgerelateerde) competenties, anderzijds voor allerlei vage algemeen menselijke eigenschappen als kunnen samenwerken, flexibel zijn, luisteren naar je baas (ik bedoel “teamplayer” zijn). Daarbij gaat het er meer om om wie je bent en minder om wat je weet.
Bij HNL is dat verworden tot lege blaaskaakretoriek, maar in relatie tot een vak op academisch niveau ligt dat vaak anders. Om te promoveren heb je een veelheid aan persoonlijkheidskenmerken nodig en die kenmerken maken wie je bent. Het gaat er daarbij niet om of je je specifieke promotieonderzoek op school kunt gebruiken, dat zal als het goed is nooit het geval zijn. Het gaat er om of de persoonlijkheid die je bent een meerwaarde is voor de leerlingen van de school. Dat zal, als het goed is, wel degelijk zo zijn.
Meerwaardeverwachting Hopelijk ter geruststelling: ik ben niet aangetast door het virus van utiliteitsdenken. Wel heb ik misschien een beetje een gekleurde kijk op het onderwijs. Als ik uitgedacht heb hoe iets in elkaar zou kunnen zitten ben ik vaak tevreden. Ik hoef niet altijd te verifiëren of wat ik bedacht heb met de werkelijkheid klopt. Ik ben blijkbaar een echte middeleeuwer; die deed ook nooit onderzoek. Si non e vero c’e ben trovato. Ik ben overigens wel gesteld op eruditie omdat die een bron van ideeën kan zijn en de geest scherpt. Ik zoek voor mijn kinderen een school die een culturele en wetenschappelijke ambiance biedt. Helder denken en formuleren maar ook kunnen spelen met de taal. Geen engagement maar akademische distantie. Ivoren Toren. ik ben geïmponeerd door de natuurwetenschappen. Zij moeten op een zo eenvoudig mogelijke wijze zo veel mogelijk ogenschijnlijk niet met elkaar samenhangende dingen kunnen verklaren. Dat eist een vertrouwd zijn met hoge abstracties. “Techniek” in N&T spreekt mij wat minder aan.
Wanneer een als leraar werkzame Master wil promoveren heeft hij zeker pit en zal zijn enthousiasme aanstekelijk op de leerlingen kunnen werken. Leerlingen kunnen zo in een wetenschappelijke loopbaan terecht komen. En als dat zo is en als Nederland zijn wetenschappers behoorlijk wil betalen is promotiebevordering van leraren door de scholen nastrevenswaardig. Wanneer het promotie-onderzoek stokt bestaat echter ook het risico dat de promovendus zijn leraarstaak laat versloffen en de docent een Versager wordt
Wat een leraar betreft die na zijn promotie de school binnengekomen is kunnen de verwachtingen voor de liefde die hij voor zijn vak koestert wat hoger liggen. Hij is dan een persoonlijkheid met meerwaarde voor de leerlingen. Maar rechtvaardigt die verwachting alleen al een hogere salarisschaal?
Seger Weehuizen
Weer eens de lerarenopleidingen Ik weet niet of wat ik nu ga schrijven een nuttige aanvulling is op bovenstaande bijdrage van ’45, maar ik denk, geloof ik, wel in dezelfde lijn.
Ik geloof meer in de kracht van knappe mensen dan in het “denken vanuit de te behandelen stof”. Vanuit de stof denkend functioneren onze lerarenopleidingen prima: Ze leveren docenten af die in kennis één treetje hoger staan dan de leerlingen die ze voor zich krijgen. In principe is hun kennis voldoende en. toegegeven, het onderwijs van deze docenten verloopt in de regel tot aller tevredenheid. De sfeer binnen en buiten de klaslokalen is goed, de stof komt op tijd af en in de docentenkamer is het gezellig.
Toch ontbreekt er iets. Ja, wat? Het is moeilijk te omschrijven maar iedereen – juist ook de leerlingen! – voelt onmiddellijk niveauverschillen aan. Er is een verschil tussen de abituriënt van de tegenwoordige lerarenopleidingen en een docent die een pittige academische studie heeft gedaan. Die eerste brengt keurig de stof over maar doet niets meer dan dat; de tweede brengt behalve de stof ook een academische denk- en benaderingswijze over en is bovendien intellectueel weerbaar geworden (bij gymnasiumklasjes is dat laatste geen luxe!). Ook de functie als rolmodel moet in dit verband genoemd worden.
Het gaat dus, kortom, om een soort intellectuele volwassenheid en een academische benaderingswijze (en de voorbeeldfunctie; reden waarom onderwijs nooit door robots kan worden overgenomen). Malmaison noemde het ‘eruditie’, mijn woorden schieten nu even te kort;-)
Anno 2008 zeker Zelf niet gepromoveerd en mijn academische opleiding vrij recent (tien jaar geleden) afgesloten hebbend in het besef dat wat ik daar geleerd heb een fractie is van wat een classicus in het verleden leerde -en tevens bekend met de sindsdien alweer sterk verlaagde ingangseisen voor mijn opleiding en de sterke reductie van het aantal te lezen pagina’s- zou ik willen stellen dat, bij wat de gemiddelde academische opleiding tegenwoordig nog voorstelt, een promotie zeker een meerwaarde is. Ook al daalt het niveau op de middelbare scholen navenant, slimme, onderzoeksgerichte leerlingen zullen er altijd zijn en die moeten aan hun trekken blijven komen.
Klassieke Talen slachtoffer van het nuttigheidsonderwijs Bij Klassieke talen moeten de ingangseisen wel enorm verlaagd zijn. Vroeger was Gymnasium Alpha verplicht en daarvoor moest je enorm veel lessen Latijn EN Grieks volgen en vele schrijvers lezen en voor elke schrijver examen afleggen. Nu heb je bij de start van je studie, op een paar uurtjes in de onderbouw na, alleen maar een beetje Latijn OF Grieks geleerd.
In een leesclubje Grieks van ex-gymnasiasten lazen wij na Menten´s “Het Begin” de arkadische/herders- romannetjes van de laat-Griekse schrijvers die ook door de studenten Klassieke talen als beginliteratuur gebruikt worden. Dertig jaar geleden zou dat laatste onvoorstelbaar geweest zijn.
Promoties bij klassieke talen kunnen over het gebruik van een bepaald woord bij een bepaalde schrijver gaan of over de nuances van dat woord in een bepaalde context. Leuk om daar op de les eens wat over te vertellen maar veel schieten de leerlingen daar niet mee op. Aanvullende colleges lijken me voor de leerlingen veel “nuttiger” (hier niet in een banale betekenis gebruikt). Een studie in de Wijsbegeerte zou misschien ook niet gek zijn. Voor de leraren exacte vakken zou ik als alternatief voor een promotie een studie in de Filosofie der Natuurwetenschappen willen voorstellen.
Vak In ben het geheel met je oneens Seger. Van een leraar verwacht ik dat deze interesse heeft voor het vak dat hij (m/v) geeft. Promotieonderzoek is een goede manier om actief met dat vak bezig te blijven. Een promotie in een studie als filosofie der natuurwetenschappen is voor een beta docent NIET met je vak bezig blijven, maar een vlucht uit je vak. Zoals een promotie in de vakdidactiek tegenwoordig de uitvlucht is uit het vak voor leraren/studenten die niet echt om het vak geven.
feeling houden met je vak In de richtingenoorlog die in het secundair onderwijs plaats gevonden heeft heeft de club die vond dat je het onderwijs moest opleuken en dat je vakken met abstract karakter daarvoor zo concreet mogelijk moest onderwijzen de overwinning behaald. Ondanks kreten als “je eigen waarheid construeren” werden alle kinderen via de basisvorming zo veel en zo lang mogelijk gelijk geschakeld. Het Freudenthalinstituut heeft hierin een kwalijke rol gespeeld en de gevolgen van deze “culturele revolutie” zullen nog decennia lang voelbaar blijven. Het VWO heeft nu dringend behoefte aan docenten die de leerlingen stimuleren om abstract te denken en zorgvuldig te communiceren. Indien er voldoende hoogopgeleide VWO-docenten zouden zijn zou aan deze docenten grote vrijheid hierin gegeven kunnen worden. Mijn ervaring van lang geleden met het curriculum van de toenmalige THE, nu TUE, is dat de opleiding (ook zonder een akademische promotie) een voldoende hoog abstract karakter had zodat leraren op dit gebied niet hoeven worden bijgeschoold. Ingenieurs zijn daardoor ook op eigen kracht in staat zich goed aan te passen aan een curriculumverandering in het VWO. De vraag is nu wat je in zo’n geval met een bijscholingsverplichting aan moet. Ik denk dat de ene leraar graag wat colleges in zijn vakgebied zou willen volgen en de ander het leuk vind om te promoveren. Beide zijn psychologische opkikkers die gunstig doorwerken in zijn functioneren als VWO-docent. Maar of het tweede beter beloond moet worden dan het eerste betwijfel ik. Zich bezig houden met de filosofische kant van de natuurwetenschappen KAN maar HOEFT geen vlucht te zijn. Ik denk dat de kennis die een docent met grote onderwijsvrijheid daarvan heeft zijn leseen positief kan beïnvloeden. Laat vooral zelf de docent beslissen.Seger Weehuizen
’n Onderwijzer heeft dezelfde kinderen 5 dagen per week elke dag. De docent/leraar ziet ze ’n paar keer 50 minuten per week.
De status van de leraar/docent was hoger, die van juf (of enkele meester) ook.
De status van ’n kind is daarentegen ernstig verhoogd.
Salaris niet.
Terminologie
Vroeger was je als je lesgaf op een basisschool (toen nog lagere school…) onderwijzer, als je les gaf in het voortgezet onderwijs (toen nog middelbaar onderwijs…) was je leraar en als je lesgaf in het hoger onderwijs was je docent. Dat is vanoudsher het verschil.
Er is ook nog een verschil
Er is ook nog een verschil tussen ‘docent’ en ‘doctor’; docenten aan de universiteit worden geacht behalve ‘docens’ (docerende) tevens ‘doctor’ (doceerder) te zijn. Men vergelijke ‘Vincent’ (overwinnend) en ‘Victor’ (overwinnaar).
Over het drogargument dat ‘iedereen toch lesgeeft’ en dus in feite hetzelfde werk zou doen, is al het nodige gezegd. Er zijn verschillen en die mogen gerust, nee moeten zelfs, in salaris, status en titulatuur tot uitdrukking worden gebracht.
Doen we zelf
Om de een of andere reden hebben leraren niet de behoefte, de trots of de assertiviteit om tegen te gaan dat allerhande manieren van lesgeven, voor allerlei groepen, met verschillende inhouden, op een hoop worden geveegd. Voor sommige groepen lesgevenden, en zeker voor besturen, is het natuurlijk ook gunstig om het op een hoop te vegen.
Toch ligt het aan de rest van het veld dat dit in onze brache wordt geaccepteerd en in andere niet. Niemand zal een buschauffeur serieus nemen als hij zegt dat hij hetzelfde werk doet als een piloot. Een medewerker van het plaatselijke sufferdje haalt het niet in zijn hoofd zijn functie-inhoud gelijk te stellen aan die van een politiek analist bij het NRC.
Zelfs in andere ‘ondergeschoven’ branches zoals de gezondheidszorg hoor je nooit “we werken allemaal in een ziekenhuis en proberen allemaal de patien beter te maken, de hartchirurg net zo goed als de verpleger op de Eerste Hulp”, gevolgd door toevoegingen dat die verpleger meer onregelmatige diensten heeft en dus zwaarder werk doet. Daarbij de functie-inhouden en vereiste kwalificaties geheel negerend.
In het onderwijs gebeurt het wel, en veelvuldig. Dat kan alleen maar gekomen zijn doordat de rest van het veld het liet gebeuren.
terminologie
Dank u beiden voor uw commentaar.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat er appelen met peren worden vergeleken in uw voorbeelden.
Ik begrijp best wat u allemaal bedoelt en ook de etymologische uitstapjes zijn te begrijpen, maar ik zie met de beste wil van de wereld niet wat het principiële verschil is tussen een goede onderwijzer, een goede leraar en een goede docent.
Persoonlijk houd ik ook niet zo van argumenten waar ‘Status’ een rol in speelt.
En, weet u, misschien zou de invloed van een goede onderwijzer soms wel eens groter kunnen zijn dan die van een goede leraar of een goede docent. In dat geval is voor mij de ‘Status’ van de onderwijzer veel hoger dan die van de beide anderen.
Maar als u bedoelt dat de docent een hogere plaats op de beroepsprestigestratificatieschaal moet hebben, ja, dan zijn we uitgepraat. En dat is jammer, want ik had eerlijk gezegd op meer begrip van uw kant en van die van de vorige commentator gerekend.
Met vriendelijke en in uw ogen misschien wat naïeve groeten
Fred de Haas
Ik bedoel helemaal niks
Ik leg alleen uit dat je totaal verschillende beroepen, met totaal verschillende functie-inhouden en opleidingseisen, niet op een hoop moet vegen en dat dat in onze sector veelvuldig wel gebeurt.
En wat heeft ‘status’ te maken met het feit dat de assistente van mijn huisarts voor mij persoonlijk van meer betekenis is geweest dan de huisarts zelf? Ik begrijp je redenering dus niet.
Statusverschil = verschil in prijskaartje
Als ik in de grote van Dale het woord principieel opzoek vind ik de volgende omschrijvingen:
1. betrekking hebbend op of voorkomend uit een grondslag of grondidee; in principe, wat de grondslag betreft
2. volgens of berustend op een stelling of overtuiging
Vervolgens probeer ik uit de rest van het verhaal te vissen door welk(e) grondslag, grondidee, stelling of overtuiging jij je in je analyse laat leiden. Het lijkt er het meest op dat je geen onderscheid maakt tussen bevoegdheden (onderwijzer, leraar en docent) maar wel tussen personen die goed zijn in hun beroep en zij die het niet zijn. De vraag die nu oprijst is wat je met dat door jou gekozen onderscheid wilt. Voor de wet en voor onze-lieve-Heer zijn we allemaal gelijk. Niemand vraagt jou om van mening te zijn dat iemand die de 3-dimensionale stuurkunst beheerst (vliegenier) hoger staat dan iemand die de tweedimensionale stuurkunst beheerst (een buschaufeur) en dat die weer hoger staat dan iemand die alleen maar ééndimensionaal besturen kan (zoals een treinmachinist) als alle 3 hun werk even goed doen. Een econoom zal dat wel doen want het aantal mensen dat goed is in de stuurkunst neemt af met het aantal dimensies waarop die stuurkunst betrekking heeft en van een goede vliegenier kun gemakkelijker een goede buschauffeur maken dan omgekeerd. Mij, als ouder, is het eigenlijk worst welk beroep in het onderwijs als het belangrijkst moet worden gezien. Van een leraar in 6 VWO vraag ik andere prestaties dan van een onderwijzer en ik denk dat aan even goede toch verschillende prijskaartjes zitten.
Seger Weehuizen
U kunt onze hernieuwde
U kunt onze hernieuwde nadruk op verschillen in status en salaris zien als een reactie op de jarenlange, met het oog op kostenbesparingen bewust doorgevoerde nivellering, die met argumenten als de uwe werd verdedigd. Als gevolg van die nivellering is er thans sprake van een groot tekort aan goedopgeleide docenten. Met name in het voortgezet onderwijs, waar geen onderscheid meer pleegt te worden gemaakt tussen universitair geschoolden en anderen, is de situatie bar en boos. Om het kwalitatieve tekort aan docenten op te lossen zal een drastisch einde moeten worden gemaakt aan de daaraan ten grondslag liggende nivellering, en moeten zaken als salaris en status weer bespreekbaar zijn. Dat moge een bittere pil zijn voor mensen die geprofiteerd hebben van de nivellering doordat zij gelijkgesteld werden aan hoger opgeleiden, het is er niettemin een die in het belang van ons onderwijs geslikt zal moeten worden.
terminologie
Ik bedoel het allemaal veel eenvoudiger.
Vanzelfsprekend is er onderscheid tussen onderwijzer, leraar en docent en een Nobelprijswinnende professor staat wat vakkennis betreft hoger dan iemand die het ABC staat uit te leggen.
Het is duidelijk dat middelbare scholen in het algemeen geen hoogleraren aannemen, hoewel dat soms wel voorkomt. Een illuster voorbeeld is hoogleraar Heertje, die, naar ik meen, les geeft/gaf aan het Barlaeus.
Ik vind het alleen niet nodig dat er in artikelen waarin in algemene zin over onderwijsgevenden en onderwijs wordt gesproken er zo nadrukkelijk ‘leraren en docenten’ wordt gezegd.
Het is meer een semantische kwestie, dus.
Dat er nivellering zou zijn doorgevoerd op grond van oneigenlijke argumenten zegt alleen maar iets van de vakbonden die dit hebben laten gebeuren.
??????
Geachte heer Roth,
Ik ben hoogst verbaasd over uw felle reactie. Meestal zijn we het wel met elkaar eens. Misschien heb ik een fout gemaakt bij het interpreteren van het woord STATUS. Ik dacht daarbij vooral aan een eventueel daaraan verbonden andere behandeling en niet-functionele rechten. Ik vind een discussie over maatschappelijk hoger of lager afleidend. Men voelt maar hoe men voelen wil. Als Nederland te veel filosofen heeft zie ik geen reden om werkeloze filosofen of filosofen die onder hun niveau moeten werken een toeslag te geven omdat ze een academische studie volbracht hebben. Het zou kunnen dat een werkanalyse er toe leidt dat aan je eerstegraads docenten meer vrijheid van handelen geeft dan tweedegraads. Daardoor stijgt hun status. Maar als je hen meer vrijheid geeft om daarmee hun aanzien te verhogen zul je bij de tweedegraders terecht scheve gezichten krijgen. Toch zou meer vrijheid verantwoord kunnen zijn omdat je eerstegraads masters (in het vak dat ze doceren) wilt vergelijken met academici die buiten het onderwijs werkzaam zijn waar ze wel een hoge eigen verantwoordelijkheid krijgen. Ik wil graag dat VWO-docenten over een zekere intellectuele bagage beschikken die ze willen en mogen uitdragen. En ze moeten ook respect van de leerlingen kunnen verwerven voor de gedegen kennis die ze van hun leervak hebben. Hoe groot is de optimale vrijheid die je ze geven moet en welk salaris moet je ze bieden om ze in de klas te krijgen? Bij mijn verhaal over sturen in meerdere dimensies stak ik een beetje de draak met functievergelijkingen. Waarschijnlijk krijgen treinmachinisten een hoger salaris dan buschauffeurs. Ik was vooral geïrriteerd door het achteloos gebruik van “in principe”. Maar dat was u niet en u zou dat ook nooit gedaan hebben. Dat de positie van de docenten onder in een hiërarchische piriamide rampzalig is vonden wij beiden.
Seger Weehuizen
!!!!!!!!!;-)
Dag Seger,
Ik had er werkelijk geen erg in dat ik zo fel overkwam;-). Zo is het ook niet bedoeld.
We kunnen beiden inzien en begrijpen dat een differentiatie van arbeidsvoorwaarden naar opleidingsniveau tot scheve gezichten zal leiden bij diegenen die er niet op vooruit gaan onder zo’n maatregel. Maar terecht zijn die scheve gezichten niet, want het gaat enkel om het ongedaan maken van jarenlang voortslepend onrecht. Als ik vind dat een hoogleraar niet meer mag verdienen dan ik, dan is het aan mij, en enkel aan mij, om te bewijzen dat ik beter verdien. En wel door zelf te proberen hoogleraar te worden.
Wel terecht zijn de zure gezichten die men ziet bij hoog tot zeer hoog opgeleiden die, als zij in het voortgezet onderwijs werken, over één kam geschoren worden met middelmatig opgeleiden. Nogmaals, het is enkel het ongedaan maken van onrecht, en degenen die niet tevreden zijn met hun positie staat het vrij die door studie te verbeteren.
Gedane zaken …
In de Stentor las ik onlangs dat er voornemens bestaan om HBO-opgeleide juristen na een voortgezette 2-jarige opleiding toe te laten tot de rechterlijke macht, de advocatuur en het notariaat. De oprukkende eerstegraads HBO-leraar is van hetzelfde laken een pak. En de HBO-arts lijkt een kwestie van tijd. Ondanks mijn waardering voor sommige HBO’ers is dit een achteruitgang voor het gemiddelde niveau van al deze beroepsgroepen.
Enerzijds zijn Terpstra, Slachter en hun politieke consorten blij met deze ontwikkelingen die zorgen voor afnemende personeelsschaarste en lagere personeelsbudgetten; anderzijds moet dit bij de universiteiten leiden tot ernstige zorgen over het niveau van de door hen opgeleide úniversitaire beroepsbeoefenaren en het onbegrijpelijke ratjetoe aan modieuse opleidingen dat ze aanbieden. Het uitmesten van die Augiasstallen lijkt een Herculische taak die ondermeer vraagt om:
Een grondige herbezinning op de taak van de universiteit als opleidingsinstituut voor de besten in de discipline’s die er fundamenteel toe doen; afstoten van opleidingen van te laag niveau naar het HBO (onderwijskunde?); herwaardering van wetenschap en wetenschappers; vergroting van wetenschappelijke vrijheid zonder bemoeienis van managerij en ambtenarij.
IJdele hoop???
zwak bevoegd
Als ooit weer de kennis van het te doceren vak in Nederland de hoofdeis wordt voor het verkrijgen van lesbevoegdheid ontstaat het probleem dat we dan naast onderbevoegde docenten ook zwak bevoegde docenten zullen hebben. Leraren die wel bevoegd zijn maar te weinig van hun leervak weten en daarom vaak niet ver genoeg boven de te doceren leerstof staan. Bij voorbeeld HBO eerstegraders en onderwijzers met gebrekkige kennis van en vaardigheid in rekenen en taal. Daar komen dan nog de leraren bij die ten onrechte door of via hun werkgever bevoegd verklaard zijn. Wat zou er met die mensen moeten gebeuren? Je zou ze kunnen dwingen om aanvullende cursussen te volgen. Als je hen daarvoor faciliteert is dat geen onredelijke eis. Problematischer wordt het als je die cursussen wil afsluiten met een traditioneel examen. Dat wil je graag omdat je in het hele onderwijs serieuze examens wil invoeren die leiden tot onvervreembare rechten. Maar je bent dan juist bezig om een recht te ontvreemden. Voor zwak bevoegde eerstegraders is er nog wel een oplossing: Sterk bevoegde eerstegraders komen zoals vroeger in schaal LD en zwak bevoegde eerstegraders blijven in schaal LC hangen zo lang ze bepaalde aanvullende examens niet gehaald hebben. Een sterk bevoegde eerstegrader blijft altijd sterk eerstegraads bevoegd omdat hij zo veel van zijn vak weet dat hij altijd op eigen kracht zich kan aanpassen aan veranderingen in de leerstof. Zwak bevoegde docenten zouden hun bevoegdheid moeten kunnen verliezen als ze te weinig aan bijscholing doen. Vóór de HOS/nota bestonden er voor eerstegraders al 3 schalen, één voor MO/B/docenten, één voor doctorandussen en één voor gepromoveerden.
Seger Weehuizen
Zwak bevoegd
*Hoog* te paard en *zwak bevoegd*
*Adios*
Gewoon…
…*oprekken*, die handel.
Voor het eerstegraadsgebied
Voor het eerstegraadsgebied is er inderdaad het ‘voordeel’ dat het onrecht van de HOS enkel de (nieuw aangenomen) hoger opgeleiden heeft getroffen; de nivellering in de salarissen is bewerkstelligd door hun salarissen dramatisch te verlagen.
Dit betekent dat de door de HOS aangerichte schade in het eerstegraadsgebied heel eenvoudig weer ongedaan kan worden gemaakt, namelijk door de salarissen weer te gaan differentiëren naar vooropleiding.
Daarbij zou men kunnen denken aan schalen LB/LC/LD voor resp. HBO/universiteit/gepromoveerd. Een simpel, glashelder en objectief systeem dat recht doet aan de grote verschillen in vakinhoudelijke kwalificaties.
Bij lange na niet (aan Bram Roth)
Wanneer ik mij niet vergis komt de LD-schaal overeen met de oude schaal 12. Deze schaal gold voor gepromoveerden (12C), doctorandi en ingenieurs (12B) en MO-B-docenten (12A). Je werd betaald naar leeftijd en opleiding. Gepromoveerden liepen 2 periodieken voor op doctorandussen en laatstgenoemden liepen weer (2 jaar?) voor op MO-B-ers. Maar wel allemaal in schaal 12 en met eenzelfde maximum. Met het plaatsen van masters in schaal LC is dus de oude toestand niet hersteld en daarmee is waarschijnlijk ook de schade niet ongedaan gemaakt. Bovendien (ik kijk door de ogen van een ouder) was vroeger ook voor de onderbouw Gymnasium en HBS een eerstegraads bevoegdheid vereist.
Tenslotte nog een opmerking over de betaling naar leeftijd. Als je vindt dat bijna alle werknemers van een school zich vrijwel uitsluitend met het rechtstreeks (in de klas) geven van onderwijs moeten bezighouden en een docent die dat graag en goed doet dat moet blijven kunnen doen komen “promoties” in het onderwijs nauwelijks voor. Om leraren een salarisontwikkeling te laten doormaken die vergelijkbaar is met die voor academici die niet-zelfstandig buiten het onderwijs werkzaam zijn en daar normaal wel promotie maken heeft zo’n salariëring voordelen.
De door jou voorgestelde maatregel is te weinig ingrijpend om een einde te maken aan de schade die leerlingen met universitaire potentie in het secundair onderwijs oplopen.
Seger Weehuizen
U vergist zich
Wanneer ik mij niet vergis komt de LD-schaal overeen met de oude schaal 12. Deze schaal gold voor gepromoveerden (12C), doctorandi en ingenieurs (12B) en MO-B-docenten (12A). Je werd betaald naar leeftijd en opleiding. Gepromoveerden liepen 2 periodieken voor op doctorandussen en laatstgenoemden liepen weer (2 jaar?) voor op MO-B-ers. Maar wel allemaal in schaal 12 en met eenzelfde maximum.
U vergist zich: gepromoveerden liepen 3 periodieken voor op een doctorandus/ingenieur en hadden een extra uitloop (vergelijkbaar met schaal 13).
*Waarvan akte!*
oude schaal 12
Een zelfde extra uitloop had de doctorandus destijds ten opzichte van de MO-B-er. Voor de MO-B-er was het maximum van de doctorandus onbereikbaar.
Een corrigerende bewering en een vraag
Mijn bijdrage bevatte een corrigerende bewering “met schaal LC voor doctorandi is de oude toestand bij lange na niet hersteld” en liet bij mij een vraag ontstaan “Is een doctor voor onderwijs aan VWO-ers werkelijk zo veel geschikter dan een doctorandus dat zij in verschillende schalen thuis horen?”. Ik heb die vraag voor mijzelf nog niet beantwoord.
Seger Weehuizen
Meerwaarde gepromoveerden
Wie twijfelt aan de meerwaarde van een promotie voor het voortgezet onderwijs, die kan met bijna even veel recht ook twijfelen aan de meerwaarde van een gewone universitaire graad. Met name op het VWO, dat nog altijd wetenschappelijk heet te zijn, komt de grote onderzoekservaring van doctores goed van pas.
Bij hogere inschaling n.a.v. een promotie moet bovendien niet in alleen worden gedacht aan de meerwaarde van de doctores, maar tevens aan de meerwaarde van het promoveren. Niet alleen het resultaat telt maar ook de weg ernaartoe. Een docent die naast zijn onderwijstaak bezig is met een promotie, kan zijn lessen verlevendigen met voorbeelden uit zijn onderzoek en leerlingen enthousiasme bijbrengen voor het avontuur van de wetenschap.
Een stimulans om te gaan promoveren is daarom heel nuttig. Een voor de hand liggende manier om zo’n stimulans vorm te geven is het in het vooruitzicht stellen van een hogere inschaling bij succesvolle promotie.
Laat ik mij leiden door de
Laat ik mij leiden door de situatie van vóór de Mammouthwet toen de docenten voor het VWO nog hoog en meestal universitair geschoold waren. Wat zouden b.v. de docenten Wiskunde aan de lesstof hebben kunnen toevoegen? Mijn indruk is dat de leerstof van dat vak behoorlijk vastlag. De Euklidische schoolmeetkunde was atypisch voor de moderne wiskunde en ik geloof niet dat een willekeurige doctor wel wat over Euklidès en Pythagoras had kunnen vertellen. Bij het Natuurkundeprogramma Gymnasium (mondeling eindexamen) had de docent wel een grotere vrijheid die een doctor in het algemeen gesproken misschien beter had kunnen gebruiken. Mijn niet-gepromoveerde docent wist mij toch enthousiast voor zijn vak te maken Bij het huidige docentenbestand zou die vrijheid ongewenst zijn. De enthousiaste docente Frans was een intellectueel en stak in was erudietie boven haar collega’s uit maar kreeg minder salaris omdat haar diploma’s van de Franse universiteit hier niet erkend werden. Maakt een promotie van een doctorandus een intellectueel?
De β-richting in het VWO is geen opleidingsinstituut voor research maar een opleiding waarbij kennis en inzicht in de natuurwetenschappen worden overgebracht en de daarvoor noodzakelijke wiskunde wordt geleerd. Natuurlijk hoort daarbij ook de toepassing van Natuur- en Wis-kunde in meetinstrumenten en die worden vaak bij promoties gebruikt. Een promovendus heeft vaak op een klein gebiedje van zijn vak op een hoog niveau veel erbij geleerd maar een sterke doorwerking daarvan in de klas zie ik (als niet-gepromiveerde) niet. De theorie van het promotie-onderzoek gaat waarschijnlijk de meeste leerlingen boven de pet. Bij een wetenschappelijke opleiding moet een Master al geleerd hebben om op een akademische wijze om te gaan met kennis.
Seger Weehuizen
utiliteitsdenker! 😉
Wat heeft een gepromoveerde meer te brengen dan een drs? Hoe zie je dat in de klas? Je bedoelt het wellicht niet zo, maar de vragen rieken naar utiliteitsdenken. Als je niet kunt aantonen dat het nuttig is, dan wordt het niet gewaardeerd.
Hier zie je een verrassende parallel met de nieuwe leren goeroes. Enerzijds pleiten zij voor allerlei (beroepsgerelateerde) competenties, anderzijds voor allerlei vage algemeen menselijke eigenschappen als kunnen samenwerken, flexibel zijn, luisteren naar je baas (ik bedoel “teamplayer” zijn). Daarbij gaat het er meer om om wie je bent en minder om wat je weet.
Bij HNL is dat verworden tot lege blaaskaakretoriek, maar in relatie tot een vak op academisch niveau ligt dat vaak anders. Om te promoveren heb je een veelheid aan persoonlijkheidskenmerken nodig en die kenmerken maken wie je bent. Het gaat er daarbij niet om of je je specifieke promotieonderzoek op school kunt gebruiken, dat zal als het goed is nooit het geval zijn. Het gaat er om of de persoonlijkheid die je bent een meerwaarde is voor de leerlingen van de school. Dat zal, als het goed is, wel degelijk zo zijn.
Meerwaardeverwachting
Hopelijk ter geruststelling: ik ben niet aangetast door het virus van utiliteitsdenken. Wel heb ik misschien een beetje een gekleurde kijk op het onderwijs. Als ik uitgedacht heb hoe iets in elkaar zou kunnen zitten ben ik vaak tevreden. Ik hoef niet altijd te verifiëren of wat ik bedacht heb met de werkelijkheid klopt. Ik ben blijkbaar een echte middeleeuwer; die deed ook nooit onderzoek. Si non e vero c’e ben trovato. Ik ben overigens wel gesteld op eruditie omdat die een bron van ideeën kan zijn en de geest scherpt. Ik zoek voor mijn kinderen een school die een culturele en wetenschappelijke ambiance biedt. Helder denken en formuleren maar ook kunnen spelen met de taal. Geen engagement maar akademische distantie. Ivoren Toren. ik ben geïmponeerd door de natuurwetenschappen. Zij moeten op een zo eenvoudig mogelijke wijze zo veel mogelijk ogenschijnlijk niet met elkaar samenhangende dingen kunnen verklaren. Dat eist een vertrouwd zijn met hoge abstracties. “Techniek” in N&T spreekt mij wat minder aan.
Wanneer een als leraar werkzame Master wil promoveren heeft hij zeker pit en zal zijn enthousiasme aanstekelijk op de leerlingen kunnen werken. Leerlingen kunnen zo in een wetenschappelijke loopbaan terecht komen. En als dat zo is en als Nederland zijn wetenschappers behoorlijk wil betalen is promotiebevordering van leraren door de scholen nastrevenswaardig. Wanneer het promotie-onderzoek stokt bestaat echter ook het risico dat de promovendus zijn leraarstaak laat versloffen en de docent een Versager wordt
Wat een leraar betreft die na zijn promotie de school binnengekomen is kunnen de verwachtingen voor de liefde die hij voor zijn vak koestert wat hoger liggen. Hij is dan een persoonlijkheid met meerwaarde voor de leerlingen. Maar rechtvaardigt die verwachting alleen al een hogere salarisschaal?
Seger Weehuizen
Weer eens de lerarenopleidingen
Ik weet niet of wat ik nu ga schrijven een nuttige aanvulling is op bovenstaande bijdrage van ’45, maar ik denk, geloof ik, wel in dezelfde lijn.
Ik geloof meer in de kracht van knappe mensen dan in het “denken vanuit de te behandelen stof”. Vanuit de stof denkend functioneren onze lerarenopleidingen prima: Ze leveren docenten af die in kennis één treetje hoger staan dan de leerlingen die ze voor zich krijgen. In principe is hun kennis voldoende en. toegegeven, het onderwijs van deze docenten verloopt in de regel tot aller tevredenheid. De sfeer binnen en buiten de klaslokalen is goed, de stof komt op tijd af en in de docentenkamer is het gezellig.
Toch ontbreekt er iets. Ja, wat? Het is moeilijk te omschrijven maar iedereen – juist ook de leerlingen! – voelt onmiddellijk niveauverschillen aan. Er is een verschil tussen de abituriënt van de tegenwoordige lerarenopleidingen en een docent die een pittige academische studie heeft gedaan. Die eerste brengt keurig de stof over maar doet niets meer dan dat; de tweede brengt behalve de stof ook een academische denk- en benaderingswijze over en is bovendien intellectueel weerbaar geworden (bij gymnasiumklasjes is dat laatste geen luxe!). Ook de functie als rolmodel moet in dit verband genoemd worden.
Het gaat dus, kortom, om een soort intellectuele volwassenheid en een academische benaderingswijze (en de voorbeeldfunctie; reden waarom onderwijs nooit door robots kan worden overgenomen). Malmaison noemde het ‘eruditie’, mijn woorden schieten nu even te kort;-)
Anno 2008 zeker
Zelf niet gepromoveerd en mijn academische opleiding vrij recent (tien jaar geleden) afgesloten hebbend in het besef dat wat ik daar geleerd heb een fractie is van wat een classicus in het verleden leerde -en tevens bekend met de sindsdien alweer sterk verlaagde ingangseisen voor mijn opleiding en de sterke reductie van het aantal te lezen pagina’s- zou ik willen stellen dat, bij wat de gemiddelde academische opleiding tegenwoordig nog voorstelt, een promotie zeker een meerwaarde is. Ook al daalt het niveau op de middelbare scholen navenant, slimme, onderzoeksgerichte leerlingen zullen er altijd zijn en die moeten aan hun trekken blijven komen.
Klassieke Talen slachtoffer van het nuttigheidsonderwijs
Bij Klassieke talen moeten de ingangseisen wel enorm verlaagd zijn. Vroeger was Gymnasium Alpha verplicht en daarvoor moest je enorm veel lessen Latijn EN Grieks volgen en vele schrijvers lezen en voor elke schrijver examen afleggen. Nu heb je bij de start van je studie, op een paar uurtjes in de onderbouw na, alleen maar een beetje Latijn OF Grieks geleerd.
In een leesclubje Grieks van ex-gymnasiasten lazen wij na Menten´s “Het Begin” de arkadische/herders- romannetjes van de laat-Griekse schrijvers die ook door de studenten Klassieke talen als beginliteratuur gebruikt worden. Dertig jaar geleden zou dat laatste onvoorstelbaar geweest zijn.
Promoties bij klassieke talen kunnen over het gebruik van een bepaald woord bij een bepaalde schrijver gaan of over de nuances van dat woord in een bepaalde context. Leuk om daar op de les eens wat over te vertellen maar veel schieten de leerlingen daar niet mee op. Aanvullende colleges lijken me voor de leerlingen veel “nuttiger” (hier niet in een banale betekenis gebruikt). Een studie in de Wijsbegeerte zou misschien ook niet gek zijn. Voor de leraren exacte vakken zou ik als alternatief voor een promotie een studie in de Filosofie der Natuurwetenschappen willen voorstellen.
Vak
In ben het geheel met je oneens Seger. Van een leraar verwacht ik dat deze interesse heeft voor het vak dat hij (m/v) geeft. Promotieonderzoek is een goede manier om actief met dat vak bezig te blijven. Een promotie in een studie als filosofie der natuurwetenschappen is voor een beta docent NIET met je vak bezig blijven, maar een vlucht uit je vak. Zoals een promotie in de vakdidactiek tegenwoordig de uitvlucht is uit het vak voor leraren/studenten die niet echt om het vak geven.
feeling houden met je vak
In de richtingenoorlog die in het secundair onderwijs plaats gevonden heeft heeft de club die vond dat je het onderwijs moest opleuken en dat je vakken met abstract karakter daarvoor zo concreet mogelijk moest onderwijzen de overwinning behaald. Ondanks kreten als “je eigen waarheid construeren” werden alle kinderen via de basisvorming zo veel en zo lang mogelijk gelijk geschakeld. Het Freudenthalinstituut heeft hierin een kwalijke rol gespeeld en de gevolgen van deze “culturele revolutie” zullen nog decennia lang voelbaar blijven. Het VWO heeft nu dringend behoefte aan docenten die de leerlingen stimuleren om abstract te denken en zorgvuldig te communiceren. Indien er voldoende hoogopgeleide VWO-docenten zouden zijn zou aan deze docenten grote vrijheid hierin gegeven kunnen worden. Mijn ervaring van lang geleden met het curriculum van de toenmalige THE, nu TUE, is dat de opleiding (ook zonder een akademische promotie) een voldoende hoog abstract karakter had zodat leraren op dit gebied niet hoeven worden bijgeschoold. Ingenieurs zijn daardoor ook op eigen kracht in staat zich goed aan te passen aan een curriculumverandering in het VWO. De vraag is nu wat je in zo’n geval met een bijscholingsverplichting aan moet. Ik denk dat de ene leraar graag wat colleges in zijn vakgebied zou willen volgen en de ander het leuk vind om te promoveren. Beide zijn psychologische opkikkers die gunstig doorwerken in zijn functioneren als VWO-docent. Maar of het tweede beter beloond moet worden dan het eerste betwijfel ik. Zich bezig houden met de filosofische kant van de natuurwetenschappen KAN maar HOEFT geen vlucht te zijn. Ik denk dat de kennis die een docent met grote onderwijsvrijheid daarvan heeft zijn leseen positief kan beïnvloeden. Laat vooral zelf de docent beslissen.Seger Weehuizen
’n Onderwijzer
heeft dezelfde kinderen 5 dagen per week elke dag. De docent/leraar ziet ze ’n paar keer 50 minuten per week.
De status van de leraar/docent was hoger, die van juf (of enkele meester) ook.
De status van ’n kind is daarentegen ernstig verhoogd.
Salaris niet.
terminologie
Geachte onderwijzer
U hebt me volkomen begrepen.
Status
*Hoog te paard*
Status
Leuk!
Fred de Haas
Leuk ?
*Treffend* zult u bedoelen.
Leuk?
Ja! IK vind dit ook weer leuk!