Hier staan 6 vragen uit de PABO-taaltoets. Ik heb hem gedaan en scoorde 5 van de 6 goed. Waarom haalde ik geen 10, vroeg ik mij af.
Voor mijzelf weet ik het wel. Ik ben waarschijnlijk een B-mens, mijn taalgevoel is beperkt. Wel kan ik goed met regels overweg en dingen die daar (voor mij logischerwijs) uit volgen.
Mijn probleem zijn uitzonderingen en in het bijzonder de weinig gebruikte.
Ik heb dan ook weinig problemen met fouten in de spelling van niet frequent gebruikte woorden. Wat betreft de tussen-n ben ik een volger van ‘Het Witte Boekje’ en in samengestelde woorden gebruik ik het streepje naar eigen goeddunken. Met het nationaal dictee doe ik nooit mee, ik beschouw het als een spelletje, de spelling van de exotische woorden boeit mij niet.
Wel hecht ik aan een goede zinsbouw (hoewel ik daar zelf altijd erg mijn best voor moet doen).
Ik ben behept met de soms irritante eigenschap dat ik bepaalde zaken bijna altijd zie en hoor. Zoals:
– het gebruik van ‘als’ na de vergrotende trap,
– het meisje die … ,
– ‘beluisteren’ in de betekenis van ‘luisteren naar’,
– ….
Daarom vind ik niet alle gemaakte fouten even relevant.
Ik zou graag onderscheid maken tussen spelling (van weinig frequent voorkomende woorden) en fouten in zinsconstructies.
Wat is jullie mening?
is dit alles?
’s morgens Lex,
Ik heb net als u 5 van de 6 goed, maar ja ik ben ook een B-mens, dus daarom geen 10.
De fout lag ook bij mij aan een woord/regel die niet vaak voorkomt en bovenal nog al eens verandert in Nederland. Achter de baby een ’s of wordt het nu toch weer babies.
Ja er moet inderdaad onderscheid gemaakt worden tussen zinsconstructies, spelfouten van veel voorkomende woorden en spelfouten van weinig voorkomende woorden.
“babies”
Het meervoud van baby is in het Nederlands nooit “babies” geweest. Velen schrijven al decennia dit soort woorden fout. Dit komt doordat het meervoud van baby in het Engels wel “babies” is.
dank
Beste Presley,
ik dank u voor deze opmerking. Ik denk dat het probleem is ontstaan omdat ik vrijveel met Engels doe, lees en schrijf.
nogmaals dank
engels en nederlands …
ik merk dat ik regelmatig simpler schrijf – in het Nederlands …
Dat is letterlijk
…eenvoudiger dan: simpeler (scheelt een ‘e’, nietwaar?)
Maar ik onderschrijf Blokkers stelling: als ik les zou moeten geven in het engels, dan zou het ‘natuurlijke’ er af zijn. Ik vind engels een prachtige taal- maar om daar eloquentie in te betrachten kost echt de nodige oefening. Ik begrijp niet hoe al die leraren dat doen.
Alles goed
Lekker puh…….
Zo, mn kinderachtige ik vandaag al even de ruimte gegeven. Dan kan ik de rest van de dag doen alsof ik volwassen en verstandig ben.
Inderdaad is er groot verschil in fouten. Helaas betrap ik mezelf er nogal eens op dat ik fouten die ik zelf nogal eens maak (inderdaad, tussen n-nen, afbreekstreepjes) minder belangrijk vind dan de fouten die ik van anderen zie (d/t/zinsconstructiefouten).
Overigens vond ik het moeilijkste van de test nog wel het interpreteren van de antwoorden.
Iets als:
goed GOED
fout
Zo zie je maar: taal is niet enkel spelling, maar ook communicatie
Alles goed? vroeg de Neerlandicus
In de Tweede Fase moeten leerlingen zichzelf ook nakijken met antwoordenboekjes en dat is niet altijd betrouwbaar. Ik vertrouw die uitslag van jou dus voor geen cent, 25-12-1944!
Zonder gekheid: je ziet in dit ultrakorte bestek (drie gestudeerde mensen maken zes pabovragen) al de volgende kwesties voorbijkomen: uitzonderingen, niet-frequent gebruikte woorden, de tussen-n, het koppelteken, ‘als’ na de vergrotende trap, verwijswoorden, contaminaties, meervouden en de d/t-kwestie. Ik kan u moeiteloos gek maken met nog enige tientallen. En las u ook hoe iemand als Lex de vrijheid neemt om naar (enig) believen te variëren? Taalanarchist!
Kunt u zich de onmogelijke opgave van de Neerlandicus voorstellen om de huidige populatie middelbare scholieren vormtechnisch klaar te stomen voor het hoger onderwijs? In het tiental jaren dat een leerling onderwijs krijgt op basis- en middelbaar onderwijs, worden praktisch alle regels uitgelegd, getest en getoetst, maar een minderheid (voor mijn gevoel) neemt het ter harte. Ik blijf echter volhouden dat je voorzichtig moet zijn met conclusies. Het onderwijsveld is, net als de maatschappij, ingrijpend veranderd in de laatste veertig jaar. Onze spoeling leerlingen is aanmerkelijk dunner qua intellectuele capaciteiten, waarmee het probleem overigens niet gebagatelliseerd mag worden.
…nee, niet alles…
Jacques, ik vermoed dat je gelijk hebt: iemand die zichzelf de naam van een getal geeft, en dat getal ook nog eens regelmatig ‘omkat’, die is niet te vertrouwen: hij heeft zich vast en zeker opzettelijk vergist in het Goed Fout Goed-systeem dat ze op deze site hanteren.
Ik had er vier goed: ik heb me verslikt in de baby en de troost-en. Mij hoor je dus de komende maand niet meer. Nu blijkt dat ik de taalvaardigheid heb van Doekle Terpstra zelf (wat zei hij gisteren nu ook al weer, op de radio -oh die man praat zo vreemd- iets als: we moeten diepgemotiveerd op de problemen ingaan(?)), durf ik niets meer te zeggen. Door de mand gevaalen, techen de lamb geloopen.
Het lijkt mij overigens echt een enorme klus, als je je verantwoordelijk voelt voor je werk althans, om onze jeugd rekenen (wiskunde) en taal te leren. En daar zou door de maatschappij wel eens wat waardering voor mogen blijken. Ze hebben geen idee wat jullie voor elkaar proberen te boksen, en hoe je daarbij wordt tegengewerkt door een bezuinigende overheid, uithuizige ouders en zelfzuchtige besturen.
troost
Simon schreef: “Ik had er vier goed: ik heb me verslikt in de baby en de troost-en.”
Mijn 8,3 zegt niets over de soort fouten 😉
Ik ried (bijna had ik hier ‘raadde’ geschreven) ‘baby’s’ goed en verslikte mij ook in ’troost-en’ (voorbeeld van eigen logica 😉 Dus naar eigen norm had ik er ook 4 goed. 😉
Wat betreft wat te onderwijzen, is mijn advies: leer hen de regels en vermeld de uitzonderingen. Je kunt tenslotte niet alles onthouden, er moet wat op te zoeken blijven 😉
“Omdat de afmetingen van computerbeeldschermen steeds meer formaat ‘breedbeeld’ hebben, verdient het aanbeveling ‘A4 Liggend’ tot standaardformaat voor documenten te maken.”
Alles goed?
Jacques,
je schrijft: "In het tiental jaren dat een leerling onderwijs krijgt op basis- en middelbaar onderwijs, worden praktisch alle regels uitgelegd, getest en getoetst, maar een minderheid (voor mijn gevoel) neemt het ter harte."
Is dat wel waar?
Toen ik naar de HBS ging (1955) kreeg ik daar een vooruitstrevende leraar Nederlands die met werkboekjes werkte waarin wij op een stippeltjeslijn het goede woord moesten invullen. Ik heb daar niets van geleerd en heb mijn beheersingvan het Nederlands volledig te danken aan de lagere school waar dat vak intensief traditioneel werd gegeven. Mijn kinderen hebben praktisch geen grammatica-onderwijs genoten en zeker niet op de basisschool.
Ik bedoel met deze anecdotes dat er op het citaat misschien wat is af te dingen.
Willem Smit
Maar Willem,
jij was toch psycholoog in ruste (voorzover dat ooit mogelijk is)? Kun jij nog wel weten hoe je in je moedertaalgebruik precies gevormd bent, dan wel wat je wel en niet geleerd hebt? Ik heb het middelbaar onderwijs eens horen beschrijven als een aantal aangereikte puzzelstukjes, die pas verderop in je leven op hun plaats vallen doordat je nieuwe kennis aan bestaande koppelt. Verder is het mogelijk en -gezien je verdere loopbaan- dat die leraar jou (en je klasgenoten – in 1955 nog een redelijk select gezelschap) al goed in de taal vond zitten en de tijd rijp achtte voor een hoger niveau. Ik deed op de HBS tien jaar later alleen in de onderbouw aan spelling en grammatica. Je werd geacht in de bovenbouw die kennis toe te passen in je brieven en opstellen.
Ik begrijp dat het uiterst riskant is om over alle basisscholen uitspraken te doen. Ik begrijp niet dat een inspectie toestond dat er bij jouw kinderen onvoldoende aan taalbeheersing gedaan werd. Dus ja, er is op mijn citaat wellicht wat af te dingen, al hoop ik niet heel veel!
Nee, dat kan ik mij niet voorstellen.
Jacques schreef: “Kunt u zich de onmogelijke opgave van de Neerlandicus voorstellen om de huidige populatie middelbare scholieren vormtechnisch klaar te stomen voor het hoger onderwijs?”
Nee, dat kan ik mij niet voorstellen. Dat is met mij toch ook gelukt? Of vind je van niet? Ik pretendeer niet foutvrij te zijn. Maar ik lees het geschrevene wel na en zoek dingen op als dat nodig is. Ik denk dat velen erg gemakzuchtig zijn (generaliserend) met betrekking tot o.a. taal.
Je kunt natuurlijk alles relativeren, zelfs het leven zelf (en dat doe ik ook).
“Omdat de afmetingen van computerbeeldschermen steeds meer formaat ‘breedbeeld’ hebben, verdient het aanbeveling ‘A4 Liggend’ tot standaardformaat voor documenten te maken.”
Gemakzuchtig m.b.t. taal
Ja Lex, als nou iedereen zijn geschrevene even zou nalezen, dan waren we een stuk verder en dat is een deel van de pijn van het gebrek aan schriftelijke taalvaardigheid. Ik heb mij wel de spellingdidactiek eigen gemaakt, maar gemakzucht afleren is heel andere koek. dat bedoelde ik ongeveer met de onmogelijke opgave.
dat argument begrijp ik
Jacques, dat argument begrijp ik. Blijf je best doen 🙂 Sterkte!
“Omdat de afmetingen van computerbeeldschermen steeds meer formaat ‘breedbeeld’ hebben, verdient het aanbeveling ‘A4 Liggend’ tot standaardformaat voor documenten te maken.”
Je moet het willen
Het kan pas wat worden als mensen inzien dat fouten maken dom staat (en soms ook is). Je moet ze WILLEN vermijden. Als je dat wil ben je ook niet te beroerd om het even na te kijken. Voor mijn gevoel mankeert het aan het willen. Niemand durft meer smalend te wijzen op andermans fouten. Als dat gebeurt, dan kijk je het nog wel eens extra na.
Spelling
Een ander wijzen op taalfouten is een riskante onderneming. De reden is dat niemand de Nederlandse taal perfect beheerst. Daar is deze taal namenlijk gewoon te moeilijk voor. Want immers, op elke spellingsregel is er wel weer een uitzondering. En als we dan ook nog eens om de zoveel tijd de schrijfwijze herzien en dat ophangen aan nog meer spellingregelsregels, die voor een deel niet eens goed te begrijpen zijn, dan raken zelfs mensen die de taal goed onder de knie hebben in verwarring. Het ultieme bewijs is wel het bestaan van het witte- naast het groene boekje. Populair gezegd, veel mensen kunnen er zo langzamerhand “geen chocola meer van maken”. Voor hen gaat er nog altijd maar één koek tegelijk in één pan. En dus is voor hen pannenkoek niet uit te leggen. Een ander aspect is het begrip dat er hedentendage is voor dyslexie. Kortom, we accepteren van een steeds groter wordende groep, dat deze de spelling niet goed beheerst. Datzelfde kunnen we ook van allochtone mensen in veel gevallen niet verwachten. En dan hebben ook nog de straat- en msntaal die kinderen veel stoerder vinden dan dat geneuzel op de vierkante centimeter van de leraar. En tot slot: iemand wijzen op slecht taalgebruik komt onsympathiek over. Want wat als ik reageer op bovenstaand stukje van Hinke Douma met: in jouw zin “Als je dat wil ben je ook niet te beroerd om het even na te kijken.” mis ik een letter t en een komma, dan ga ik voorbij aan de boodschap, aan de persoon en aan de goede wil van de schrijver. Dat doe ik dan ook maar niet. Want immers, Hinke hoeft mijn bijdragen hier maar langs te gaan en vindt gegarandeerd ook spelfouten van mij!
vinger op de zere plek
Je legt inderdaad de vinger op (een) zere plek.
Als ik zelf niet foutloos ben, mag ik een ander dan wel op een fout wijzen?
Mijn antwoord zou zijn: ja, natuurlijk. Anders wordt geen enkele fout meer rechtgezet.
Vanzelfsprekend is het slim om dat met tact te doen en niet op elke slak zout te leggen. Maar discussies over wat dan nog een slak is, waar de grens precies ligt zijn wat mij betreft weer onzin. Dat is aan eenieder te bepalen.
Ik zelf ben verre van foutloos, maar stel prijs op een berichtje als ik fouten maak. Ook slakken zijn welkom. Ik zal er van leren.
Wetenschappelijk en meten
Elders op dit forum wordt gevraagd of MI wetenschappelijk is. Als je nu onze discussie over de taalvaardigheid volgt -toch een vaardigheid die door iedereen dagelijks wordt aangewend- dan zie je hoe lastig het is om dingen te meten. Hinke streeft naar foutloosheid, anderen menen dat dit ideaal niet te halen is en weer anderen beweren dat er niet zoiets bestaat als ‘fouten in de omgangstaal’, want spreken en schrijven is een levend ‘gebruiksartikel’. De rapper Ali B heeft een andere taal dan de rappe Doekle T.
Toch is taal heel konkreet en kun je fouten gewoon meten. Schijnbaar bepaalt de ideologie die je hebt, je kijk op taal,- en dientengevolge je kijk op het niveau.
Dit illustreert hoe ontzettend gevaarlijk het is -spelen met vuur- als je de in een lange traditie ontstane eindniveau’s, omwille van een nieuwe onderwijsfilosofie, van de een op de andere dag afschaft. Iedereen die een beetje wil nadenken moet toch snappen dat je daarmee alles wat je hebt opgebouwd op de tocht zet?
MI is dus wel wetenschappelijk, want er wordt wel iets gemeten, maar het is niet vrij van een vooropgezette ideologie- en deze ideologie klinkt door in wat je meet. Ik heb een leuk artikel over het meten van de religieuze-MI. Wie het wil hebben is welkom. (Is wel technisch, maar zelfs al snap je al die statistiek niet, geeft het toch een aardig kijkje in de keuken).
Taalwetenschap
Simon, je schrijft: Schijnbaar bepaalt de ideologie die je hebt, je kijk op taal en dientengevolge je kijk op het niveau. Je vraagt je -denk ik- ook af of er een wetenschappelijke methode bestaat om fouten in taal te meten.
Al spoedig na het ontstaan van taalwetenschap zag men in dat die wetenschap zich moet bezighouden met descriptie en niet met prescriptie. Eigenlijk is nooit zo duidelijk gemaakt wat we aanmoeten met de natuurlijke beweging in de taal. Taal verandert, en elke verandering is, voordat hij gemeengoed wordt, een fout. Je hebt altijd een ‘zittende’ generatie met haar taalnormen, die een aankomende generatie zich vervolgens eigen dient te maken. Als ze daar lak aan heeft, of een beter alternatief heeft, dan zal de zittende generatie boos worden en zich zorgen maken (zie de fora!). Uiteindelijk past de jeugd zich wel grotendeels aan, want je komt in een aantal belangrijke sectoren (rechtspraak, bestuur en natuurlijk onderwijs -en daar is iets goed mis-) niet ver zonder ‘beheersing’ van de geldende standaardtaal. Niettemin zullen wij over twintig jaar een ander soort Nederlands horen en lezen, dus wijzigingen krijgt elke generatie er wel door!
Taalbeschouwing is dus niet ideologisch, maar sommigen verdedigen de bestaande norm vuriger dan anderen, daar kan je misschien ideologische trekjes ontwaren.
Pragmatische taalwetenschap
Eind goed al goed, Jacques. Alles komt ooit een keer op z’n pootjes terecht of houdt alles op maar eerst moet er leven in de brouwerij komen want anders verandert de samenleving in een verzorgingsflat.
Daarom een plezierig citaat van Quintilianus (1e eeuw AD). Hij vraagt zich af wat gangbaar taalgebruik eigenlijk is, (De opleiding tot redenaar, p.69):
Willem Smit
En toch “voelt” het nu anders
Door de titel verklaar ik deze bijdrage direct ongefundeerd natuurlijk… maar toch…
Ja… taal verandert. Vooral omdat er andere woorden bij komen en woorden af gaan. Dat lijkt me boor niemand een probleem eerlijk gezegd.
Verder verandert het gebruik van woorden: “hun doen dat niet goed” is nu hartstikke fout en ik hoop dat dat nog lang fout blijft, maar wellicht ooit…. en ik kan met die verandering, zei eht met moeite, een zekere vrede hebben. Het helpt dan om 100 jaar terug te kijken naar vergelijkbare veranderingen.
Maar nu is het de gewoonte om mensen niet meer te wijzen op fouten als: “dat gebeurd vaak genoeg” of “hij is de lijder van het voetbaltiem”. Ik weet niet precies waar het fundamentele verschil zit tussen deze “veranderingen” en de eerdere voorbeelden. Maar deze “veranderingen” vind ik gewoon domweg fout.
Misschien heeft het te maken met de wens tot eenduidige voorschriften (ook al beschrijft de taalwetenschap en schrijft zij niet voor), misschien heeft het te maken met de snelheid van veranderen. Misschien heeft het te maken met osn (mijn) idee dat dit geen “gewone” veranderingen zijn, maar voortkomen uit domheid. En daar wil ik me niet aan conformeren natuurlijk.
Ik zij hed al. Enkel gefoelsmoatig … maar tog… erregus hep ik wel gulijk. Foel ik.
Het voelt beslist anders….
….(en zonder nou paternalistisch te willen zijn) want in zowel de bijdrage van Willem Smit en in die van jou ervaar ik nu ‘de mildheid van wijze mannen’ …ahem, terwijl wij voorheen nog wel eens stekelig en geprikkeld de pennestrijd voerden.
Het lijkt of we hebben vastgesteld hoe de verhoudingen liggen tussen ons, als behoeders van wat wij menen dat goed Nederlands is, en de aanstormende jeugd. Nu treft mij opeens dat citaat, door Willem Smit aangehaald: wat die Quintilianus daar zegt, geldt natuurlijk voor ons allemaal. Tegelijkertijd was het natuurlijk een ouwe zak, net als wij allemaal en ouwe zakken gaan zich ergeren aan de jonkies.
En dan formuleer jij, 25-12-1944 (volgens mij kan die datum iets vooruit, gezien alle alarm in de media) het dilemma als een man van 2000 jaar later: waar houdt de natuurlijke taalverandering op en begint de domheid?
Het is deze houding die een maatschappij dient in te nemen t.a.v. deze kwestie: zich zeer bewust rekenschap geven van de vraag: wat is de waarde van dit cultuurgoed, de moerstaal? (En dus niet de kinderen onze taalnormen door de strot duwen of het onderwijs de schuld geven en mensen selecteren op het feit of ze de d/t beheersen.) Nee, uitstralen en laten zien wat de kwaliteit is van goed Nederlands, zodat ze begrijpen dat het na een eeuwenlang verander/verbetertraject inmiddels heel goed functioneert. En als ze zelf een aanhangsel willen maken om al hun moderne rommel mee te benoemen, mag allemaal. Maar liefst met je tengels van onze goeie ouwe taal afblijven.
Zei de oude zak.
En nu weer gezamenlijk op de barricaden – de strijd voor goed onderwijs is nog niet gewonnen!
Allochtonen en spelling
Interessant dat je deze aspecten er even bij noemt, Jan. Als je ze aan een klas moet uitleggen, ontdek je hoe verschrikkelijk sommige regels zijn.
Bij het woord ‘allochtonen’ moest ik overigens denken aan mijn eigen ervaringen en de discussie die elders nogal heet werd gevoerd. Ik stelde daar dat moedertaalgebruikers (native speakers) zo anders met hun taal omspringen OMDAT het een moedertaal is en dat Nederlands geven zo anders is dan Engels of Frans. Hoeveel we er ook aan doen, veel autochtonen zijn nonchalant, want ze redden zich immers prima! Wist je dat mijn allochtone leerlingen beter scoren op spellingtoetsen dan de autochtone? En dat zij de werkwoordspelling doorgaans tot in de puntjes beheersen? Kennelijk is onze spelling vooral voor onszelf moeilijk!
Ook treffend is je observatie dat een ander wijzen op slecht taalgebruik onsympathiek overkomt. Je (moers)taal dat ben je zelf, je taal is je identiteit en kritiek op je taal treft je in je ziel.
de t, de t, de eeuwige t
Hallo Jan,
Omdat mijn stukje tekst speciale aandacht krijgt ga ik er even op in. Willen is een woord die volgens mij niet aan de normale plus-t regel voldoet (hij wil en niet hij wilt). Als geschoolde moedertaalspreker voel ik de zinsnede ‘Als je dat wilT ‘ als gekunsteld. Ik spreek dit meestal ook zelf niet uit. Met de komma kan ik het eens zijn, maar het gebruik van komma’s is niet gereglementeerd.
De essentie van mijn bijdrage blijft verder gehandhaafd. Mij gaat het er niet om dat de spelling geheel foutloos is. Ik zou een slecht leven hebben met het taalniveau van mijn leerlingen. Wel vind ik dat we zorg aan onze taal moeten besteden, omdat we anders echt steeds verder afdrijven. Al redelijk snel komt de begrijpelijkheid in gevaar.
Ik heb de hele dag verslagen van mijn leerlingen zitten nakijken: een tekststuk als:
mijn werkzaamheden zijn de gewone werkzaamheden ik krijg moeilijke klusjesmakkelijke klusjes het verschild ik moet gewoon meedoen stilstaan zit er niet in en dat wil ik ook niet wil gewoon net als de rest functioneren in het bedrijf en niet als het niets kunnende leerling rond lopen ik wil zoveel als mogelijk leren en doen.
is slechts met grote inspanning te lezen.
Deze (bouw) leerling kan in principe leuk schrijven, maar is echt te beroerd (of heeft het nooit geleerd) om punten en hoofdletters te plaatsen en kritisch over zijn zin na te denken. Helaas is hij ook de enige niet.
‘(…)woord DAT(…)’. Mij
‘(…)woord DAT(…)’. Mij klinkt ‘jij wilt’ trouwens als verzorgd in de oren, net als ‘jij kunt’. Excuses voor de pedanterie… als dat woord bestaat.
Link: al 10 jaar is schrijven een probleem
…en let op de rol van het hoger onderwijs:
www.volkskrant.nl/binnenland/article388725.ece/Slecht_spellen_al_jaren_een_probleem
het werkelijke probleem
Eén zin in het artikel blijft hangen: ‘Juist onder druk van het hoger onderwijs is ons de afgelopen jaren een aantal vakken door de strot geduwd, zoals verzorging en techniek. Dat gaat natuurlijk wel ten koste van de aandacht voor andere vakken.’
Hier pleit de leraar Nederlands zichzelf vrij. Hij kon er ook iets aan doen. Net als Slagter. Ja maar Doekle, het moest toch van jullie?
En alle parlementariers: Kijk, we hebben fractiediscipline en dan luisteren we naar de specialisten. En tussen die braverikken pakken enkelen op simpele manier de macht en de pegels. En we stonden er bij en keken er naar. Verstandig en tot compromissen bereid als altijd.
Ik vraag me steeds meer af waar Nederland de naam vandaan heeft om een vrijgevochten bende te zijn. Waar iedereen gewoon doet waar hij zin in heeft.
Misschien zijn er twee soorten Nederlanders: de aangepaste brave werkers (van congierge tot manager) die braaf doen wat ze wordt verteld. Luiteren naar de baas. Allemaal ter meerdere eer en glorie van de eigen carriere, uit pure lafheid of een combinatie van beide. En verder inderdaad een fiks aantal onaangepasten, vaak aan de onderkant van de maatschappelijke ladder.
Correctie: drie soorten: de Doekles en de Salgters zijn een slag apart: het lukt ze boven te komen drijven.
En nu? Nu is er een probleem. Een deel van die brave borsten die tot nu toe altijd, wellicht schoorvoetend, gewoon hebben geluisterd zijn plotseling erg onwennig ongehoorzaam geworden en hebben zich verenigd in BON.
De rol van het hoger onderwijs…
De meneer die in het Volkskrant artikel kritiek heeft op het hoger onderwijs heeft een erg rare kijk op dat hoger onderwijs.
De invoering van verzorging en techniek was een hobby van een heel klein groepje politici en onderwijskundigen. Het hoger onderwijs als geheel had hier geen donder mee te maken. Invoering van het studiehuis: idem dito.
Het is waar dat de mensen in het hoger onderwijs harder hadden moeten protesteren tegen deze flauwekul, maar dat geldt zeker ook voor de mensen in het voortgezet onderwijs.
Het falen van het basis en voortgezet onderwijs geheel afschuiven op het hoger onderwijs is een gotspe.
De opgevoerde persoon in het volkskrant artikel heeft het op een ander punt wel goed gezien: “een overheid die ander onderwijs wil, hoeft alleen maar het examen te veranderen. Wij leiden op voor een examen zoals de overheid dat vaststelt.”