In januari 2009 verscheen het WRR-advies over schooluitval getiteld Vertrouwen in de school (WRR-rapport nr. 83). Dit advies gaat over maatregelen om het aantal voortijdige schoolverlaters terug te brengen. De nadruk ligt bij de groep leerlingen waarvan de uitval het moeilijkste te voorkomen is, de zogenaamde ‘overbelaste’ leerlingen: kwetsbare leerlingen met een opeenstapeling van problemen.
Een van de grootste problemen in het Nederlandse onderwijs is het grote aantal leerlingen dat voortijdig de school verlaat. Dit raakt niet alleen de direct betrokkenen, maar leidt ook tot aanzienlijke maatschappelijke kosten. Daarom is de WRR in 2007 gestart met het onderzoeksproject ‘schooluitval’. Uit internationale studies blijkt dat enkele vergelijkbare landen minder schooluitval kennen. Het is dus de vraag of de Nederlandse aanpak van dit probleem wel de juiste is.
Binnen het project ligt de nadruk op de jongeren die graag een diploma zouden halen maar door overbelasting niet de eindstreep halen. Schooluitval is bij deze ‘overbelasten’ het gevolg van een optelsom van risicofactoren. Niet alleen matige of slechte prestaties op school, maar ook sociaal-emotionele problemen, een instabiel thuisfront, gebrek aan steun vanuit de omgeving, mogelijke verslavingsproblemen of schulden, et cetera. Schooluitval is bij deze jongeren regelmatig de voorbode van maatschappelijke uitval.
In het WRR-rapport dat op 26 januari 2009 verscheen, staat de vraag centraal welke aanpak het beste is om schooluitval onder overbelaste jongeren tegen te gaan. En wat kunnen beleidsmakers en (school)bestuurders doen? Het rapport is gebaseerd op een groot aantal gesprekken met direct betrokken professionals en anderen dicht achter de frontlijn, aangevuld met een uitgebreide literatuurstudie.
Pieter Winsemius, dit weekend in NRC en gesprekspartner in Buitenhof, is na het afronden van zijn ministerschap in april 2007 weer benoemd als WRR-raadslid.
Wie is er gek?
De onderwijsjournaliste Anja Vink heeft geschreven dat 5 % van de leerlingen van een zwart MBO er voor zorgt dat daar slechts gedurende ⅓ deel van de lestijd les gegeven kan worden. Als haar waarneming klopt lijkt het mij onwaarschijnlijk dat zo’n school nog wat voor de zachtaardigere zorgleerlingen kan doen.
Seger Weehuizen