Prof Dick Thoenis en de kenniseconomie

Het verhaal van Prof. Thoenis is grotendeels juist maar verontrustend is de zin “Een andere kwalijke ontwikkeling is dat leerlingen op een te vroeg moment in de opleiding moeten kiezen tussen vakken en richtingen, waardoor kinderen op jonge leeftijd hun toekomstige ontwikkeling vergaand kunnen blokkeren”. Er zijn immer nog veel mensen die kinderen van uiteenlopende denkniveaux na hun twaalfde nog jaren lang bij elkaar willen houden. De motieven daarvan lopen uiteen bevordering van een egalitaire samenleving, het doortrekken van gepast onderwijs naar het secundair onderwijs (toepassing van het idee daarbij is dat leerlingen door zelfstandig werken altijd efficiënt op hun eigen niveau bezig kunnen zijn) en, waar de uitspraak van Ploenes op lijkt te wijzen, het verloren gaan van laatbloeiers. Bij dat laatste kan de invloed van het ouderlijk milieu ook een rol spelen.

Pof. Thoenis noemt niet over welk vroeg moment hij spreekt. Op hun twaalfde worden de kinderen vooral geselecteerd naar niveau en wat er voor de leerling te kiezen valt gaat slechts bij neerwaartse richting. Een paar jaar later moet echt een richting gekozen worden. Vroeger had je nog het einddiploma Gymnasium-β waarmee je alle kanten op kon gaan en de meer exacte profielen geven nog steeds het meest toegang tot verschillende studies.

Er moet een “hoog-VWO” komen waarvan het meest opvallende is dat alle elementen die in de onderbouw VWO gestopt zijn om de basisvorming mogelijk te maken of op- of af- stromen te vergemakkelijken weggesneden zijn. Goede leerlingen kunnen dan van het allereerste begin op het goede niveau werken en er kan klassikaal worden les gegeven. Dat helpt om het aantal β-studenten op de universiteiten te vergroten.

Voor op-stroming kunnen op een paar scholen sluisvaartklassen opgericht worden om laatbloeiers naar een hoger secundair onderwijsniveau te tillen.

β-studies worden als moeilijk beschouwd en iemand die in staat is om een harde β-studie te doen kan ook bedrijfskunde, management, business, belatingrecht of voor advocatuur studeren. Een aantal potentiële β-studenten zullen voor het grote geld kiezen i.p.v. voor een lab en een boterham met tevredenheid. Aan het feit dat bedrijven goedkoper uit zijn met buitenlandse onderzoeklaboratoria maar de Nederlandse samenleving als geheel meer gebaat is bij binnenlandse laboratoria hebben de meeste potentiële scientists geen boodschap. Misschien heeft Nederland wel meer aan grote staatsbedrijven waarin onderzoekers niet minder verdienen dan managers dan aan grote particuliere bedrijven waarin managers en bestuursleden als zetbaas vsn de aandeelhoeders vorstelijke salarissen verdienen.

1 Reactie

  1. Seger, je begint je verhaal

    Seger, je begint je verhaal met "Het verhaal van Prof. Thoenis". Welk verhaal van Prof. Thoenis? Waar gepubliceerd?

Reacties zijn gesloten.