Jammer genoeg mag het kopiëren niet meer, maar in de NRC van heden (18-10-’08) staan twee lezenswaardige opiniestukken van Leo Prick en Ton van Haperen over orde in de klas.
Prick denkt dat er tegenwoordig meer ordeproblemen zijn dan vroeger, en hij verklaart dat uit de veelheid van orde-opvattingen binnen één school: elke leraar handhaaft alleen de regels die hem zelf goed uitkomen.
Van Haperen vindt al dat gezeur over regels maar bijzaak, en roept ‘gewoon goed lesgeven, dan volgt de orde vanzelf’.
Ik ben veel meer geneigd met Prick mee te gaan, vooral omdat de mening van van Haperen eigenlijk een beetje goedkoop is; omdat niemand precies kan aangeven wat goed lesgeven nu eigenlijk is kan je zijn redenering makkelijk omdraaien (zoals hij in zijn stukje zelf ook doet): als iemand orde heeft, dan geeft hij DUS goed les. Een kringredenering dus.
Wat Prick overigens wél over het hoofd ziet, is dat er bij het handhaven van schoolbreed afgesproken regels (petten, jassen, eten, drinken, mobiele telefoons) soms regelrechte tegenwerking van de directie is. Reden: angst voor boze ouders. Zoiets is natuurlijk de doodsteek voor elk beleid op het gebied van regels.
Reacties zijn gesloten.
m.i. niet noodzakelijk in tegenspraak
Beste Bernard,
Volgens mij kunnen beide opvattingen prima naast elkaar leven. Prick spreekt meer over orde sec en zegt iets over een verschil tussen vroeger en nu. Van Haperen steunt meer op de inhoud van de lessen, waardoor orde kan ontstaan. Ik zie beide een andere situatie beschrijven en heb niet de behoefte te kiezen tussen de twee.
Groeten,
Ralph
Van Haperen zit er vét naast
Van Haperen zit er echt vét naast. Orde ontstaan zeker niet vanzelf als je je stof goed beheerst en als je goed kunt lesgeven. Orde kunnen houden is moeilijk. En vooral: het is moeilijk leerbaar. Het lijkt er veel op dat je het hebt, of je hebt het niet. Zeer veel goedwillende beginners haken af op dit probleem. Ooit begon ik in een groepje van 10 nieuwelingen op een VO-school. We werden echt goed begeleid en ondersteund, maar aan het eind van dat jaar was minder dan de helft nog over. Dat waren geen krukken die hun vak niet verstonden (zoals van Haperen suggereert), maar mensen die niet meer sliepen vanwege het ordeprobleem. Dertig tweedeklassers in het gareel houden en iets laten leren is enorm lastig. Zeker als de meeste ouders én de media vertellen hoe popijopi je bent als je de leraar kunt pesten, kun spieken, gein kun trappen ten koste van de leraar enz. enz. Daar is niet tegenop te boksen. De jeugd van vandaag kent zichzelf en heeft geeneens zin om het nog te proberen. Je zou ze bijna gelijk geven als je niet wist hoezeer het de moeite waard is om die eerste paar loodzware jaren door te komen en te overleven.
Wangedrag en consequenties
Dat hele orde houden blijft een ontzettend belangrijk onderwerp, maar ook ingewikkeld om te analyseren en daarom een glibberig discussieonderwerp.
Ik begin even van de kant van de leerling.
Op zich lijkt het me gezond dat mensen over het algemeen ook enigszins opstandig in elkaar zitten; het kunnen en durven aanvechten van autoriteit heeft zo z’n nut in een samenleving. Alleen maar onderdanigheid leidt tot grote problemen. Ook op school heeft het nut: ordeproblemen kunnen een spiegel voor je zijn: je bent bijvoorbeeld misschien te onduidelijk, afstandelijk, of saai bezig. Het kan ook een spiegel zijn voor de samenleving. Pubers hele dagen in grote, overbevolkte schoolgebouwen zetten, lijkt me niet zo natuurlijk, en daar komen problemen van; ik kan me daar iets bij voorstellen.
Natuurlijk is dit lang niet het hele verhaal; de dingen die Hinke noemt zijn ook voor mij maar al te herkenbaar.
Het meest opmerkelijke wat ik heb meegemaakt, was dat een schoolleider die mijn les wilde gaan observeren, het lokaal binnenstapte (waar ik op dat moment géén orde had), zorgde dat iedereen recht ging zitten en z’n mond hield, en mij m’n les liet vervolgen. Zijn toelichting achteraf: “Ja, dat doe ik altijd even, anders kan ik niet zien of je kunt lesgeven. Bovendien zou ik er anders ook raar op aangekeken worden.” Hij drukte me verder op het hart om baldadige leerlingen er voortaan snel uit te sturen; hij zou dat de rest van het jaar afhandelen; ik hoefde daar verder niet naar om te kijken. In de loop van dat schooljaar ben ik een stuk beter geworden in orde houden. Daardoor krijg je ook weer ruimte voor betere lessen, en voorkom je weer problemen. Ik ben die schoolleider nog altijd enorm dankbaar; hij heeft mij ook zoveel mogelijk met rust gelaten, omdat hij zag dat ik dat nodig had.
Langzaam begin ik beter te begrijpen hoe het werkt. Het heeft bijv. ook met contact te maken. Is het contact goed? Maak je echt contact? Loop je niet alleen grenzen te stellen? Zoals ik een coördinator pas hoorde zeggen: “eerst contact, dan contract”. En daar zit wat in; het is één van de vele aspecten die er spelen.
Maar ik vind daarnaast ook dat in Nederland veel te veel wangedrag geaccepteerd wordt. Leerlingen weten dat ze toch weinig te vrezen hebben. Het is veel te veilig; bij het vakken vullen in de supermarkt laten ze het wel uit hun hoofd om te gaan klieren. Ik vind dat leerlingen die zich blijven misdragen, en zo het onderwijs beschadigen, veel sneller en makkelijker van een school verwijderd moeten kunnen worden. Docenten, en zich doorgaans normaal gedragende leerlingen, en hun ouders, hebben óók rechten; daarnaast lijkt me tijdelijke of permanenten verwijdering voor de betreffende leerlingen zelf ook beter. Als de school geen uitlaatklep heeft, worden de docent, en al die leerlingen die zich hier ook onveilig bij voelen, het afvalputje. De balans is op dit moment al langere tijd compleet zoek, en dat is één van de vele oorzaken van het tekort aan docenten.
Em70: alles op een rijtje
Prettig, dat u zo precies mijn gedachten heeft geordend.
Bij het vakkenvullen kan je gewoon vertrekken als je praat en niet werkt; als je het vertikt om de bedrijfskleding te dragen: idem; niemand glimlacht, vraagt wat er aan de hand is, laat je uitpraten (zie bijdrage van vercors hieronder) enz. Nee, je bent ontslagen. Wonder boven wonder weet onze opstandige pubergeneratie zich moeiteloos aan dat onmenselijke, begriploze regiem aan te passen. Hoe kan dát nu?
Hoewel ik zelf dezelfde vriendelijke, geduldige ordemethode toepas, ben ik er diep in mijn hart nogal ongelukkig mee. Waar is al dat geduld eigenlijk goed voor? Waarom zou er in een les tijd verspild moeten worden aan een discussie over petten?
Minder geduldig zijn!
Ik denk dat het mogelijk is om de grens van je eigen geduld vast te stellen en te handhaven. Tenminste in redelijk normale situaties. Kinderen leren net hard genoeg voor een zes en ze gedragen zich ook net braaf genoeg om geen echt probleem met de docent te krijgen. Waar die grens van de zes is, waar de grens van braafheid ligt, dat maakt de kinderen niet veel uit. Als men maar het idee heeft dat je daar serieus mee omgaat.
Bij de ene leraar is het veel rustiger in de klas dan bij de andere, de ene leraar stelt hogere eisen dan de andere. De ene les is het ook rustiger dan de andere, zelfs bij dezelfde leraar en dezelfde klas. Kinderen kunnen daar in het algemeen uitstekend mee omgaan. Die verschillen zijn ook helemaal niet zo erg, mensen verschillen, vakken verschillen, werkvormen verschillen. Natuurlijk is het op een chaotische school veel moeilijker om strenge eisen aan braafheid te stellen, je hebt wel degelijk te maken met de algemene cultuur op zo’n school. Maar ik denk dat de lat hoger kan en de werkhouding van een klas vaak beter kan zijn. Het is een kwestie van je eigen grenzen bewust anders stellen.
Ten overvloede: dit klinkt allemaal alsof het makkelijk zou zijn, dat is het helemaal niet altijd. Maar de verschillen tussen een school in België en in Nederland zijn enorm. En ook in België zijn er allemaal kinderen met problemen en ook in België is het nu 2008. Maar de kinderen stellen zich na het speelkwartier in rijen op en gaan geordend de klas is (basisschool). Men vindt dat heel normaal. Normaal: het woord zegt het al: wat is je norm. In Nederland heerst de cultuur dat die norm niet bepaald wordt door de leraar, maar in overleg en dat die norm ook maar vervelend is, en eigenlijk ook geen echte norm, je mag best afwijken. Dus stelt de school die normen niet.
pubers & orde in de klas : “de puber snapt er niks van”
De Volkskrant [van zaterdag 18 okt 08] heeft een interview met Eveline Crone (psycholoog ontwikkeling aan de universiteit Leiden), naar aanleiding van haar recente boek “het puberende brein”. Ook elders in de media kreeg het aandacht.
Door IMRI scans toont ze aan dat gevoeligheden, begrip, vaardigheden in pubers anders worden ontwikkeld (“aangelegd”) dan volwassenen verwachten. Ontwikkeling van cognitieve vermogens, emoties, rationaliteit en begrip verloopt a-synchroon. Crone laat zien wáár (in de hersens) die faciliteiten worden aangezet, én dat ze niet aan elkaar gekoppeld zijn in wat volwassenen als logische volgorde beschouwen.
Haar werk geeft a.h.w. de topografie weer van puberaal gedrag. Weliswaar niet de chemische reacties in het brein, maar toch opmerkelijk : de topografische kaart van hersen-activiteit, hoe diverse vermogens in kinderen zich ontwikkelen.
Overigens : geen wonderbaarlijke conclusies. Haar resultaten sluiten naadloos aan bij vroegere opvattingen over educatie en ontwikkelingspsychologie. Ik denk weer aan onderzoek door bijv. Piaget, die hier interessante dingen over heeft gezegd.
Blijven de m.i. belangrijke conclusies, niet alleen omtrent pubers maar juist ook v.w.b. kleine en heel kleine kinderen :
[1]
gevoeligheid om te leren verschuift met de jaren, en deze gevoeligheid is nu te traceren naar leeftijd ;
[2]
taalgevoeligheid, bijvoorbeeld, is veel groter bij 2 tot 6 zesjarigen dan bij 10 tot 16 jarigen ; wat andere lesroosters mogelijk maakt ;
[3]
gevoeligheid voor maat, toon, rhythme, muziek, is in kleine kinderen veel groter ; verbanden tussen muziek, rekenen, taal leren evident ;
dus : vroeg beginnen met talen en rekenen ;
maarten
Van Haperen’s zwakte
Ik begrijp de gedachtengang van van H. ook wel: wanneer je een inhoudelijke kluns bent die niets te melden heeft, ja dan zal het helemáál moeilijk worden om orde te houden.
Maar stel u nu voor dat van Haperen op een nieuwe school moet beginnen. Hij heeft geen eigen lokaal en treft, vlak na de bel, de complete klas voorzien van petjes, jassen en genoeg proviand om de hongerwinter door te komen op de tafels zittend en liggend aan. Wat doet van Haperen dan? Gaat hij dan ‘gewoon goed lesgeven’?
van H.
Ik denk dat van H. verbaasd de klas binnenstapt, enorm gaat lachen, niet boos worden, geen ergernis tonen, vriendelijk vragen wat er aan de hand is,iedereen die wil spreken daartoe de kans geven, en wanneer niet een leerling nog iets te melden heeft,met een glimlach wachten tot het echt stil is, en dan meedelen dat hij onder dergelijke omstandigheden nog nimmer heeft gewerkt, en dat hij dat ook op deze school zo wil houden. En dan begint hij gewoon.Het lijkt heel simpel.Helaas is het niet iets wat gemakkelijk aan anderen is over te brengen. Op dit forum is wel eens gezegd dat het een kwestie van persoonlijkheid is, een groot woord, maar er zit wel wat in.
Inzake persoonlijkheden
Maar van Haperen lost zo wél eerst zijn ordeprobleem op (als ze tenminste na zijn rustige woorden braaf allemaal doen wat hij wil) en begint niet met ‘gewoon goed lesgeven’.
Het punt wat Leo Prick maakt, is dat het docentenvak de laatste tijd sterker afhankelijk is geworden van dergelijke tamelijk persoonlijke eigenschappen; wanneer een school als geheel een set uniforme regels grondig zou handhaven zouden ook mensen die wat minder geduld of tact hebben vlot aan het ‘gewoon goed lesgeven’ kunnen beginnen. En dan zal blijken dat die eigenlijk óók prima kunnen lesgeven. Geen gering voordeel in deze tijd van tekorten.
Het lijkt me niet zo moeilijk
om op dit forum te vertellen, dat ’n beetje persoonlijkheid, weinig moeite met ’n klas vol probleemgevallen heeft. ’t Lijkt me wel moeilijk voor ’n gewone leerkracht.
En toen?
het orde-probleem van prick en van van Haperen
Beiden hebben gelijk, vanuit hun standpunten gezien. Ze vergeten, een factor te noemen die wezenlijk bijdraagt aan rust, orde, de leeromgeving op school.
Hoe ? Ik was onlangs weer een keer in de scholen (BO en VO) waar onze kinderen zijn geweest.
Beide waren kleine scholen, de basis-school met 200 kinderen, het VO met 600 adolescenten. Er was (nog steeds) een hechte verbinding tussen de klas, de leerkracht en de ouders.
De sleutel is : KLEINE, zelfstandige scholen. De leraren maken er de dienst uit, de directeur (die ook les geeft, maar minder uren) faciliteert in plaats van directeert. Het leraren college bestaat, ruwweg de helft, uit ervaren docenten ; de andere helft, weliswaar bevoegd, maar beperkt ervaren, is, pedagogisch (misschien ook vaktechnisch) gezien, “in opleiding”. Het college fungeert als één blok, waarbinnen niettemin allerlei meningen worden uitgewisseld (uitgevochten soms).
Derhalve : KLEINE, zelfstandige scholen. Die kunnen cluster-gewijs ondersteund worden door een facilitaire dienst, die ook de draad met de overheid onderhoudt.
Zulke scholen, wordt gezegd, zijn te klein om zelfstandig te overleven. Onzin. Ze kunnen vanzelf associaties aangaan met scholen in de buurt of van gelijke signatuur, om het les-aanbod zo breed en compleet te laten zijn als wenselijk is.
Kleine scholen in associatief verband zijn, behalve effectief, ook goedkoper.
Interessant detail, nu de banken crisis in afzienbare tijd over zal gaan in een depressie. Het zal erom spannen, organisaties goedkoper en efficienter te laten werken. Kleine scholen kunnen dat.
maarten
Wakker
worden.
Het onderwijsschip vaart (net als de Titanic) gestaag door richting ijsbergen. Deden ze in Ijslandse bankzaken ook.
Kleine scholen worden juist gedwongen om te fuseren. De basisschool “eenpitters” wordt ’t leven steeds moeilijker gemaakt.
Kleine scholen, beste Maarten, sterven sneller uit dan de ijsvogel terugkwam.
klijne scholen
IJsland, ijsberg , ijsvogel maken duidelijk dat klijn is fijn maar niet te klein.
(zoals reikwasik)
Wat is een goede norm voor de diverse schooltypen ?
Daar moet toch iemand ooit ergens op gepromoveerd zijn.
Twee docenten per niet te grote basisklas (zoals in Italie ?) klinkt niet slecht.
de goede norm van klijne sgolen
Er was eens een tijd, dat de mensen van nature wisten hoe zaken in elkaar steken. De Basis School was gewoon de lagere school, en op het platteland kwamen de kinderen op klompen ; lang geleden.
Nu weten de mensen niet meer dat plattelandskinderen op klompen kwamen, en elkaar met de klomp op hun kop sloegen als dat zo uit kwam. Nu zijn er messen, steektuig, soms schiettuig, en, oh, internet.
Niet dat klompen essentieel waren. Meer de metafoor voor intuitief weten vroeger. Tegenwoordig is de superieure wijsheid dat een promotie bewijst wat als vermoeden bestond. De universitaire promotie is het volkse klompen-vermoeden opgevolgd.
Hoe nuttig de universiteiten (4 miljard) waar promotie-slaven de dingen schrijven die we allang wisten. Hoe geruststellend ook : de een of andere promotor-tor die zijn zuur betaalde zegel hecht aan de vlijt van een terzake onbenullige promovendus, aan een “brandend” vraagstuk gesnuffeld.
In casu : wat is de optimale grootte van een school ?
Voor [1] kleuters (de freudiaanse onthechting meegerekend) ; [2] BO-klanten ; [3] in de door klimladders verbonden VO onderwijstakken ? Om [4] over hbo en het zichzelf bevruchtende WO maar te zwijgen.
Nu – de promovendus mag het zeggen, het hooggeleerde zegel eraan gehecht. En wat een paradijselijk vooruitzicht : een volgende promovendus zal zich buigen over [5] de voor- en na-schoolse kleuteropvang.
Nog jaren werk – schepen vol geld – de zilvervloot van Piet Hein verbleekt erbij.
Hoeveel kippen gaan er in een ren ? Kan het ook gewoon ? Ja.
In een school kennen de leerlingen de leraren, en andersom. Een lagere school heeft dan 200 of 300 leerlingen ; niet 600 of 800. Een kleuterschool minder, de helft of zo. Een middelbare school kan tot 600 of 900 leerlingen gaan, mits de organisatie deugt ; niet 2000. Vak-onderwijs wat minder dan 600 of 1000 leerlingen, want intensiever contact. Met het HBO en HO is dat anders gesteld, maar dat is onderwijs, de pubertijd voorbij.
maarten
Basisschool: elke klas 25-30
Basisschool: elke klas 25-30 kinderen, 8 klassen maakt 200 – 240 leerlingen
Middelbare school is het niet zo rechttoe rechtaan, maar per leerjaar 3 tot 6 groepen van 30 geeft, 360 – 1080.
Een iets andere benadering, uitgaand van de docenten. Minimaal drie per sectie, 10 vakken dus 30 docenten. Zonder tussenuren heb je dan 30 klassen nodig (750-900 leerlingen).
wakker geworden (Leo)
Ik ben klaar wakker : kleine scholen hebben de toekomst.
Kleine scholen zijn scholen waar de leraren alle leerlingen kennen ; en andersom ; waar geen plaats is voor directeerders, manasjeerders en andere profiteerders.
“Eenpitters wordt het leven steeds moeilijker gemaakt”. Daar valt wat op te verzinnen : de moeilijkmakers het leven moeilijk, ja onmogelijk maken.
Kleine scholen zijn goedkoper dan grote – nog afgezien van het maatschappelijk effect.
Het maatschappelijk effect van grote scholen en grote school-organisaties wordt langzamerhand desastreus : ontwrichting, fragmentatie, anonimiteit, animositeit, ont-individuatie.
De heersende, waanzinnige hang naar grote scholen gaat nog eens veel geld kosten in de toekomst – ontsporing, ontwrichting.
Scholen zijn géén electriciteitscentrales, geen olie-raffinaderijen, geen banken, geen autofabrikanten, vliegtuigbouwers, geen krantenpapiermachines en geen afvalverwerkende installaties ; het zijn ook geen onderwijs-ministeries, zelfs geen opleidingsinstellingen voor ambtenaren. Scholen zijn ook geen sociale wangedrochten zoals mega-steden, Sao Paulo, Delhi of London. Pedagogie gedijt niet in een anonieme omgeving. Zo gezien is de bankencrisis het vroeggeboren zusje van de onderwijscrisis, waarvan de kwalijke voortbrengselen nog niet tot iedereen zijn doorgedrongen (nadenkertje).
maarten
Het streven naar kleine
Het streven naar kleine scholen zou m.i. een wervende kracht voor het lid worden door ouders van BON kunnen zijn. Bovendien willen ook veel leraren graag op een kleine school werken. Helaas zou “het streven naar kleine scholen”als kernpunt moeilijk tussen de andere kernpunten van BON passen. In een kleine school horen zeker geen managers thuis en wat moet je dan met het kernpunt “het management moet in dienst staan van het primaire proces”?Seger Weehuizen
Ook op een kleine school zal
Ook op een kleine school zal er iemand de baas moeten zijn. Op het PO de bovenmeester of hoofddocent bijvoorbeeld. Bij voorkeur de leraar in de laatste klas, zodat hij ook goed toezicht kan houden op de kwaliteit die hij aflevert. Deze staat dan ook zeker in dienst van het primaire proces.
Of het de orde problemen oplost: ik weet het niet. Wat ik hier al veel lees, dat het eigenlijk een maatschappelijk probleem is, denk ik ook.
“natuurlijke” bazen
In het vroegere voortgezet onderwijs was het hoofd van de school, meestal een rector of rectrix, meetal een oud-leraar van hetzelfde schooltype. Hij had als leraar zijn sporen verdiend en had mede daarom een natuurlijk gezag. Zijn ervaring als leraar was meestal ook voldoende om een goed schoolleider te zijn want “Den Haag” delegeerde maar weinig verantwoordelijkheden naar de scholen. Dat moet ook zo weer worden.
Ordelijk gedrag is zeker een maatschappelijk probleem maar een school hoeft zich daar niets van aan te trekken. “De leerling is veranderd dus daarom moet het onderwijs veranderen” is een bewering die zo kort door de bocht is dat haar waarde nihil is. Een leerling die toegelaten wordt op een school moet zich aan de regels van die school houden en als de leerding dat pertinent en permanent weigert moet hij van die school weggestuurd kunnen worden. Dat is het belang van de welwillende leerwillige leerling. Niet de school maar de maatschappij moet het probleem van onwillige en zich misdragende leerlingen oplossen.
Op kleine scholen is het voor leerlingen gemakkelijker om zich lid van een schoolgemeenschap te voelen en zich navenant te gedragen. Een “wij”-gevoel t.o.v. de medeleerlingen en de andere leden van de shoolgemeenschap kan daar veel gemakkelijker ontstaan. Controle op gedrag is veel gemakkelijker omdat iedereen iedereen kent. dat maakt het handhaven van de orde gemakkelijker. Er zijn veel minder leerlingen die weggestuurd zouden moeten worden en iedereen voelt zich veilig op school. Zo ontstaat een gunstig klimaat voor grote leerlingenprestaties.
Seger Weehuizen
Het ei van Columbus
Moeten er op een kleine school dan soms geen kopieën worden gemaakt, krijtjes besteld worden e.d.? Eén van die mennetsers kan dat blijven doen. Ik denk trouwens dat het niet zo heel veel verschil maakt met wat ze momenteel doen. Om statusverlies te voorkomen mogen ze nog steeds een eigen hokje hebben met een computer, om daar nu en dan eens achter te kruipen voor het oude, vertrouwde gevoel. Maar het salaris gaat terug naar het niveau van administratief medewerker.
Bernard, misschien sta ik
Bernard, misschien sta ik wel volledig los van de realiteit. Als ik dit zo belees doet de directeur van een onderwijsinstelling dus niet meer dan het bestellen van de krijtjes en kopiëren. En voor de vorm in zijn eigen kamertje achter de computer zitten. Jammer.
Wie is er dan verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs? Wie beoordeelt dan de leerkrachten? Wie is er dan verantwoordelijk voor de financiën? Wie zorgt er dan voor de invulling van het personeel?
Inzake ontbrekende taken
Met ‘mennetser’ bedoel ik niet alleen de schooldirecteur, maar ook zijn onderbaasjes. Die hebben meestal geen aanwijsbaar zinnig werk omhanden.
U komt met een aantal taken aanzetten die inderdaad door de directeur verricht zouden moeten worden. Helaas is op een flink aantal scholen de realiteit dat daarvan geen sprake is. Jazeker, formeel doet de directeur het ook wel, alleen de manier waarop is zó bedroevend slecht dat een chimpansee het nog beter zou doen.
Beste Bondscoach, behalve een kleine groep ouders, de leden van deze vereniging en de meeste docenten is, en voelt NIEMAND zich in Nederland verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Het beoordelen van de leerkrachten is vaak een aanfluiting; op mijn school zijn de financiën in zeer slechte handen en het personeelsbeleid drijft de spot met elk gezond verstand.
Uiteraard kan ik niet voor alle scholen spreken, en uiteraard zijn er vast ook veel bona fide schooldirecteuren, maar mijn rancuneuze toontje wordt veroorzaakt door de indruk dat de incompetentie van schooldirecties een zeer wijd verbreid euvel is.
Dit alles gebaseerd op gesprekken met collega’s op andere scholen, publicaties van andere scholen, gesprekken met leerlingen van andere scholen en de mededelingen op deze site.
Kleine scholen wervende kracht voor ouder-leden
“Het streven naar kleine scholen zou m.i. een wervende kracht voor het lid worden door ouders van BON kunnen zijn.”
Ja, exact! Daarmee spreek je én ouders aan met iets wat ze meteen begrijpen en voor hun kinderen willen, én vat je veel kernpunten van BON samen.
Maar voor een vereniging van vrijwilligers en met beperkte middelen is het moeilijk om ouders überhaupt te bereiken. En ik ben het ook eens met de observatie van Marlie: veel ouders weten niet eens van het bestáán van BON, laat staan dat ze weten waar wij voor staan. Maar wat moeten we doen: een dagje met sandwichborden en folders bij Ikea gaan staan? Zelfs dáár moet je volgens mij een vergunning voor hebben.
kleine scholen & ouders & BON – een droom
[ref Em70, di 21/10, hierboven]*
OK, het gaat er dus om dat BON een ouderpoot krijgt, die kan helpen om de doelstellingen van BON te verwezenlijken :
[1] KLEINE scholen,
[2] zeggenschap, inrichting bij de leraren, ondersteund door ouders,
[3] de docent zijn vak terug,
[4] het primaire proces is IN de klas,
[5] school management = facilitair aan het primaire proces.
Probleem :
ouders vinden die dat willen oppakken. Kost 3 of 4 maand inzet, met van-tijd-tot-tijd teleurstellingen. Iets voor pionierlingen. Lijkt op de beginfase van BON.
Begin :
vier, vijf geinteresseerden binnen BON die elkaar treffen, het idee willen verkennen, formuleren, vorm geven.
Zoiets heet :
initiatief-groep.
De klus (en de kunst !) is om die initiatievelingen bij elkaar te krijgen en een initiele impuls te geven.
Dat kan een BON-interne taak zijn :
initiatief dat iedereen kan nemen en door het BON bestuur wordt geschraagd.
In de tweede versnelling komen dan zaken als uitbouw, publieke bekendheid, p.r., media aandacht, support.
Vereist een netwerk, waartoe de initiefgroep kan uitgroeien, als “we” dat willen.
In de derde versnelling is er een kwantitatief substantiele toename van interesse bij ouders.
In de vierde versnelling bereikt het initiatief de omvang van een nationale organisatie ; zoiets als Natuurmonumenten, lid worden voor 10 euro, de doelstellingen onderschrijven.
Eenmaal in de overdrive komen er waarderende geluiden van scholen, onderwijs-commissies/raden/wat-niet-al, zelfs van het ministerie en de SER.
Wie wil er 3 of 4 maand “trekken” aan zo’n initiatief ?
Pas op : het zal niet meevallen. Als het lukt, “dan heb je wat”.
maarten
* [Ikea is een uitstekend adres voor beginend wonenden, die poten onder hun bestaan (en tafels) zoeken. Niet direct het adres voor een BON initiatief ; dat komt later.
Misschien een bruikbaar idee : sponsoring. Immers, Ikea verkoopt veel kinder- en tiener kamers ;-))].
Oudermanifest
Zoals ooit Ad Verbrugge een manifest heeft geschreven zouden ouders die goed onderwijs willen dat ook kunnen doen, liefst vanuit BON.
Ouderverenigingen zijn er wel, maar landelijk volgens mij alleen voor het basisonderwijs. Richten op kwaliteit is iets anders dan richten op goed geregelde inspraak. Dat is het waar zich nu de meeste ouderverenigingen op richten.
mega-scholen (sassoc) – wakker geworden
ik wilde er nog aan toevoegen :
En áls scholen al zo groot zijn als electriciteitscentrales, of megagedrochten zoals Sao Paulo : dan is er iets grondig mis.
Als er iets grondig mis is, moet er iets ingrijpend gewijzigd.
Zo eenvoudig is het :
[1] vaststellen wat er mis is ;
[2] welke vormen van onderwijs zijn compatible met pedagogie ?
[3] implementeren
maarten
Reactie Cornelis Verhage
De bijdrage van Cornelis Verhage aan deze discussie staat hier op zijn blog.
Inzake vakkennis en orde houden
Cornelis, op je blog kan ik niet reageren, maar hier wel. Je schrijft veel dingen waar ik het mee eens ben, met name je pleidooi voor een set gemeenschappelijke gedragsregels die voor alle leerlingen (en leraren) in alle lessen gelden, waar je als (beginnend én ervaren) docent voordeel van hebt.
Bij twee dingen zet ik een vraagteken. Je schrijft: “De lerarenopleidingen leveren helaas geen all round leraren af, noch op het punt van vakkennis, noch waar het omgaan met leerlingen betreft. Het echte leerproces moet op school plaats vinden”.
Er is inderdaad reden om kritisch te zijn over de vakkennis waarmee studenten van de (vooral hbo-)lerarenopleidingen af komen. Maar of ‘het echte leerproces’ voor die vakkennis op school plaatsvindt, waag ik te betwijfelen. Hooguit werken de nieuwbakken leraren zich aan de hand van het toevallige schoolboek bij, maar dat is dan dus op vmbo-havo-vwo-niveau, niet op het niveau hbo of wo, dat van hen verwacht mag worden. En de schoolboeken zijn qua vakkennis zeker niet allemaal zuivere koffie.
Ook het argument dat ‘het echte leerproces’ m.b.t. orde houden ‘op school moet plaatsvinden’ is dubieus. Immers, een flink deel van de lerarenopleiding *vindt al op school plaats*, in de vorm van (vaak betaalde) stages. Dus wie van de opleiding komt, heeft zijn vuurdoop al gehad, en zelfs meer dan dat. Een stagedocent op school leidt het ‘orde leren houden’ in goede banen.
Juist omdat op een aantal scholen nauwelijks beleid is m.b.t. orde houden en schoolregels die dat orde houden schragen, is het ‘in de praktijk leren orde houden’ niet zonder risico. Voor nieuwkomers die niet in opleiding zijn, betekent het vaak: je neerleggen bij de situatie die je op school c.q. in je klassen aantreft. Denken dat vervelend rumoer ‘er bij hoort’. Geen punt durven maken van petjes, jasjes, eten in de klas etc.
Een goede opleiding durft ook de praktijkervaringen te relativeren. Een goede praktijk kan norm zijn, een problematische praktijk niet.
De school als bedrijf met de klant als koning
Een prima stuk van Prick, maar hij is helaas niet op de hoogte van de ongeschreven wet dat op aardig wat scholen, de goede scholen daargelaten, de schoolleidingen juist sterk hechten aan het gedoogbeleid van laisser faire, laisser passer. Als een docent op zo’n school een ordemaatregel neemt tegen een zich misdragende leerling, vindt een schoolleiding dat prima, totdat de ouder van de desbetreffende leerling bij haar gaat klagen. Dan treedt de wetmatigheid op dat zo’n schoolleiding altijd partij zal kiezen voor de klagende ouder, aangezien de ouder, de klant, voor haar altijd koning is. En als de klant ontevreden is over de docent, dan zal die docent, ook al heeft hij tien keer gelijk, altijd door de schoolleiding worden geschrobberd. “Ten opzichte van ouders moet je nog roomser zijn dan de paus”, ried een rector mij jaren geleden aan. Die wijsheid is nog steeds op veel scholen van toepassing, want veel schoolleidingen beschouwen de docenten binnen hun bedrijf als bedienden, die te allen tijden behoren te dansen naar de wensen van de klant: de leerling en zijn ouders.
Geaccepteerd wangedrag,
las ik in ’n reactie hierboven ergens. Blijkbaar reageren er toch nog ’n paar leerkrachten, die daadwerkelijk voor de klas staan. Ik steun ze (kan dat niet laten), omdat ik op meerdere basisscholen in ’n grote stad ook voor de klas sta. Dat geaccepteerd wangedrag rukt gestaag op, binnen steeds meer basisscholen. Dat alle “uitvallende” kinderen langzaam maar zeker ’t reguliere basisonderwijs inbezuinigd/geschoven worden, is ’n belangrijke reden. Dat ’t BO binnenkort nog alleen bestaat uit deeltijdjuffen is ’n logisch gevolg. ’t Verhogen van ’t reken/taal niveau van de juffen is ’n krampachtige miskleun, net als ’n miljard in 12 jaar.
Geaccepteerd wangedrag terugdraaien en uitvallende kinderen hun eigen speciale scholen teruggeven, dat zou zoden aan de dijken zetten.
Helaas zijn die al doorgebroken. Alleen hogere echelons met droge voeten hebben dat nog niet in de gaten.
En de juf, ze ploegde (spartelde) voort….
rust
Orde in de klas is een onderdeel van de externe rust. Wil je tot goede leerprestaties komen dan is ook een innerlijke rust noodzakelijk. Goed les geven is weer noodzakelijk om de orde te kunnen handhaven zonder “in gevecht te geraken” met je leerlingen m.b.t. de orde.
Orde is wat mij betreft dus een uitgangspunt om goed les te kunnen gaan geven en daarna “dwing” je het af middels goed les te geven.
Wat orde is geeft echter meer problemen. De afstand tussen de orde thuis en op straat t.o.v. die in de klas kan nooit extreem groot zijn. Hetzelfde geldt voor de verschillen tussen de verschillende docenten. Ook bij dit probleem geldt dat de zwakste schakel bepalend is en zwak zijn hier diegenen die het meeste chaos toelaten. Schoolregels kunnen dit laatste probleem goed oplossen. Waar wij echt vanaf moeten zijn mensen die willen scoren bij leerlingen door alsmaar toe te geven aan die leerlingen, dat is verwennen en geen opvoeden.