[Als reactie op deze post van Hinke Douma]
Maar de vraag is: wie doet dat observeren van bijvoorbeeld een leraar? Nu is het een ‘lerarenopleider’ die vaak zelf nooit voor een schoolklas gestaan heeft of indien wel, daar vaak zo snel mogelijk vandaan is gegaan.
Moet je dat observeren niet gewoon overlaten aan de toekomstige werkgever (daar bestaat proeftijd immers voor)? Dit is nu iets dat een werkgever wel zou moeten kunnen beoordelen.
Zonder praktijktoets is een brug te ver
Het blijft een lastig probleem Mark, maar ik heb stagedocenten gezien (docenten op school die een stagaire in de klas hebben) die beslist onvoldoende in staat waren een student te beoordelen, evenzeer lerarenopleiders die dat niet konden.
Ik denk dat we moeten streven naar goede lerarenopleiders, die zouden moeten oordelen. Dat kan en gebeurt ook in overleg met stagedocent, maar de opleiding geeft het diploma af en zij moeten dus ook oordelen (of een onafhankelijk examinator). De oordelen van de stagedocenten verschillen onderling veel te veel. In principe kan er op een lerarenopleiding veel meer consistentie zijn in het oordeel.
Dat oordeel uitstellen tot na de diplomering en dus bij een (eerste) baan, lijkt me niet zuiver.
In die richting
In die richting moeten we het zoeken als het om lerarenopleidingen gaat. De begeleiding (en later de beoordeling) van aanstaande leraren is nu vaak erg subjectief en soms zelfs tegenstrijdig. Daarmee doe je als aankomend docent niet bepaald het broodnoodzakelijke zelfvertrouwen op.
Om docenten door werkgevers te laten beoordelen is een uiterst riskante onderneming. Werkgevers hebben helaas vaak andere belangen dan goed onderwijs. Daarnaast waag ik het om de beoordelingsbekwaamheid van veel hedendaagse managers te betwijfelen. Ben ik overigens de enige waar nog nooit een collega of een leidinggevende in de klas kwam om te kijken wat en hoe ik het doe?
Werkgevers laten beoordelen
Maar werkgevers beoordelen nieuwe leraren toch al? Het is de werkgever die besluit of iemand aangenomen wordt of niet.
leidinggevende in de klas
In 1966 kreeg ik als jong doctorandus een vijf gymnasium klas onder mijn hoede. Na 2 weken zag ik iemand stiekem bij de deur stil staan. Het was de rector. Doctor Klassieke Talen, als er een les uitviel viel hij in. Na een week later nog eens even een blik geworpen te hebben in mijn klas wist hij genoeg, het was goed. Er heerste rust in de klas, en af en toe was er tijd voor een grap had hij gehoord.
40 jarig later kreeg ik van een jonge, tot vaksectieleidster ( oh ze was zo geschikt voor de vernieuwing in het onderwijs) benoemde collega met een duidelijk zichtbare navelpiercing waar je maar moeilijk je ogen af kon houden, te horen dat ik VERKEERD les gaf, Het was TE STIL in mijn klas. Ik vertelde het aan mijn leerlingen van 4 Havo. Het was de juf die in de 4 Havo parallelklas tot grootvermaak van de jongelui het Franse woord “la mort” met “de moord” in plaats van “de dood” had vertaald.
‘kweken’
Het stagelopen in het basisonderwijs werd m.i. zowel door de stagebegeleider als de PA-docent beoordeeld. Samen konden zij een redelijk oordeel vellen.
Eenmaal zelfstandig voor de klas, kwam er niemand meer naar je kijken. Leerlingen, ouders en collega’s werden een vanzelfsprekende feed-back (dat ging toen helemaal vanzelf zonder procesmanagers).
Verder is niet elke leraar geschikt voor het begeleiden van stages. Ik was er slecht in. Erg blij die PA-keurslijf achter me gelaten te hebben, diende ik weer volgens schemaatjes lessen te beoordelen. Het ligt me niet. Ook het beoordelen van sollicitanten vond ik erg moeilijk.
Anderen hebben kennelijk meer zekerheid bij het beoordelen van nieuwe collega’s. Gelukkig voor mij.
Er is kennelijk sporake van een bijzondere vaardigheid.
Eind jaren negentig werd ‘collegiale consultatie’ plotseling mode. Ook dat hoef ik niet. Ik hoef niet te kijken bij een ander, noch wil ik bekeken worden door een collega.
Het lost niks op allemaal, want praten over je vak, je mogelijkheden en moeilijkheden gebeurde altijd al informeel: wat tevens een veel plezieriger werkwijze is.
Al dat formalisme verdraag ik slecht.
Kortom: sommigen kunnen oordelen over vakbekwaamheden, anderen zullen dit lastiger vinden.
Intussen moeten we de proeftijd niet vergeten: ‘passen in een team’ is natuurlijk altijd een erg subjectief gebeuren. Wie ergens ‘niet past’ kan op een andere school ‘wel passen’.
Vakinhoud daarentegen kan wel goed getoetst worden.
Totale ongeschiktheid wordt tijdig opgemerkt; daar maak ik me geen zorgen over.
ervaren stagebegeleiders
Idealiter wordt elke stagiaire begeleid door een door de wol geverfde leraar. In de praktijk lukt dit niet altijd. Ik heb meegemaakt dat leraren die wel gediplomeerd eerstegrader was maar nog maar enkele jaren leservaring hadden, stagiaires begeleidden. Daarnaast ook dat een zelf nog niet bevoegd onderbouwdocent met twee jaar leservaring stagiaires begeleidde.
In veruit de meeste gevallen had een stagiaire wel degelijk een ervaren en gediplomeerde begeleider, maar bij een tekort van 30% aan bevoegde docenten is niet te voorkomen dat het niet altijd lukt.
Mijn ervaring in dezen
Ik kan alleen maar over de universitaire lerarenopleiding spreken waar ik zelf al lang werk. Daar worden stagiairs (die een eerstegraads opleiding volgen en in dik 90% van de gevallen betaald voor de klas staan) voor het overgrote deel geobserveerd én beoordeeld door een vakdocent – een ervaren eerstegraads collega – van de school. Ik heb nog nooit meegemaakt dat zonder diens positieve advies een diploma werd afgegeven.
De ‘lerarenopleiders’ (ook zonder aanhalingstekens trouwens) zijn, voor zover het de vakdidactici betreft, vrijwel zonder uitzondering zeer ervaren vo-docenten, die niet voor de klas weggingen omdat ze het daar niet naar hun zin hadden, en die in een aantal gevallen het leraren opleiden blijvend combineren met een baan als leraar in havo-vwo.
‘Observaties overlaten aan de werkgever’ is een dubieuze zaak. Als je werkelijk bedoelt: aan de rector of conrector, dan moet ik je teleurstellen. Laat die goede man/vrouw gerust beslissen om iemand al of niet een aan te stellen. Maar over het besluit iemand een diploma uit te reiken moeten echt mensen met gegarandeerde kennis van zaken beslissen. Een tot rector gepromoveerde gymleraar kan slechts op oppervlakkige kenmerken beslissen of een lio wiskunde, economie of Nederlands werkelijk startbekwaam is, want daarbij horen ook vakkundige en vakdidactisch kundige kwaliteiten.