‘Het Nieuwe Leren’ is een begrip in het onderwijs waar veel om te doen is. Dat verbaast mij niets. Het kostte mij, als beginnende docent met 1,5 jr ervaring veel moeite om uit te zoeken wat het nu precies inhoudt. In 2006 onderzocht De Argumentenfabriek (Kees Kraaijveld en Pieter Hillhorst) op het verzoek van Ministerie van Onderwijs het debat over het Nieuwe Leren. In het Essay Nieuwe Leren [19/12/2006, P. Hillhorst] werd al melding gemaakt van het containerbegrip dat het Nieuwe Leren feitelijk is. Die opvatting leeft nog steeds bij veel mensen, en wellicht staat die term om die reden slecht bekend. Op de site van BON blijkt 70% van de bezoekers tegen het Nieuwe leren.
Maar is dat wel helemaal terecht? Er zijn veel onderwijsvormen waar docenten de vruchten van zien en die onder de term Nieuwe Leren mogen vallen. Het Dalton onderwijs, de Montessori-school, Probleemgestuurd onderwijs en Werkplekleren zijn er goede voorbeelden van.
In onderstaand artikel wil ik er voor pleiten om een nuancering naar leeftijd cq ontwikkelingsniveau van jonge adolescenten te maken. Om zo de goede zaken van het Nieuwe Leren voor het onderwijs te behouden.
Wat wordt nu eigenlijk met ‘het nieuwe leren’ bedoeld? Om dit samen te vatten kies ik voor de volgende omschrijvingen:
Waar het bij de meeste vernieuwingen wezenlijk om gaat is dat ieder mens (kind) de leerweg vindt die het meest natuurlijk aansluit bij zijn/haar mogelijkheden en talenten. [2008, www.natuurlijkleren.net].
…kennisverwerving voor de aanhangers van het Nieuwe Leren geen doel op zich is. Het gaat erom wat je met je kennis kan. [2006, Essay Nieuwe Leren, Pieter Hillhorst].
Voorstanders van het ‘Nieuwe Leren’ hanteren vaak de volgende kenmerken:
-Onderwijs moet leiden tot inzicht en begrip: iets van buiten leren (rijtjes b.v.) is zinloos. Leerlingen moeten begrijpen waarom ze iets leren. Dat vergroot de motivatie.
-Nieuwsgierigheid en motivatie zijn de beste drijfveren om te leren. Het liefst met realistische opdrachten: hoe dichter de opdracht bij de dagelijkse werkelijkheid staat, des te beter. B.v. boodschappen doen in een nagebootste supermarkt in de school met echte prijzen. Voorstanders hebben daarom een voorliefde voor projecten.
-Leerlingen bepalen hun eigen kennisstrategie, studietempo en -voortgang. Op veel basisscholen bepalen leerlingen vanaf de middenbouw (gr.5) al d.m.v. een weektaak met welke opdracht ze beginnen: goede rekenaars maken dus eerst hun opgedragen rekentaken; creatieve kinderen willen eerst tekenen/knutselen.
-Samenwerking stimuleert tot leren: samen oplossingen zoeken voor probleemstellingen. De beste manier om theoretische inzichten of kennis te doorgronden is door het uit te leggen aan iemand anders. Er wordt veel in groepen gewerkt.
(Staal, gepubliceerd in Diversen (Educatie en School) op 08-01-2008.)
De principes zijn mede ontleend aan de (Sociaal) Constructivisme (T.J. Shuell), al worden belangrijke aspecten als voorkennis aanspreken, voortbouwen op voorkennis en de leersituatie zo natuurlijk mogelijk te maken niet specifiek vermeld.
Plannen en de orde van de dag
Wat mij in het lijstje kenmerken opvalt en waar ik, thans, problemen mee heb -ik geef les in de onderbouw, is de opvatting dat leerlingen hun eigen werk zouden moeten plannen. Veel leerlingen hebben daar grote moeite mee. Het plannen van de werkzaamheden voor een week gaat i.h.a nog wel, vooral als er een harde deadline wordt voorgeschoteld. Maar het plannen over 2-3 weken vergt dermate veel discipline van jonge adolescenten dat er motivationele ordeproblemen kunnen ontstaan. Ook maak ik leerlingen mee, zelfs in 3 vmbo, die er depressief van worden om aan het begin van de les niet te weten wat er aan het einde van het uur precies af moet zijn.
Hoewel ik besef dat leerlingen op basisscholen al heel aardig kunnen plannen, denk ik toch dat veel pubers daar grote moeite mee hebben. Dat komt m.i. vooral omdat ze onzeker zijn over hun kunnen en over zichzelf, vooral in het eerste schooljaar. Ook spelen er andere sociale en biologische factoren mee die hun bezig houden. Als je de literatuur er op naslaat, bijvoorbeeld Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding (J. van der Wal, I. de mooij, J. de Wilde, 2008), worden de levensjaren van de jonge adolescenten vooral gekenmerkt door identiteitsproblematiek.
Om die reden pleiten veel docenten ook voor een duidelijk structuur in de lessen en in de klas; niks vrijheid. Of het is vrijheid onder duidelijke begeleiding.
Vanuit een stevige basis kan het individu zich wel ontwikkelen en leren zijn/ haar werk te plannen, en zich te ontplooien. Het lijkt erop dat, zolang er geen apart hoofdstuk voor het Nieuwe Leren in de onderbouw wordt opgesteld, de discussie het beste voor de bovenbouw gevoerd wordt.
Paul Schulze
Beste Paul
Vooreerst welkom op dit forum.
Aangaande jouw bijdrage wil ik het volgende opmerken. Onderwijstheorieen zoals Montessori, Dalton en dergelijke stamme van rond het interbellum, om dit nog genoegelijk “nieuw leren” te noemen, lijkt me een beetje overdone.
Probleemgestuurd leren en wekplekleren, voorlopers van onder andere het CGO zijn reeds een tijdje geschiedenis, op veel scholen voortgezet onderwijs hebben deze vormen van onderwijs het amper een paar jaartjes volgehouden. Meetal zijn ze verdwenen samen met de docent en onder druk van adviseurs die nog nieuwer nieuw leren propageerden.
Wat betreft jouw samenvatting wat er eigenlijk met nieuw leren wordt bedoeld, raad ik je aan de “drogredenen” van ons geacht lid S.Stevin er op na te lezen ( ook te vinden op deze onnavolgbare site”.
Het sociaal constructivisme als leertheorie is nieuw echter als psychologisch paradigma heeft deze theorie tot enkele jaren geleden een ietwat sluimerend bestaan geleidt. De theorie is rond de jaren 60 ontwikkeld ongelijktijdig met de existentiele theorieen met als grondslag ” alle moet kunnen” ( ik geeft oe dat deze laatste quote enigszins over done is, kwestie van ruimtebeslag)
Wat betreft plannen, adolescenten, pubers en basisschoolleerlingen adviseer ik je om er een goed en degelijk wetenschappelijk werk omtrent ontwikkeling- en onderwijspsychologie op na te slaan en jouw dwalingen zelf te ontdekken.
Als laatste, de overgrote meerderheid van onze leden weet verdomd maar al te goed wat het nieuwe leren inhoud. Meestal zijn het mensen die al jaren ervaring hebben in het onderwijs en hierdoor in staat zijn op het nieuwe onderwijs te vergelijken met het oude onderwijs. Niet alleen wat betreft didactiek, pedagogiek en ontwikkeling, maar ook wat betreft prestaties, motivatie en welzijn van leerlingen. Ook zijn deze leden goed in staat om de verbanden tussen het nieuwe leren de nieuwe hierdoor ontstane machtsstructuren en de financiele consequensies hiervan in kaar te brengen en te overzien.
Aan Paul Schulze
Mocht u de conclusie, die in het slot van Jeronimoons stukje voor het oprapen ligt, gemist hebben: het Nieuwe Leren is gewoon een schaamlap om een ordinair machtsspel te spelen. Het gaat allemaal om geld, macht en prestige; de z.g. voorstanders van het Nieuwe Leren geloven er zelf net zo min in als ieder ander mens met enig boerenverstand, maar ze weten gewoon hoe je de geldkranen open kunt krijgen en waar de luizenbaantjes te verkrijgen zijn.
Is het dan zo schandelijk om graag een lekker baantje te willen (vooral als je verder niet veel kunt) of graag veel te verdienen? Nee, dat niet, maar de schijnheiligheid van de vernieuwingsapostelen is weerzinwekkend.
Welkom Paul
Welkom op de beste onderwijssite van Nederland.
Om maar direct met de deur in huis te vallen wil ik de kenmerken van HNL die je noemt een voor een doorlichten.
Het gaat er om wat je met die kennis kan? Helaas kun je niet goed vaststellen wat er met de kennis gedaan zou moeten worden, je kunt niet goed vaststellen wat de competenties zijn die leerlingen zouden moeten beheersen.
In het reguliere VO gaat het om algemeen vormend onderwijs en zijn er per definitie geen beroepscompetenties voorhanden. Wat je dan overhoudt zijn een soort generieke competenties als samenwerken en leiding geven en die dingen kun je beter buiten school leren. Maar ook in het HBO (bv), toch typisch een beroepsgerelateerde opleiding, kun je de competenties nauwelijks vaststellen. In de praktijk is de waaier waarvoor wordt opgeleid breed en verandert het beroep van een afgestudeerde al snel na het afstuderen. Veel studenten komen zelfs in hele andere beroepen terecht. Dat brede beroepsperspectief verandert ook nogal snel in de tijd, Opleiden voor een specifiek beroep is (op HBO niveau) dus minder zinnig, zo niet onmogelijk. Als je het wel zou willen doen, zorg er dan voor om vooral een stabiele kennisbasis aan te bieden, dat namelijk is veel minder sterk aan veranderingen onderhevig. Echte zinvolle theorie is bestendiger dan allerlei praktische en ad hoc techniekjes of ideetjes. Sterk theoretisch onderwijs is dan ook de beste garantie voor zowel een hoog niveau als voor een bestendige fundering voor de beroepspraktijk.
Het idee van competenties leidt tot leerdoeleninflatie: het gaat eigenlijk niet om kunnen rekenen, het gaat er om dat je er iets mee kunt doen…het gaat eigenlijk niet dat je iets met rekenen kunt doen, maar dat je een goede flexibele werknemer/burger wordt … het gaat er niet om dat je een goede burger/werknemer wordt, maar dat je gelukkig wordt …… het gaat er niet om gelukkig te worden, maar uiteindelijk in de hemel te komen …. en zo wordt het allemaal steeds verhevener en kan Jantje geen som meer maken, daar gaat het namelijk niet om.
Onderwijs moet leiden tot inzicht en begrip: iets van buiten leren (rijtjes b.v.) is zinloos. Leerlingen moeten begrijpen waarom ze iets leren. Dat vergroot de motivatie.
Als er één vak is dat volledig begrepen kan worden, dat logisch in elkaar zit en waar begrip zinvol is, dan is het wiskunde. Toch: als wiskundige maak ik groot bezwaar tegen dit uitgangspunt. Leren van wiskunde heeft ALLES te maken met uit het hoofd leren. Net als leren van literatuur begint met leren lezen, begint leren van wiskunde ook met het leren rekenen en met de algebra. Gewoon uit het hoofd, want als een leerling iedere keer moet begrijpen waarom delen door een breuk hetzelfde is als vermenigvuldigen met het omgekeerde, dan is er geen ruimte in zn hersens om verder te denken.
Aperte onzin: hier wordt gesuggereerd dat herhalen en uit het hoofd leren, dat veel sommen maken, niet motiverend zou zijn. Kul. Mijn dagelijkse praktijk is andersom. Niets is zo motiverend als iets goed leren, iets kunnen. Zeker als het inspanning heeft gekost. Ik heb afgelopen weekend weer wat gitaarmuziek ingestudeerd en urenlang geoefend. Heerlijk, nu kan ik het.
Realistische opdrachten brengen veel quasi realistische ellende en inefficiëntie mee, het is in een opleiding niet te organiseren en de leerweg van de leerlingen kan niet optimaal zijn, want het gaat voorbij aan de inherente opbouw van de leerstof. Basis van structuur is namelijk de toevallige “realistische”opdracht en niet de inherente opbouw van het vak. Die opbouw is essentieel voor het vak, maar ook voor de manier waarop je dat vak leert. Door projectonderwijs wordt die opbouw volledig aan de kant gezet.
Een goede docent is veel beter in staat die volgorde te bepalen dan een leerling. Welke volwassene wil bijvoorbeeld bij autorijles of bij tennisles, zelf eerst de leerwensen en de volgorde bepalen? Daarvoor huurt hij een autorijschool en een tennisleraar in. Gun kinderen tenminste dezelfde steun die je als volwassene verwacht.
(Staal, gepubliceerd in Diversen (Educatie en School) op 08-01-2008.)
De leerpiramide waarop dit gebaseerd is in onzin. Dat is de laatste tijd onderwerp geweest van een aantal krantenberichten en is ook op het forum hier uitgebreid besproken.
Nieuw is ongelijk goed
Goed is goed en goed kan natuurlijk altijd beter. Nieuw zegt helemaal niets! Laten we dus van die kwalificatie afzien.
Goed onderwijs is:
– helder geformuleerde leerdoelen, afgeleid van dat wat de leerlingen aan het eind van een bepaalde periode moet kennen en kunnen. Die leerdoelen op zich zijn weer afgeleid van de eindtermen van de opleiding plus de eisen die het leven als volwassene gaat stellen (leren voor zowel de school als het leven).
– een duidelijke planning van de leerstof in kleine stappen aansluitend bij de mogelijkheden en het niveau van de leerlingen. Dit kan alleen op een goede manier als de verantwoordelijke docent kennis heeft (of deze kan inschatten) van de beginsituatie.
– de stof wordt aangeleerd en verwerkt op verschillende manieren (uitleg en instructie, vragen stellen en beantwoorden, oefening, opzoeken, herhalen, voordoen, nadoen, kijken, luisteren enz.). Dit is oude kennis die tot nu toe altijd succesvol onderwijs heeft opgeleverd. Niet nieuw dus. Variatie is hierin belangrijk. (Hoofd, hart en handen)
– Goede toetsing die toetst wat men wil toetsen, met passende toetsvormen (demonstratie, open vragen, multiple-choice)
En natuurlijk probeert elke goede docent al eeuwenlang de leerling zijn eigen verantwoordelijkheid hiervoor te laten nemen, hem helpend daar waar hij/zij tekort schiet.
Het lijkt mij toe dat u de toepassing van ‘het nieuwe leren’ (althans uw interpretatie daarvan) tot doel in plaats van tot middel lijkt te verheffen. Als uw leerlingen moeite hebben met plannen (logisch, onderzoek heeft uitgewezen dat dat pas vanaf een jaar of 18 -en jongens nog later- kan!) dan eist u wat minder van hun planningsvermogen en helpt ze. Da’s niet nieuw, da’s gewoon goed onderwijs!
Nieuw en ongelijk goed
Beste Hinke,
Bij de aspekten of randvoorwaarden die u noemt over goed onderwijs zou ik mij graag willen aansluiten. Het is zeker niet zo dat ik het standpunt verkondig dat ‘nieuw’ per definitie goed of beter is. Ook ik ben van mening dat je goede dingen niet zomaar moet veranderen. De strekking van de post, en misschien heb ik dat niet duidelijk weten te maken, is dat je ook de goede zaken van het NL zou moeten behouden voor het onderwijs. Dan moge sommigen hier betogen dat het Dalton bijvoorbeeld niet nieuw is, en daarom niet tot het het NL zou behoren, maar daarmee wordt meer weer eens bevestigd dat term alleen voor veel discussie zorgt. En dat het NL misschien eerste eens nader bepaald moet worden.
Het lijkt mij sowieso de opdracht voor elke beleidsmaker een nieuwe definitie te geven, want de term HNL is ernstig besmet.
Afgezien van deze discussie, er zijn legio vakken die werkboekjes uitdelen. Ook ervaren rotten zijn van mening dat de spanningsboog van de “nieuwe” generatie nogal kort is. Wij, van “vroeger”, konden ons mond makkelijk een uurtje houden.
Maar hoe zit dat tegenwoordig?
Misschien was Helen Parkhurst wel goede visionair en had ze in de gaten waar de ‘nieuwe’ mens zich heen begaf, of zou kunnen begeven.
Nieuw Leren of niet, het gaat uiteindelijk om de invulling die bij onze leerlingen tijd past.
Zelfstandigheid tot in de wieg!
Ten onrechte wordt als argumentatie voor zelfstandig leren aangevoerd dat leerlingen dat later ook moeten kunnen. Het studiehuis werd ingevoerd op basis van de (foutieve) gedachte dat dit op de Universiteit gevraagd zou worden, het zelfverantwoordelijk leren in de onderbouw wordt onderbouwd door de argumentatie dat dit nodig is om met succes het MBO en het studiehuis door te komen en op de basisschool begint men met zelfstandig leren en plannen omdat dat op het voortgezet onderwijs gevraagd zou worden. Ik wacht op de kleuters en het kinderdagverblijf dit dit moeten aanleren omdat dit in het basisonderwijs nodig zou zijn.
Gekkigheid! Sommige leerlingen kunnen het vroeg (17-18 jaar). Dat zijn meestal meisjes en vooral leerlingen uit de middenklasse. Sommigen kunnen het later (jongens uit de middenklasse) en sommigen kunnen het nóg later of leren dit nooit. Gelukkig is het in vrijwel alle beroepen op vakmens-niveau ook helemaal niet nodig om zeer zelfstandig te zijn. Je moet eerder leren om precies uit te voeren wat een ander voor je bedacht heeft. Als je kunt aangeven dat sommige opdrachten onmogelijk of lastig zijn, is je leidinggevende al blij. Dan gebruik je tenminste je verstand.
Klein vlekje bij Douma
De voorlaatste zin is niet per se waar. Ik beschik namelijk over leidinggevenden die graag en vaak onmogelijke opdrachten bedenken en altijd gepikeerd zijn als je dat duidelijk maakt. Liever hebben zij dat je meteen enthousiast doet; dat er daarna geen bliksem van hun opdracht terecht komt komen ze toch niet te weten. Dat willen ze ook helemaal niet meer weten, want een maand na het geven van die opdracht is er weer iets nog nieuwers in de mode.
Maar inderdaad, een goede leidinggevende luistert naar onderbouwd weerwerk.
Startend?
Maar Bernard, ik beschouw jou dan ook niet als een startende beroepsbeoefenaar (niveau 2) al snap ik dat je je zo nu en dan wél zo behandeld voelt.
geef les!
Hallo Paul,
Je hebt gelijk: leerlingen kunnen niet plannen. Nou ja, ze kunnen wel plannen, maar ze kunnen zich niet aan die planning houden. Het schiet dus niet met het leren op als je je leerlingen zelfstandig aan de gang zet. Ze hebben hun docent zo hard nodig! Wees er dus als docent, leid hen door de stof. Geef goed les, varieer in uitlegvormen (geeft theorie, doe iets voor, schut diverse voorbeelden uit mouw, et cetera). Noem het oud leren, noem het nieuw leren, noem het wat je wilt. Maar wees een docent en geef les.
M.b.t. ’t basisonderwijs lees ik 2 misverstanden.
Het eerste betreft de weektaken. In de praktijk wordt er op veel scholen elke morgen begonnen met klassikale/frontale lessen (rekenen/taal). Daarnaast en daarna zijn er ook soms weektaken en daarin kunnen zaakvakken e.d. verwerkt worden.
’t Zwaartepunt ligt bij rekenen en taal, de weektaak is losser en “plezieriger”…
Samenwerking in groepen stimuleert…….. Dat geldt ongetwijfeld binnen witte ideale situaties. De praktijk leert echter dat op steeds meer basisscholen (grijs/zwart) en ook op zogenaamde witte, teruggekeerd wordt naar frontaal/klassikaal en niet meer in groepjes gewerkt wordt. Pure noodzaak.
Dat kinderen op de basisschool leren plannen overigens, is betrekkelijk. Sommigen wel ja, maar dat ligt meer aan hun achtergrond/omgeving dan aan de basisschool.
2 misverstanden
Beste Leo,
Dank je voor deze aanvulling.
Een goed punt breng je naar voren. Hoewel er bij ons op school (merendeel wit) ook wel sceptisch naar de tafelgroepjes wordt gekeken en er daarnaast ook goede vraagleergesprekken gevoerd worden, heb ik niet de indruk dat er grote noodzaak is om van het werken in groepjes helemaal af te zien.
Maar het blijft wel een onderwerp van gesprek zo nu en dan.
In principe is ’t simpel.
Tafelgroepjes en samenwerken werkt prima op scholen met witte leerlingen en modale/boven modaal opgeleide ouders. Daar waar vergrijzing en verzwarting heeft plaatsgevonden en gaat plaatsvinden, gecombineerd met gedragsproblemen en rugzakjes, zie je al snel dat leerkrachten teruggrijpen op frontaal onderwijs. Gezien wsns en het komende inclusieve basisonderwijs, zullen tafelgroepjes en samenwerkend leren vanzelf verdwijnen. Eerst (nu) in de grotere steden en later ook in de kleinere. Als onderwerp van gesprek komt ’t vanzelf in de toekomst meer op tafel te liggen.
Helaas.