Neergang van het onderwijs als product van een tijdsopvatting

Dat de neergang van het onderwijs het product is van een tijdsopvatting blijkt uit onderstaande tekst in zake stedenbouw.
Ook daar werd het beleid tekentafelwerk en ook daar werd er aan de burger niets gevraagd.

Stedenbouw baseert zich van oudsher op een dialoog met het bestaande. Waar niet, daar nadert ze de utopie. Dit gebeurde na de Tweede Wereldoorlog tijdens de wederopbouw. Door de staat opgelegde bouwprogramma’s werden gekoppeld aan een geloof in een wetenschappelijke, statistische en demografische onderbouwing van het stedenbouwkundige ontwerp.
Stedenbouwkunde werd een efficiënte, nietsontziende leverancier van nieuwe woongebieden. Het ruimtelijk ontwerp was vaak gebaseerd op een ’tabula rasa’ of in de binnensteden op sanering en kaalslag met een te grote invloed van planologen, sociologen, stedenbouwkundige diensten en overheden.
De tweede nota Ruimtelijke Ordening uit 1966 is daarvan een hoogtepunt en heeft nog de ambitie om het hele land volgens één nationaal plan te ontwikkelen en te ordenen.
Tien jaar later in de derde nota is dit danig afgezwakt en spreekt men meer van ‘prioriteiten’ en ‘beleidsvoornemens’.
In Rotterdam is er sprake van een crisis in de zeventiger jaren na een modernistische periode van grootschalige afbraak en sanering, maar de ommezwaai naar een aanpak gericht op historische continuïteit kon amper worden gemaakt. De wethouders gaan in de jaren tachtig hun eigen gang. Kritiek komt van een nieuwe generatie ontwerpers:“Analyse van de ruimtelijke ontwikkeling op grotere schaal schiet tekort en de beleidsaccenten richten zich met name op situering en vormbepaling van bouwblok en gebouw. Stedenbouwkundige middelen die de structurering van grotere gebieden kunnen dragen, krijgen weinig aandacht. Daarmee plaatste de dienst zich in de traditie van de algehele teloorgang van vakmatige vaardigheden, die voor Rotterdam inzette met het Basisplan voor de wederopbouw van de Binnenstad in 1946.”
(Uit: Han Meyer, het geheugen van de stad)

Vul voor stedenbouw ‘onderwijs’ in en U ziet de parallel.
Als U het nog niet wist, die ‘planologen en sociologen’ van de stedenbouw zijn de ‘onderwijskundigen en managers’ van het onderwijs.

4 Reacties

  1. Je naam vestigen
    Ik heb meermalen gelezen dat de schade van het bombardement op Rotterdam nog eens versterkt is door de slooplust van de stadsvernieuwers. We zien hier in Rotterdam in de binnenstad het merkwaardige tafereel dat er nu alweer heel veel van de naoorlogse bouw gesloopt wordt. Ondanks alle prachtige woorden van stedebouwkundigen is de levensduur van hun projecten dus maar kort. Dat doet ons denken aan de kreten over de ‘steeds sneller verouderende kennis’.
    Slopen en nieuwbouw zijn vaak geen middel maar een doel op zich. Waar gesloopt wordt, daar kunnen opdrachten worden gegund, daar kunnen vriendjes aan het werk, daarover kunnen artikelen in vakbladen geschreven worden. Renovatie, onderhoud en kleinschalige nieuwbouw leveren geen enkele publiciteit op.
    Als de Amsterdamse metro binnen het budget en zonder onherstelbare schade aan grachtenpanden was afgebouwd had niemand erover gehoord. Nu hebben allerlei handige jongens er naam en faam mee kunnen maken. Alle publiciteit is reclame. Dales en Cohen hebben hun naam gevestigd, maar ik durf te wedden ook tal van grote en kleine aannemers.

  2. Plannen maken
    Ik zag nog een mooi versje over dit onderwerp. De dichter beschrijft zijn geboortestraat, de Javastraat in Enschede.

    Geen huis is eender in dit stukje straat,
    dat voor een deel al haast een eeuw bestaat.
    Harmonisch is het, maar niet volgens plan.
    Voor elk ontwerp tekende een timmerman,
    geen architect heeft zich daarmee bemoeid.
    Wel hebben architecten veel verknoeid.

    Willem Wilmink: ‘Javastraat’, 1992

  3. onderwijsarchitectuur
    Leuke vergelijking. We zagen bij de architectuur architecten die werkten volgens ideologie-en en idealen. Hun taalgebruik was indrukwekkend en menig volgeling raakte in de ban.
    Die grote verhalen resulteerden vervolgens in bouwwerken als in de Bijlmer b.v. Dan begon je je als leek wel het e.e.a. af te vragen. Als zoveel wijsheden hadden geleid tot zulke afschuwelijke bouwwerken, klopten die wijsheden dan wel?

    Anderzijds waren er in onderwijsland altijd vele woningen.
    De ouder kon in beperkte mate kiezen uit diverse geloofsstromingen, of uit Montessori, Dalton, Jena-plan, Vrije School, Iederwijs, of traditioneel klassikaal.
    De koers die nu officieel is uitgezet, lijkt werkelijk richting uniformbouw te gaan.
    Kan waarschijnlijk het best worden vergeleken met verplichte sociale woningbouw voor iedereen.

    En misschien past BON in het neo-traditionalisme. Veel mensen woonden en wonen graag in die vooroorlogse vrijstaande of half-vrijstaande huizen. Ze zien die graag weer gebouwd. Modernistische architecten verafschuwen dat, omdat het niet vernieuwend is.

Reacties zijn gesloten.