De vernieuwing van het mbo blijft te veel steken in theorieën. De praktijk is onderbelicht, vindt hoogleraar beroepsonderwijs De Bruijn.
Wat moet een docent doen om succes te boeken in het vernieuwde mbo? Hoe leert een mbo-leerling het best? Over de antwoorden op zulke concrete vragen is weinig bekend, zegt Elly de Bruijn, hoogleraar beroepsonderwijs aan de Utrechtse universiteit.
Het gebrek aan kennis is een van de redenen dat de vernieuwing van het mbo met vallen en opstaan verloopt. „Dat kan ook niet anders. Maar systematische aandacht voor zulke vragen kan de vernieuwing verder helpen.”
De Bruijn doelt op het ’competentiegericht’ onderwijs dat in het mbo wordt ingevoerd. Daarin draait het om kennis en vaardigheden die zijn afgeleid van de beroepspraktijk. Scholieren moeten zich die vaardigheden deels zelfstandig eigen maken, vaak aan de hand van praktijksituaties. Docenten dragen niet alleen kennis over, maar zijn ook coach van hun leerlingen.
„Het nieuwe concept is in grote lijnen duidelijk”, zegt De Bruijn. „Maar het is nog niet genoeg uitgekristalliseerd op het niveau van wat leerkrachten en leerlingen moeten doen. Wat werkt wel en wat niet? Voor welke leerlingen precies?” Volgens De Bruijn blijven deze vragen onderbelicht.
De vernieuwing van het mbo verloopt minder soepel dan verwacht. Dat lijkt een organisatorische kwestie. Het vertrouwde rooster met vaste lestijden verdwijnt bijvoorbeeld; in plaats daarvan komen onder meer praktijkopdrachten die scholieren zelfstandig uitvoeren. Soms gaat dat goed, soms leiden die veranderingen tot chaos.
„Onder bestuurders heerst de opvatting dat het vooral dit soort organisatorische problemen zijn die nog opgelost moeten worden”, stelt De Bruijn. „Ten onrechte. Juist op het niveau van het onderwijs zelf moet een slag gemaakt worden. Hoe vind je de balans tussen beproefde en nieuwe onderwijsvormen? Wanneer hebben leerlingen baat bij klassikale lessen? Daar weten we te weinig van.”
De Bruijn pleit voor een kritische blik. „Docenten kiezen een bepaalde aanpak en merken vervolgens in de praktijk of die werkt of niet. Een andere manier om erachter te komen, is er niet. Maar dat proces van vallen en opstaan moet systematisch worden gevolgd. Dan ontdek je waarom iets wel of niet werkt en komen de goede onderwijsvormen ook sneller bovendrijven.”
Die snelheid is niet onbelangrijk. Weliswaar heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt (onderwijs) het mbo twee jaar extra gegeven voor de vernieuwing, tot 2010. Maar te lang bezig blijven met vallen en opstaan, is riskant, waarschuwde onderzoeksbureau Berenschot vorige maand. Dat roept zoveel weerstand op dat de hele vernieuwing op een mislukking kan uitdraaien.
Moet de invoering van competentiegericht mbo niet sowieso uitgesteld worden tot er meer bekend is over de nieuwe onderwijsvormen? Nee, zegt De Bruijn. „De enige manier om te weten te komen of iets werkt, is door het uit te voeren. Maar door een systematische aanpak kunnen er wel sneller betere resultaten geboekt worden.”
Het gevaar bestaat dat de eerste lichtingen scholieren die het vernieuwde mbo volgen daardoor een soort proefkonijnen worden. Maar de schade valt mee, vindt De Bruijn. „Het oude mbo voldoet niet meer. Maar we moeten ook tijdens het vernieuwingsproces de behoeften van leerlingen serieus nemen. En dat is uiteindelijk toch wat elke docent wil.”
(Bron: Trouw 27 juni)
Ik ben dan wel geen professor
Maar dit type experimenteel onderzoek (we nemen een goeie honderd duizend kinderen en kijken of we ze wat kunnen leren op een heeeeeeele ander manier), daar word ik toch wel een beetje onpasselijk van.
Wat is het niveau van dergelijke wetenschap? Er gaat geen analyse van het probleem aan vooraf, er gaat geen analyse van de onderwijs historie aan vooraf, er wordt slechts geconstateerd dat het oude MBO niet werkte en dat we “dus” iets anders moeten en “dus” CGO.
Ik heb datzelfde met auto’s. De mijne wilde niet meer zo. Gelukkig heb ik een zoon die er verstand van heeft. Hij verving een bougiekabeltje en het ding loopt weer als …….
Deze professor zou heel veel man mn jochie kunnen leren.
pedagoochelaars
Google even op Elly de Bruijn en je weet uit welke hoek de wind waait.
Ze is tevens lector bij de Hogeschool van Utrecht en heeft ook nog een kleine aanstelling bij CINOP.
Ze weet ongetwijfeld ook wat het beste is voor MTS werkbouwtuig, om maar iets te noemen…
@toro: werktuigbouw!
Of heb je daar nu ook alleen nog maar tuig?
tuig?
Nee hoor, over het algemeen is het goed volk, die mts wb-ers.
Misschien niet allemaal even briljant, maar meestal nuchter en van goede wil.
Baard
Die woordspeling heeft al ’n baaaaaaard …….
Enne…nog nooit voor de klas gestaan
Ook hier weer een voorbeeld van iemand die nog nooit voor een klas heeft gestaan en haar carrière over de ruggen van docenten heeft opgebouwd. Een dienstverlenende instelling (jullie doen het moeilijke werk, hoe kan ik je helpen?) zou haar meer sieren dan deze eigenwijze onbewezen kletskoek.
@Hinke
Juist!!!
Bis
Vergaande numerus fixus voor onderwijskunde (prof. dr. ir. Guus Berkhout) en een vakbevoegdheid als toelatingseis.