Leo Lenssen

In de Volkskrant stond vandaag een stuk van Leo Lenssen. Een leesbaar artikel, en de auteur komt met duidelijke argumenten. Het gebeurt niet vaak dat je een stuk krijgt dat leesbaar is en waarin je dus je tanden kunt zetten. Ik vat eerst de belangrijkste punten samen:

Lenssen schrijft: De discussie over het (…) conflict tussen management en docenten (…) krijgt (…) wat meer diepgang als we [naar de ontwikkeling kijken] die de samenleving heeft doorgemaakt. Ik noem drie veranderingen in de maatschappij die ten grondslag liggen aan de veranderde verhoudingen tussen management en docenten.

1. Vroeger viel er weinig te managen. Maar dat is veranderd. Scholen zijn nu zelf verantwoordelijk voor beleid en continuïteit. Onderwijsinstellingen zijn werkgevers die personeels, arbo-beleid, huisvestingsbeleid en financieel beleid moeten voeren. Al die processen moeten worden bestuurd en gemanaged.

2. De positie van gebruikers van en belanghebbenden bij het onderwijs –ouders, leerlingen, werkgevers, toeleverend en afnemend onderwijs- wordt steeds sterker. En terecht, het gaat immers om de belangen van die gebruiker, de burger, en niet om die van de school of de docent. Die veranderende machtsverhoudingen hebben hun effect op de organisatie van de school en op de rol van de leraar.

3. De ontwikkelingen in de samenleving en de situatie waarin jongeren verkeren zijn complex. Daarom werken scholen steeds vaker met maatschappelijke partners. Het zijn geen gesloten bolwerken meer. Schoolleiders zijn in toenemende mate gesprekspartners van hun omgeving en worden steeds meer regisseurs van de netwerken waarin hun leerlingen zich bewegen. (Einde: Lennsen schrijft).

De teneur van het artikel moge duidelijk zijn. In het eigenlijke artikel geeft de auteur verdere tekst en uitleg bij al deze punten. -Ik som, voor alle duidelijkheid, de drie punten nog eenmaal op:
1. de overheid bestuurt de scholen niet meer, dus heb je in de scholen bestuurders nodig;
2. scholen staan in dienst van ouders en werkgevers: dat vereist bestuurlijke slagvaardigheid;
3. scholen moeten samenwerken met maatschappelijke instellingen: dat vereist bestuurlijke slagvaardigheid.

Je kunt zeggen wat je wilt, maar dit klinkt in eerste instantie helemaal niet onredelijk. Maar tegelijkertijd blijkt hier uit dat er sprake is van een misverstand zoniet een leemte. -En juist omdat Lenssen zo duidelijk zegt wat hij denkt, krijg je de kans om er wat argumenten tegen in te brengen. Ik zal de genoemde punten proberen te weerspreken:

1A. Stromanargument. Ik geloof niet dat docenten tegen managers zijn. Natuurlijk moeten scholen worden bestuurd. Goede managers zijn dus welkom: bestuurders die op een bescheiden wijze het hoognodige bestuurswerk doen, mogen daar ook voor betaald worden. De vraag is niet of er managers nodig zijn, maar hoeveel en of ze zich wel intensief met het werk van de leraar moeten bemoeien (als leraren hun werk goed doen, waarom daarbij nog een extra dure kracht).

2A. Onware premissen. De invloed van ouders is geregeld op de meeste scholen: die was zelfs vrij goed geregeld. Het is de vraag of die kan worden verbeterd door meer bestuurders aan te stellen. De praktijk lijkt dit niet direct uit te wijzen. Ouders hebben schijnbaar niet genoeg macht om bij de bestuurders gedaan te krijgen wat ze werkelijk willen: kleinere scholen waar erg goede vakdocenten les geven aan hun kinderen. En geen leerfabrieken waar zoon of dochter nauwelijks les krijgt en beloond wordt met een waardeloos diploma. In hoeverre de werkgever zeggenschap moet krijgen over het onderwijs is voor mij onduidelijk. Ik moet toegeven dat ik hier nog niet voldoende over heb nagedacht: misschien een van jullie. Wat ik wel weet is dat de wensen van werkgevers over het algemeen grillig zijn. Het is de vraag of hun wensen altijd reëel zijn.

3A. Verkeerde probleemstelling. De school is wel een maatschappelijke instelling, maar de docent is echt geen sociaal werker en de school is geen zorgcentrum. Dat kun je wel opperen, en je kunt wel heel kreatief zijn in dezen (Lenssen wijst op een school in Woerden waar ‘senioren’ worden betrokken bij de school), maar het is onwerkbaar. En je kunt hier wel verwijzen naar managers die dit varkentje vakbekwaam zullen ‘wassen’, maar dergelijke hybride taakopvattingen gaan ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. Het moet uit de lengte of uit de breedte.

Dan nu het misverstand en de leemte: een school heeft als taak om jonge mensen kennis bij te brengen. Iedere andere kijk op de school moet worden geschraagd door goede argumenten. De bewijslast ligt bij jou: immers, jij zegt dat er iets moet veranderen?
Je zult eerst moeten uitleggen waarom -en dat is de leemte- je de kerntaak van de school opeens wilt veranderen. Maar in het hele artikel geen woord over deze taak van de school.
En dat is dan ook het grote misverstand tussen managers en leraren: ’t gaat niet om de vraag wie de baas is in school, maar: waartoe dient de school. Zolang je die vraag niet duidelijk beantwoordt, valt er tussen de twee partijen niet samen te werken.
Het punt is dat samenwerking begint met overleg: je luistert naar elkaars argumenten en samen bepaal je, naar aanleiding van dit overleg, het beleid voor de toekomst. Managers hebben de koers echter al uitgezet -onontkoombaar, maatschappij is veranderd, daar helpt geen lieve moeder aan, voldongen feit- en zitten niet te wachten op tegenspraak. Niet van ouders, niet van leraren. Dat is geen blijk van een goede wil tot samenwerken.
En als je hier over nadenkt -als je goed tot je laat doordringen dat dit het zoveelste artikel is van een auteur die voor het gemak de randverschijnselen in een school benadrukt, maar de kerntaken helemaal niet in de argumentatie betrekt- dan is het ook gemakkelijk om te duiden wat de makke is van (sommige) beleidsmakers: ze malen niet om kennisoverdracht. Daar ligt hun hart nou eenmaal niet. (Want dat maakt geen onderdeel uit van hun cultuur?)
Maar dat kun je toch niet maken? We hebben het over een school!
Ik hoop wel dat de auteur van dit artikel beseft hoe vreemd het is dat je je niet druk maakt over de vraag wat didactisch gezien het beste is voor leerlingen. Wie een bestaand instituut ingrijpend wil veranderen mag niet over een nacht ijs gaan.
Kennisoverdracht, hij bespreekt het niet. Hij noemt het niet eens. Nergens. En dat is wel opvallend voor een oud-onderwijzer. In zijn visie is een school een centrale plek in de maatschappij waar zich duizend-en-een maatschappelijk relevante zaken afspelen- maar waar kennisoverdracht het stiefkindje is. -Te vergelijken met de bouwers van een jacht: de kleur van de zeilen, de ankers, de kombuis, de reddingssloep, alles wordt besproken behalve de vraag of het schip zeewaardig is.

Hoe dan ook, het is een leesbaar artikel. Tenminste een auteur die zich niet beperkt tot slogans. Verfrissend. Vandaag in de Volkskrant. (Ik heb niet de middelen om een link te maken). [ Aangehangen, MAP ]

3 Reacties

  1. managen
    Het enge van dat managen is dat dat steeds vaker (nu ook in VO) gebeurt onder hoede van Raden van Bestuur. Dezen staan niet onder enige democratische controle. En ze gaan wel over scheppen gemeenschapsgeld en de toekomst van velen (leerlingen, medewerkers).

  2. werkgevers en onderwijs
    Simon,
    Op jouw vraag in hoeverre werkgevers zeggenschap moeten krijgen in het onderwijs is maar 1 standpunt denkbaar. Niet, nul, nada, niks. Wergevers moeten zich bezig houden met hun bedrijf en niet met onderwijs. Ten eerste omdat wij docenten, jonge mensen in eerste instantie moeten vormen als toekomstige burgers van deze maatschappij en niet als toekomstige werknemers (een wijze les van een oude en wijze docent pedagogiek). En ten tweede, omdat onderwijs voor vele werkgevers een geldverslindend instituut is waar “jongelui toch niets leren”. Als de werkgevers het beter hadden gedaan, dan bestonden al de bedrijfsscholen van vroeger nog wel, jammer voor hun, maar met deze bedrijfsscholen hebben de werkgevers hun brevet van onkunde wat betreft opleiden afgegeven.
    Voor de werkgevers moet duidelijk zijn, onderwijs en opleiding is een vak apart.
    Misschien moeten we ook nog eens “een boompje opzetten” over de stages, waar leerlingen, ondanks vele afspraken en veel heen en weer gettetter van de werkgevers behandeld worden als ‘eerste veger”, “onbenullige tikgeit”, of veredelde koffiehaalster”.

  3. Het Lenssen-verhaal
    Lenssen schetst drie ontwikkelingen die de noodzakelijkheid van het management aantonen: vroeger werd er niet gemanaged, positie stakeholders wordt sterker en scholen zijn geen gesloten systemen meer. Het vervelende is dat dit in theorie aardig klinkt, maar praktisch gezien voegt de overdracht van managers feitelijk geen waarde toe. Terwijl het bureaucratische beheerssysteem vrachten geld kost: wordt er nog steeds niet gemanaged (1), stakeholders worden in de steek gelaten (2) en de geslotenheid neemt alleen maar toe (3):
    1. Waar er vroeger nog wel gemanaged werd, gebeurt er nu helemaal niets meer. Managers voegen geen inhoudelijke waarde toe, en eigenlijk ook geen dienstverlenende waarde, ze zijn alleen bezig met de vormen die hun positie versterken en de verkokering doen toenemen: veel vergaderen, veel overleggen en veel emails schrijven. Zo draag je zinloosheid over ook aan leerlingen. En het management is huichelachtig, het is doen alsof, een maskerade, docenten moeten veranderen, maar zelf veranderen? Ho maar;
    2. Waar stakeholders invloed hadden ebt die thans weg. Ouders hebben nauwelijks invloed, bedrijven niet, docenten niet en leerlingen ook niet. De ruimte die de overheid laat ontstaan wordt ingevuld door de regelzucht van het management. De beheerskramp slaat toe;
    3. scholen zijn gesloten systemen geworden juist dank zij de invloed van het management. De aandacht van managers is voor het overgrote deel op binnen gericht, terwijl juist de docenten samen met leerlingen doorgaans met het beroep (= buiten) bezig zijn. Als voorbeeld, er is op ons ROC net een marketingproces afgerond dat alleen maar naar eigen navels staarde. Er is geen bedrijf benaderd. Zelfs de marketing verstevigt en bevestigt op deze manier de geslotenheid!

    Kortom, het verhaal van Leo Lenssen is echte luchtfietserij. Zijn managers ondertussen niet de grootste bedreiging van de Nederlandse samenleving geworden?

Reacties zijn gesloten.