Jos van Kemenade, de man van de middenschool, verzocht mij dringend om toch maar het gymnasium op te heffen (!)

Cassandra was de Trojaanse koningsdochter die door Apollo werd begeerd. Zij kreeg van Apollo de gave om de toekomst te voorspellen. Maar toen Cassandra weigerde Apollo ter wille te zijn, strafte hij haar op een verschrikkelijke manier, namelijk door haar het vermogen te onthouden anderen te overtuigen. Tot haar tragische dood zou niemand geloof hechten aan haar waarschuwingen voor naderend onheil. Aan Cassandra moest ik denken in deze Dijsselbloemweek.
Zestien jaar geleden schreef ik op verzoek van de Wiarda-Beckman Stichting een rapport over de sociaal-democratische onderwijspolitiek ‘Een school om te kiezen’. Mijn stelling luidde dat het linkse geloof in de school als middel om verschillen tussen sociale groepen te nivelleren, een illusie was gebleken.
Er zijn de laatste halve eeuw geleidelijk aan allerlei financiële en psychologische obstakels, die ‘verder leren’ door kinderen uit de lagere standen belemmerden, uit de weg geruimd. Aan die kinderen wordt, vooral door toedoen van de PvdA, sinds de jaren zeventig juist meer geld uit gegeven dan aan talentvolle leerlingen.
Maar schreef ik in 1992, dat doet niets af aan het feit dat de school de verschillen in begaafdheid tussen kinderen niet kan verkleinen. Vijftien jaar stimuleringsbeleid (tussen 1975 en 1990) had dan ook geen enkel meetbaar resultaat opgeleverd.
De ‘maakbaarheid van het kind’ door de school is beperkt, luidde mijn harde conclusie, en dat betekende dat de prestaties van de sociaal-democratische onderwijspolitiek drastisch moesten worden bijgesteld. Onderwijs moest niet langer een instrument zijn voor allerlei maatschappelijke en politieke doelstellingen. De school moest simpelweg iedereen in staat stellen zelfstandig en volwaardig te functioneren in de maatschappij: dat was mijn idee.
Minder persoonlijke ontplooiing, meer oriëntatie op de arbeidsmarkt en maatschappij.
Onderwijspolitiek beweegt zich tussen twee polen: souvereiniteit van de ouders en staatspedagogiek. Ik pleitte voor een verschuiving richting de eerste pool: meer macht voor de onderwijsconsument door publicatie van Citotoetsen en eindexamenresultaten in een verplicht jaarverslag. Maar ook meer diversiteit: ouders waren volgens mij best bereid extra te betalen voor scholen met vioollessen of warm eten tussen de middag.
De status van de leraar moest worden opgewaardeerd tot die van een vrije beroepsbeoefenaar, maar tegelijkertijd vond ik dat ‘een Turks meisje met en mavo-diploma’ binnen een half jaar kon worden opgeleid tot ‘assistent-leidster in een Turkse kleuterklas’.
Geen monopolie dus voor de lerarenopleiding, waarvan mij toen al duidelijk was dat die teveel deed aan didactiek en te weinig aan vakinhoudelijke expertise.
Meer autonomie betekende in mijn ogen wel een betere controle. De inspectie moest vroegtijdig durven ingrijpen. Niet naar het schoolwerkplan kijken, maar naar de ‘performance’ van de school, inclusief zaken als lesuitval, ziekteverzuim, spijbelen, criminaliteit en financieel beheer. Een slechte school moest wat mij betreft gewoon worden gesloten. Ik schreef:’Per slot van rekening zijn de leerlingen de dupe van het camoufleren van gebreken’.
Dat mijn rapport gepubliceerd werd, was een klein wonder. President-curator van de WBS was indertijd niemand minder dan Jos van Kemenade, de man van de middenschool. Hij verzocht mij dringend om toch maar het gymnasium op te heffen (!) (de gymnasiumnijd was toen erg virulent in de PvdA: je kunt natuurlijk ook de verschillen tussen leerlingen verkleinen door het onderwijs af te toppen). Daarentegen moest ik het onderwijsvoorrangsbeleid handhaven:’de PvdA kan zich niet veroorloven dat te schrappen, ongeacht of het werkt of niet’. Ik ging op zijn verzoek niet in. Van Kemenade stemde uiteindelijk grootmoedig (?) in met publicatie.
Door de onderwijswoordvoerders van de PvdA in de Tweede Kamer (Tineke Netelenbos) en de Eerste Kamer (Ria Jaarsma) werd mijn verhaal als niet minder dan verraad beschouwd aan ‘al die enthousiaste onderwijsvernieuwers die zich inzetten voor kansarme kinderen’. Bart Tromp was de enige sociaal-democraat die het voor mij opnam. Discussie gesloten en Netelenbos zou het nog ver brengen. Mijn conclusie was dat de Partij van de Arbeid en Hans Wansink niet voor elkaar waren voorbestemd.
Om de zomer van 1998 door te komen organiseerde ik, inmiddels chef van de Forumpagina van de Volkskrant, een debat over de invoering van het studiehuis in de bovenbouw van het vwo en de havo:’Heimwee naar de HBS’. De reacties vanuit het linkse onderwijsestablisment waren voor mij weinig verrassend: opnieuw was ik de spelbreker. Maar we werden wel bedolven onder een lawine van ingezonden stukken van getergde leraren en wetenschappers:’Het studiehuis is een luchtkasteel.’ ‘Weg met Montessori, leve Socrates!’ ‘Studiehuis bevordert ongelijkheid in het onderwijs.’ ‘Onderwijs de sovjetzone van Nederland.’ (Nou, Ton van Haperen!)
En wat zegt nu Clan Visser ’t Hooft, procesmanager van het studiehuis in het rapport-Dijsselbloem:’Ik vrees – en dat kan ik niet genoeg benadrukken – dat de pers en met name de serie ‘Heimwee naar de HBS’ in de Volkskrant daar een hele negatieve rol in heeft gespeeld. Ze hebben duidelijk scholen uitgekozen waar dit soort geluiden te horen waren: ons vak is ons afgenomen, we moeten zeker de krant gaan zitten lezen en de kinderen moeten het maar zelf doen.’
Dat Visser ’t Hooft zelf zowel aan de serie als aan het afsluitende Volkskrant/Baliedebat heeft deelgenomen, vond zij niet nodig te vermelden.

Aldus Hans Wansink in de Volkskrant

(De commentaren tussen haakjes zijn van Hals)

De Pilatussen beginnen hun handen te wassen in onschuld.

8 Reacties

      • Bekeerd
        Hans Wansink heeft zich dan wel heel lang geleden bekeerd. Ik kan me van hem over onderwijs alleen maar stukken herinneren die behoorlijk in de BON lijn liggen (zelfs voordat BON opgericht was).

      • Hans Wansink
        Hans Wansink (1954) is historicus en politiek commentator van de Volkskrant. Zijn geruchtmakende interview met Pim Fortuyn op 9 februari 2002 bevestigde zijn reputatie als een van de meest gevreesde journalisten van het Binnenhof. Wansink publiceerde eerder De opmars van de stressmaatschappij (1994) en De conservatieve golf (1996).

        • en niet te vergeten:
          De erfenis van Fortuyn. -De Nederlandse democratie na de opstand van de kiezers. (2004). Dit is zijn dissertatie warvan de publiekseditie in 2006 verscheen bij Meulenhoff. Voor Fortuynwatchers een must.
          Wansink is een beminnelijk mens.
          Willem Smit

  1. Boos
    Ik kan er zo veel jaar na dato nog boos om worden: Dat rancuneuze verlangen het gymnasium als elitair relikwie de nek om te draaien. Het zijn doorgaans niet de gymnasiasten die daarvoor pleiten, maar slechts degenen die niet over de meerwaarde van een klassieke opvoeding kunnen oordelen. Toeval?

    En wat betreft het “de nek omdraaien”: De Romeinen bezaten in hun schitterende Latijn tientallen uitdrukkingen daarvoor…

    • Ik begrijp het ook niet.
      Ik begrijp het ook niet. Natuurlijk zaten en zitten er op het gymnasium verhoudingsgewijs meer kinderen uit gepriviligeerde gezinnen. Maar waarom dan pleiten voor opheffing van het gymnasium, in plaats van stimuleren dat het gewone volk die opleiding ook gaat bezoeken? Waarom niet investeren in talent uit de lagere klassen, in plaats van het talent uit de hogere proberen neer te maaien? Treurig.

      • Je reinste jaloeziepolitiek
        Het beste schooltype dat we hebben de nek om willen draaien.
        De man moet aan de schandpaal.
        Maar wat krijgt hij? Een mooie positie als minister van staat.

Reacties zijn gesloten.