Het nieuwe leren is allang en breed onder ons

(HP/De Tijd)

Op een sluipende manier is het middelbaar onderwijs te veel omvattend geworden, te veel opgetuigd met ‘far out’-doelstellingen, te veel opgeleukt met het soort semi-creatieve opdrachten waarvan didactici denken dat leerlingen zich erdoor geïnspireerd en uitgedaagd zullen voelen, terwijl het voor diezelfde leerlingen gewoon werk is. En veel werk bovendien.
Meer werk dan een paar hoofdstukken uit een leerboek bestuderen voor een proefwerk geschiedenis of oefenen met wiskundesommetjes of binnen een lesuur in de klas een opstel schrijven. Als je een gemiddelde eersteklas gymnasiumleerling vraagt wat hij liever wil: de vervoeging van ‘mensa’ uit z’n hoofd leren of via puzzel-, opzoek- en deduceerwerk de mogelijke betekenis achterhalen van een authentiek grafschrift, dan kiest de slimmerik natuurlijk het rijtje leren. Dat kost namelijk maar vijf minuten. Toch wordt er op diverse gymnasia volop geëxperimenteerd met grafschriftontcijfering (de Pegasusmethode), omdat ‘deskundigen’ denken dat op die manier dode talen interessanter zijn te maken voor leerlingen.
Niets wijst erop dat het rapport-Dijsselbloem een halt zal toeroepen aan dit soort leermethoden, die betrokkenen heel veel tijd kosten, maar die weinig stevige kennis opleveren. Scholen en leraren kiezen hier voortdurend zelf voor.
Het nieuwe leren is allang en breed onder ons. En niemand die het zal weten weg te krijgen.
Niet de eerstkomende tien jaar.