Hallo.

’n Miljard voor hogere onderwijs salarissen. Waar zou het naar toe gaan?
En wat lost het op?
Binnen het basisonderwijs en daar ga ik voor, gaat er op deze manier niets veranderen. Leuk, om ’n miljard, gedeeld door heel veel, meer te verdienen. Ongevraagd, dus prettig meegenomen. Nieuwe fiets.
Maar het lost niets op. We steken verder dezelfde energie in onveranderde problemen. Die overigens alleen maar toenemen.
Ik stel voor, om ’n deel van dat miljard te gebruiken om:
Taalachterstand van instromende kleuters op te lossen.
Tweetalige kinderen tijdig bij te scholen m.b.t. ’t Nederlands.
Kinderen die speciaal onderwijs nodig hebben, dat ook te geven.
Serieuze aandacht hiervoor, lost wel iets op.

28 Reacties

  1. Wat het oplost
    Wat het oplost?

    Nou, volgens mij zit het zo: al die dingen die jij graag liever wilt zien dan salarisverhoging (die voor jou persoonlijk niet zo belangrijk is) kunnen alleen maar worden gerealiseerd door capabele docenten. Die zijn er in groten getale, binnen en buiten het onderwijs, maar om ze te behouden danwel aan te trekken, helpt het als normaal worden betaald. Salarisverhoging alléén is inderdaad geen oplossing, maar voorkomt erger en is een onmisbaar déél van de oplossing, even los van wat het voor jou persoonlijk betekent.

    Natuurlijk moet er nog veel méér gebeuren: de grootschaligheid, ondermaatse docentenopleidingen, schoolbureaucratie, te veel probleemkinderen in de klas, de taalachterstanden die jij noemt, HNL; er moeten nog veel dingen opgelost worden voordat we écht weer goed aan de slag kunnen.

    Maar die salarisverhoging, en dat veranderde denken over de waardering voor docenten, hebben we, wat mij betreft veel eerder dan ik had gedacht, en er van uitgaande dat Plasterk woord houdt, alvast binnen, toch? Sterker nog: als het ergste salariszeer de wereld uit is, komen de andere problemen toch alleen maar helderder in het vizier?

    • blij met een dooie mus?
      Laten we niet te vroeg juichen. Enige achterdocht blijft natuurlijk wel op zijn plaats. Leo heeft gelijk als hij aangeeft dat de problemen in het onderwijs niet opgelost worden met een beetje meer loon. Duizenden goeie docenten staan buiten het onderwijs. Waarom??? Dat weten we onderhand wel. Groeiende managementslagen die met veel inzet en plezier de on(der)bevoegden voor de klas hebben gezet, het onderwijsleerproces op de schop hebben genomen en hierdoor de docent zijn vak afgenomen. Nu ruiken ze geld en willen dan snel door het bedrijfsleven en andere sponsoren betaalde “eigen” docentenopleiding gaan inrichten, vooral om hun lucratieve “speeltje” dat HNL is te kunnen behouden. Ik vraag mij af of diegene die het onderwijs verlaten hebben omdat ze toch niet serieus genomen werden door hun direct leidinggevende, voor paal werden gezet door hun on(der)bevoegde collega’s staan te springen om terug te keren. Trouwens wat ik begreep van Leo zijn betoog. Onze “core-bussines” zijn de leerlingen, daar gaat het om. Dat wij in ons loonzakje er een beetje bijkrijgen is meegenomen, tenzij dit weer ten kostte van de leerling gaat. In het verslag van R. Kan ( geen broer van W.) staat ergens dat er onderzoek gedaan moet worden in hoeverre het HNL zich internationaal verhoudt. Dit kan een eerste stap zijn om HNL uit te bannen.

  2. Bijscholen
    Een belangrijk element in het verhaal van Plasterk vind ik dat hij bij- of nascholen op het hoogste niveau wil honoreren. Dat geeft je als docent ook ruggesteun om met je schoolleiding te onderhandelen over de scholing die jij zelf nuttig vind.

    • Bijscholen waarin en door wie?
      Het Nederlandse onderwijs is gedupeerd door een sluipende niveauverlaging en zorgbreedte toename.
      Onderhand vergt onderwijs mee zorg-energie dan kennisoverdracht. Als de Plasterk-bijscholing er toe moet leiden dat deze spagaat voortduurt zijn we ondanks meer loon weinig gevorderd op weg naar een kenniseconomie. Het gemiddelde niveau van een klas blijft dan laag. Het niveau van de docenten heeft zich daar in de afgelopen decennia bij aangepast.
      Een structuurverandering van het onderwijs is hoogst noodzakelijk. Kennisoverdracht moet weer hoofdprioriteit worden en al het onkruid aan leukigheid en leerlinggerichtheid moet gesnoeid en worden vervangen door vakgerichtheid.

        • Hoe houd je als universitair geschoold leraar je vak bij?
          Mee eens. Vakinhoudelijke nascholing, oftewel ‘je vak bijhouden’, zou heel normaal moeten zijn voor universitair opgeleide leraren die hun vak in het havo en vwo representeren. Maar wie in 1975 zijn doctoraal behaalde en ging lesgeven, kwam in die dertig jaar zelden of nooit op de universiteit terug voor vakinhoudelijk onderwijs. Het aantal docenten dat uit zichzelf zijn vakliteratuur bijhoudt (vakbladen, nieuwe handboeken) is volgens mij ook op de vingers van een hand te tellen. Probleem 1: gebrek aan tijd. Probleem 2: gebrek aan aanbod. Probleem 3: het hoeft niet echt, geen haan kraait er naar.

          Zelf zou ik best graag eens in de paar jaar een collegereeks ‘Actuele ontwikkelingen in de X’ aan mijn oude universiteit willen bijwonen. Voor een universiteit zou dat ook een gat in de markt zijn. Mits de werkgevers dit maar erkennen als noodzakelijke nascholing, en er een deel van het scholingsbudget voor willen besteden. Een eigen bijdrage van de geregistreerde docent zelf wijs ik trouwens niet af. Het zou ook best om geaccrediteerde cursussen mogen gaan, waar van de deelnemende docent een duidelijke prestatie wordt verlangd, meer dan alleen ‘college lopen’.

          • geregistreerde nascholers
            Advocaten dienen ieder jaar studiepunten te halen om hun beroep uit te mogen oefen. Die studiepunten kunnen alleen gehaald worden bij instanties die goedgekeurd zijn door de Orde van Advocaten (of hoe heet die overkoepelende juristenvereniging?). Deze instanties zijn niet alleen maar universiteiten, ook het Nederlands Debatinstituut (www.debatinstituut.nl) schijnt geaccrediteerd te zijn. Zo iets is ook mogelijk bij de nascholing van leraren. Leraren krijgen van het ministerie een zakje geld dat ze aan nascholing uit mogen geven bij een nascholer die op de lijst geregistreerde nascholers staat. Deze lijst mag dan geen statisch gegeven zijn voor de komende vijftig jaar, maar moet ieder jaar opnieuw bekeken worden. Mijn eerste gedachte is dat instanties als KPC en APS en zo er per definitie niet op mogen, maar dat is niet eerlijk. Iedereen verdient een kans, en als blijkt dat geen enkele leraar een nascholing van KPC c.s. wil, dan gaat geen enkele leraar naar zo’n nascholing.

          • KPC en APS nascholingen
            Je kunt het niet alleen aan de vrije markt overlaten of die instituten hun producten kunnen afzetten aan docenten. Ik vrees dat er nogal wat docenten zijn die dergelijke cursussen veel liever hebben dan een wellicht moeilijke vakcursus. En docenten zijn soms net mensen: als je je nascholings-aantekeningen kunt halen door een makkelijke cursus, dan kies je wellicht niet voor de moeilijke.

            Het moeten dus erkende cursussen zijn. Maar ja… erkend door wie?

          • Belangrijke rol van de vakverenigingen
            5_5_1945 schreef:
            >Het moeten dus erkende cursussen zijn. Maar ja… erkend door wie?

            Zouden de docenten en hun vertegenwoordigers dat niet zelf moeten uitmaken? Met andere woorden: de vakverenigingen?

            Ik meen dat de NVvW, de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, zeer wel kan uitmaken of een cursus de moeite waard is voor een geregistreerd wiskundeleraar. En als ze dat nu nog niet kunnen, dan zouden ze dat moeten kunnen. Liever niet de SBL (die van de competenties), ik geloof niet dat een dergelijke abstracte koepel daartoe de expertise in huis heeft dan wel de macht zou moeten krijgen.

            Natuurlijk zullen beslissingen omtrent de accreditatie van cursussen discussie uitlokken. Een te laag niveau zal kritische reacties uitlokken (want dan krijg je geklaag over bepaalde cursussen), een te hoog niveau ook (want dan is het moeilijk punten te halen). Die discussie lijkt me nuttig en op zichzelf kwaliteitsverhogend.

            In de medische sector maak ik trouwens mee dat sommige cursussen meer punten opleveren dan andere cursussen. Langs deze weg kun je dus ook compenseren voor ‘moeilijk’ versus ‘gemakkelijk’. We zijn niet allemaal gelijk; de ene docent wil graag een moeilijke vakinhoudelijke cursus, de andere wil nu eenmaal liever een paar leuke vakdidactische ideeën aangereikt krijgen en ermee ‘aan de slag’. Of er verschil in waardering moet zijn tussen zulke cursussen, laat ik graag aan de beroepsgroep zelf over.

            Ik zou in geen geval de werkgevers inschakelen bij het accrediteren van dergelijke cursussen. En reken er maar op dat zij zullen proberen daarvoor ingeschakeld te worden.

          • Wie moet beslissen of een nascholing accreditatie verdient?
            Net zoals in het hoger onderwijs niet de instellingen worden geaccrediteerd maar de *opleidingen* van die instellingen, zo zouden ook niet de cursusleveranciers moeten worden geaccrediteerd, maar hun *cursussen*.

            Mijn vrouw moet om haar registratie als medisch specialist te behouden, jaarlijks een aantal cursussen met goed gevolg afleggen. Sommige van de aangeboden cursussen zijn wél geaccrediteerd (en tellen dus mee voor de registratie), andere niet – ook al zijn ze van dezelfde leverancier afkomstig. Ik denk dat het goed is als de cursusleverancier onderscheid kan maken tussen een geaccrediteerd en een niet-geaccrediteerd aanbod; zodat niet ‘anything goes’. Niet elke cursus of workshop die een universiteit aanbiedt, zou per definitie moeten meetellen. Als van het APS sommige cursussen de moeite waard blijken te zijn, hoeven niet alle cursussen meteen het groene licht te krijgen. Of de cursus registratie verdient, zou de registrerende instantie moeten bepalen, niet de universiteit.

            Kortom: accrediteren op cursusniveau. Dat is meer werk, maar zal ook meer bijdragen aan de kwaliteit van de gevolgde cursussen.

            Overigens zie ik een rol voor de vakverenigingen bij deze accreditatie. Ik denk niet dat ze bij de SBL voldoende verstand van hebben van vakinhoudelijke cursussen.

      • Salaris, bijscholing, niveauverlaging en zorgbreedte toename.
        Er van uitgaande, dat kennisoverdracht de kern is en dat die ernstig stagneert, al decennia, waar ligt dan ’n begin van ’n oplossing.
        Hoger salaris, meer bijscholing voor leraren, is dat de remedie voor opkrikken van de niveauverlaging van de leerlingen. Voor minder “zorgleerlingen”?
        Ik heb de indruk, dat iedere etage van ’t onderwijsgebouw problemen heeft met ’t instroom niveau van scholier en student. Of hoe ze ook tegenwoordig mogen heten. Het te lage salaris, het te lage niveau van leerlingen, waarheden als ’n koe. Zorgbreedte neemt alleen maar toe.
        Binnen het V0 en hoger worden beter salaris en bijscholing genoemd om de impasse te doorbreken. En helemaal terecht. Als de “overheid” het toestaat, om studenten te “voeden” met beeldscherm en “oppasser” inplaats van ’n bezielde vakdocent, dan is de overheid voortaan ’n kruidenier, die zuinig afweegt en niet echt interesse heeft voor z’n zaak op langere termijn. En dat is onderwijs dus wel. Belangrijk op langere termijn.
        De instroom, begint niet bij ’t VO. Al 10 jaar eerder! Minder zorgleerlingen binnen ’t VO en hoger niveau, beginnen bij aandacht voor wat er in ’t basisonderwijs gebeurt. Repareren van het onderwijsfundament, de basisschool, is belangrijker dan salarisverhoging alleen. Bijscholing is pas zinvol, als het materiaal, dat je als leraar “schoolt”, ook ’t juiste niveau heeft.

    • bijscholen, nuttig?
      IK ken een leraar, erg leergierig, veel ervaring, leerlingen welhaast en masse tevreden over hem, heeft al enige decennia lang geen leerling straf gegeven of uit de klas gestuurd.Cijfers van het Centraal schriftelijk examen waren niet alleen altijd ongeveer gelijk aan die van zijn schoolexamen, maar lagen ook jaar in jaar uit anderhalf punt boven het landelijk gemiddelde…. Tot de de vernieuwingen zijn contactlessen terugbrachten tot EEN les. Hij heeft zijn digitaal rijbewijs behaald, in een keer nog wel. Vertikte het om bij de feestelijke uitreiking in aanwezigheid van de plaatselijke pers aanwezig te zijn. Heeft een geldverslindende cursus van het KPC bijgewoond. Eerst werd er koffie gedronken, toen werden er groepjes geformeerd, de eerste les over de vernieuwingen werd door een zichtbaar nerveuze dame verzorgd, ze had veel bewondering voor de mensen die het werk voor de klas deden; ze stelde voor dat we (een 20-tal docenten die elkaar al jarenlang tot vervelens toe op de gangen en tennisbaan tegenkwamen) iets over ons zelf zouden vertellen,…… zodat we elkaar wat beter zouden leren kennen. De les daarna ging niet door, de betreffende deskundige, ook nimmer voor de klas gestaan, was ziek geworden, maar we konden wel wat blaadjes doorkijken die op de tafels lagen, of een kopje koffie gaan drinken in de kantine waar het voor het eerst dat jaar door de vrije dag voor de 2000 leerlingen geen chaos was. Toen ben ik maar naar huis gefietst.
      En nu mijn vraag: moet die docent nog bijgeschoold worden???

      • Bijscholen en nut.
        Ik lees dat ik schreef, dat bijscholen pas zinvol is, als het materiaal, dat je als leraar schoolt, ook ’t juiste niveau heeft. Slordig geschreven van me. Wat ik voor ogen had/heb, is, dat als je werkt met kinderen/leerlingen die instromen en functioneren op ’t juiste niveau, dat je dan misschien zelf zin krijgt in bijscholing. Wat voor vorm dan ook. Niet opgelegd of om ’n hoger salaris te verkrijgen.
        Ter verontschuldiging geldt, ULO, Kweekschool en jaren ’70.

      • Handwerk en bijscholing
        Je hoeft deze docent niet te leren hoe hij les moet geven. Maar wellicht wil deze docent zelf (zie bijdrage hierboven van Couzijn) weer eens in de twee jaar meelopen op de universiteit? Ik ben het hartgrondig met de de commissie R-Kan eens dat een leraar graag voor de klas staat en dat hij dol op studeren en lezen is. De leraar is nooit uitgestudeerd (net als de hoogleraar). Het zou wel aardig zijn als je bijvoorbeeld als docent de toestemming kreeg om de universitaire database met vaktijdschriften van huis uit te mogen inkijken (is nu het privilege van studenten en academisch personeel), en dat je een soort hoogleraar als mentor kreeg die je kon wijzen op belangrijke nieuwe publicaties: is het niet aardig om boven op je vakgebied te zitten? Dit kan al gerealiseerd worden door middel van een mailinglist. Leest hoogleraar X iets wat bijzonder interessant is, dan plakt hij het even in een mailinglist en om de twee weken stuurt hij deze naar belangstellende docenten in het land. -Daar wordt je vak echt belangwekkend van en dan heb je de leerlingen wat te vertellen!

        En zo zijn er nog wel wat relatief eenvoudige zaken te verzinnen waarbij er sprake is van samenwerking tussen universiteit, hogeschool en middelbare school, waar iedereen van profiteert en die je onder het hoofdje ‘bijscholing en nascholing’ kunt plaatsen: heb je al die ingewikkelde instituten helemaal niet voor nodig: zou, zoals Couzijn zegt, onder de verantwoordelijkheid van de vakverenigingen vallen.

        Overigens: omdat het salrais voor gepromoveerden in het voorstel van R-Kan behoorlijk fors is, heb je een kans dat post-doc personeel, dat al jaren met losse contracten werkt aan de uni, overstapt naar het vo: voor hen is samenwerking met universiteit en hogeschool toch ook een aantrekkelijk idee. enz.

        • 1,1 miljard komt er nooit en
          1,1 miljard komt er nooit en zal er nooit komen. Wellicht de helft, 300 miljoen voor de lonen, 250 miljoen voor zogenaamde ‘beloningsdifferentiatie’. Soort ‘polderaanpak’, iedereen een beetje tevreden. De schoolbesturen zullen een ‘voor-Hos aanpak’ tegenhouden, de autonomie mag hen natuurlijk niet afgenomen worden. Wanneer scholen het geld krijgen gebeurt er helemaal niets, oppotten is het gevolg en/of men geeft het uit aan een ‘breder middenmanagement’. Kortom, landelijk regelen, idem voor eisen voor een LC/LD/LE (laatste voor een gepromoveerde docent) betaling. Landelijk, objectief en transparant kijken naar iemands prestaties, resultaten en algemeen functioneren. Vervolgens doorstroming in hogere schaal e.d. Wanneer de schoolmanager dit mag doen, geraken we wederom in een hoop conflicten, zie de fuwasys. Eigenlijk is het heel simpel:
          Tweedegraads (HBO) > begint in LB, stroomt bij goed functioneren naar LC
          Eerstegraads (WO) > begint in LC, stroomt bij goed functioneren naar een LD schaal
          Eerstegraads (WO) plus proefschrift, universiteit buitenland o.i.d., kan van een LC & LD schaal doorstromen naar een LE schaal.

          Heel transparant en iedereen tevreden, bovendien zal het beduidend meer academici aantrekken. Verder 1 FTE naar max. 20 lessen, gaat de kwaliteit van de lessen beduidend omhoog. Weg met allerlei onzintaken, gewoon les en niveau !!

          • @BC: dat lijkt op de oorspronkelijke HOS-plannen!
            Het voorstel van BC ziet er helder, logisch en redelijk uit. Toch is er iets vreemds mee aan de hand: het lijkt , afgezien van schaal LE, sprekend op de oorspronkelijke HOS-plannen. Die hielden namelijk in dat een tweedegrader begon in een soort schaal 10-functie (overigens met een lagere en langere aanloopschaal), en uiteindelijk kon “promoveren” naar schaal 11. Mutatis mutandis voor een eerstegrader: schaal 11 en 12. De adder onder het gras zat hem hierin, dat:
            1. slechts 10% van de docenten naar de hogere eindschaal zou mogen doorstromen
            2. De beoordeling open stond voor willekeur.
            Deze aspecten van de HOS heeft de vakbond gelukkkig kunnen tegenhouden. De lagere beginsalarissen en langere salarislijnen niet, evenmin als de koppeling van het aantal eerstegraadsbanen aan het aantal uren in het eerstegraadsgebied.

            Het omlaagnivelleren van alle docenten, inclusief eerstegraders, naar schaal 10 dateert van later tijd, hoewel de HOS daar al een voorschot op nam, o.a. door het degraderen van onderbouw VWO en HAVO naar de tweedegraadssector, waardoor er ineens minder eerstegraadsbanen te vergeven waren.

            Het probleem van het voorstel van BC zit hem in de clausule “stroomt bij goed functioneren naar…”.
            Wie beoordeelt dat, en welke criteria worden hierbij gehanteerd.
            Als we niet heel goed oppassen, opent dit de deur voor willekeur en vriendjespolitiek, en kritiekloosheid omwille van de promotiemogelijkheden.

            Overigens kan ik volledig instemmen met het idee dat eerstegraders minimaal in schaal LC thuishoren.
            Als we daarmee direct beginnen, en de rest (heel even!) uitstellen, is het nog betaalbaar ook.

        • Met deze docent…
          Simon, word ik misschien wel bedoeld. Niets liever dan terug naar de collegebanken, college volgen van een professor of bekwame universitaire docent. En daarna nog een paar uur de UB in.
          Maar op dit soort bijscholing zitten de managers niet te wachten. En laat ons eerlijk zijn, ook voor de beste VWO-leerlingen is dit, in mijn vak tenminste, iets te hoog gegrepen.

          • Te hoog gegrepen?
            Daar ben ik het niet mee eens: wie de nieuwste ontwikkelingen op de voet volgt heeft veel te melden en kan de huidige kennis die op school wordt onderwezen aanvullen en in breder perspectief zien. Laat ik nu onderscheid maken tussen ‘horizontale’ vakken en ‘niet horizontale vakken’.

            Geschiedenis, literatuur, levensbeschouwing en maatschappijleer zijn horizontale vakken: je hebt om de nieuwste ontwikkelingen te volgen geen andere bagage nodig. Een nieuw inzicht in de geschiedenis door de vondst van een dagboek werpt een nieuw licht op de oude uitleg (denk bij godsdienst aan de vondst van het judasevangelie: interessant!)

            Niet-horizontale kennis vereist bv. wiskunde die te hoog gegrepen is of een nieuw logisch systeem (niet bij te houden zoveel logische systemen er inmiddels zijn). Aan de docent de uitdaging om dit om te zetten naar ‘horizontale’ kennis: de technische moeilijkheden vertalen naar de schoolpraktijk. Voorbeeld: voor de filosofie les is de ontwikkeling van de zogenaamde niet-explosieve logica zeer interessant: er wordt verondersteld dat paradoxen letterlijk waar zijn (en dus geen schijnbare tegenstellingen zijn). De consequenties van een dergelijk logisch systeem zijn geweldig. Heel goed te gebruiken voor de klas (5vwo).

            Van nieuwe kennis en samenwerking met de uni wordt de wereld een stuk leuker. Helaas vertelde historica mij dat de database met tijdschriften wel nooit zal worden vrijgegeven voor gewone leraren: dat is toch echt jammer.

            Veel scientific americans en natures lezen dan maar. Er zijn tegenwoordig ook veel vrije sites waar nieuwe artikelen geplaatst worden door belangrijke auteurs.

          • informatie vrij
            Gelukkig is er inderdaad ook informatie vrij. Via universiteiten of pre-publication. Immers, de publicatie in top-tijdschriften, die onbetaalbaar zijn voor particulieren, dienen vooral om de wetenschappelijke ranking vast te leggen. De inhoud wordt ook vaak wel eerder via het grijze circuit verspreid. De toegankelijkheid hiervan helaas weer minder, vooral voor mensen die niet bij de wetenschappelijke incrowd horen.
            (Sorry, voor de Engelse woorden, de taalvervuiling slaat alom toe)

          • Beste Simon,
            Ik ben het zoals zo vaak weer helemaal met je eens. Voor de duidelijkheid, ik geef een horizontaal vak, waarbij ik in de bovenbouw VWO graag probeer duidelijk te maken hoeveel boeiende zaken er nog zijn in mijn vak waarmee je op de Universiteit in aanraking kunt komen.
            Zelf weet ik mijn weg wel te vinden.

  3. Marleen Barth: ‘Kwaliteit basisonderwijs is flink gestegen’
    Bron: hier

    Marleen ziet het heel anders dan Leo.

    “Vakkennis is wel noodzakelijk, maar niet genoeg om een goede leraar te zijn. De kwaliteit van pedagogisch-didactisch handelen moet ook gewaardeerd kunnen worden.

    Zeker in het basisonderwijs is er alle reden om dat aspect op waarde te schatten. Nergens is die kwaliteit de laatste jaren zo gestegen als daar. Zo was het pakweg vijftien jaar geleden nog heel normaal dat kinderen met dyslexie naar het speciaal onderwijs gingen. Tegenwoordig is het even gewoon dat ze op de basisschool blijven. Differentiëren in de klas tussen hoogbegaafd, ppd-nos of adhd, tienduizenden leraren in het basisonderwijs doen het dagelijks. Dat is een fantastische kwaliteitsslag, die het verdient om gewaardeerd te worden. Natuurlijk moeten pabo-studenten kunnen rekenen. Maar de uitdaging waar zij, eenmaal afgestudeerd, voor komen te staan, is zoveel groter: hun kennis overdragen aan kinderen van allerlei achtergrond en talent. Een verdere uitwerking van passend onderwijs drijft op dat vermogen van leraren.”

    • Marleen
      Doet weinig anders dan haar betrokkenheid bij allerlei onderwijsvernieuwlingen en taakverzwaringen in haar PvdA-kamerverleden ook als OCNV voorzitter door dik en dun te verdedigen. Ook de komende onderwijsenquete zal haar de oogkleppen niet kunnen afrukken ben ik bang. Hardleers?

    • Geniale redenering

      “Zeker in het basisonderwijs is er alle reden om dat aspect op waarde te schatten. Nergens is die kwaliteit de laatste jaren zo gestegen als daar. Zo was het pakweg vijftien jaar geleden nog heel normaal dat kinderen met dyslexie naar het speciaal onderwijs gingen. Tegenwoordig is het even gewoon dat ze op de basisschool blijven. Differentiëren in de klas tussen hoogbegaafd, ppd-nos of adhd, tienduizenden leraren in het basisonderwijs doen het dagelijks. Dat is een fantastische kwaliteitsslag, die het verdient om gewaardeerd te worden.”

      Je schaft het speciaal onderwijs zo ongeveer af en dumpt al die kinderen in het reguliere PO. Dat en alleen dat is voldoende om te constateren dat de kwaliteit van het PO zo vreselijk omhoog is gegaan. Zou MB enig idee hebben dat die kwaliteit pas omhoog gegaan zou zijn als deze dumping (van kinderen die meer verdienen) gepaard zou zijn gegaam met tenminste kwaliteitsbehoud in vergelijking met de situatie voor het “afschaffen” van het PO. Tafeltjes en stoeltjes voor die kinderen in een klas zetten is niet de grootste prestatie. Je zou willen dat ze ook nog eens wat leerden en dat de andere kinderen dat ook nog steeds zouden kunnen.

      Overigens staat mijn respect voor het hanteren van dergelijke moeilijke klassen buiten kijf. Ik geloof er alleen geen jota van dat (daarmee) de kwaliteit is verbeterd.
      Zo lust ik er nog wel een paar: schaf de schoolboeken af, das nog goedkoper en daarna kun je constateren dat de juffen en meesters nu zelfs les kunnen geven zonder schoolboeken.

      • Het is inderdaad geniaal.
        Maar wat zegt zo’n redenering eigenlijk. Kwade wil, of gebrek aan realiteit. Managment dat zichzelf voedt, of minachting voor handwerk.
        Ik vrees, dat ’t ’n kwestie van rangorde is. Beneden je rang is niet interessant, je moet naar boven. BON en inspanningen voor VO en hoger beginnen te werken. Vooruitgang. Gelukkig.
        De redenatie van iemand, dat tienduizenden leerkrachten in het basisonderwijs, dagelijks fantastisch bezig zijn, lijkt me meer ’n soort achterhoede gevecht. ’n Achterhoede die toch niet (meer) georganiseerd is, geen stem heeft, versplinterd is, vooral jong en druk met veel werkdruk. Die onderlaag is te verwaarlozen. Alleen dat, wat knabbelt aan je confortabele zetel is belangrijk. Het idee van denken op lange termijn, is langzaam ingeruild voor snel scoren. Natuurlijk kijkt VO en hoger, bij klachten ook naar beneden. Dat die Marleen beweert dat het binnen het BO zo goed gaat, is onbenul of kwade wil, maakt me niet uit. Wat 5/5/45 schrijft wel. Zomaar ineens weer ’n reden om hier te blijven lezen en reageren.

    • Wat doen tienduizenden basisschool leerkrachten dagelijks.
      Volgens Marleen Barth differentieren ze zodanig en fantastisch, dat ze verdienen gewaardeerd te worden. Waarschijnlijk lopen de pabo-studenten daarom zo hard weg. Zo goed kan zij (heel soms hij) het toch nooit doen. Uitdagen, talenten ontwikkelen.
      Als je zelf op veel scholen werkt en dit leest, wat moet je dan nog. Vragen of Marleen eens ’n weekje komt kijken. En ’n lesje geeft. Of kwaad worden over zoveel onbenul. En dan proberen te vertellen, vanuit de praktijk, dat tienduizenden juffen en meesters proberen hun hoofd boven water te houden. Dat ze dagelijks alleen nog maar vechten. Met de onmogelijke opdracht om les te geven aan kinderen met problemen waar ze niet voor opgeleid zijn.
      Ik ga verder met ’n verhaal over harige Harrie. Voor de kinderboekenweek. De duizendpoot heb ik Dop gedoopt. Millie de miljoenpoot doet ook mee. Marleentje, ’t voetschimmelteentje, verdient volgens mij ook ’n rolletje.

      • Leo, maak je niet boos
        Marleen is nog van de generatie die het hele schoolsysteem wilde laten draaien op ‘complimentjes’. Het goede benadrukken. Hebben jullie nooit zo’n cursus complimentje maken gehad? Ik heb er twee mogen meemaken en het schaamrood staat me nog op de kaken als ik er aan terugdenk. -Zijn alle beroepsgroepen zo goedgelovig?

        Dat boek wat je schrijft, komt daar ook een boerderij in voor? En een paard dat zo goedgelovig is dat het na iedere tegenslag steeds zegt: we moeten gewoon harder werken! Is Leo de schuilnaam van George?

        Wel knap trouwens dat je zo ingehouden over Marleen hebt kunnen schrijven!

        • Gewoon boos,
          koppig en benieuwd. Jop van acht zat 2 dagen naast m’n bureau. Z’n juffen werken zich rot voor Jop. Maar om 11 uur was Jop op. Geen tijd en geld en goede begeleiding hebben we voor Jop over. Om in zijn wereldje te kruipen en samen met hem aan zijn stuur te draaien. En hij moet nog 4 jaar op de reguliere basisschool.
          De 3 andere kinderen in zijn groepje zijn dol op Jop. Hebben geen benul van het feit dat hij constant stoort.
          Hap, zei het ezeltje en hapte weer mis.
          Marleentjes komen en gaan.
          Alleen bij de geur van bedorven vis,
          zouden alarmbellen rinkelend af moeten gaan.

Reacties zijn gesloten.