Lees het onderstaande verhaal uit de Stentor.
———————————————–
‘Duitse scholen creëren kritiekloze slijmerds’
Scholieren krijgen cijfers voor gedrag, vlijt en werkhouding.
Horst WenzeI (19) zit op het Max Planck Gymnasium in Dortmund. De eindexamenkandidaat is ook bestuurslid van de scholierenbond in de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Regelmatig pendelt hij door de regio voor vergaderingen en ondersteunt hij scholieren met problemen. Toch prijken er voor ‘samenwerking’ en ‘verantwoordelijkheid’ onvoldoendes op zijn rapport. “Dat is toch waardeloos”, meent Wenzel. “Een kritische instelling wordt afgestraft.” Nadat ze ruim dertig jaar geleden werden afgeschaft, geven de meeste scholen in Duitsland nu weer cijfers voor gedrag, vlijt en werkhouding. Geheel naar wens van het bedrijfsleven, dat bij sollicitaties nu snel kan zien wie punctueel is en zich goed aan de regeltjes houdt. Tot grote ergernis van scholieren, leraren en ouders. “Je krijgt die cijfers ook op je laatste rapport”, zegt Horst Wenzel. “Bij het zoeken naar een werk/leerplek kijken bedrijven vooral naar de gedragsbeoordeling. Wat als je problemen hebt met een leraar? Op je achttiende word je al gebrandmerkt als ‘moeilijk persoontje’, terwijl je een puber in ontwikkeling bent.” Martina Ernst leidt de Kamer van Koophandel in Noordrijn-Westfalen en is heel blij met de beoordeling van scholen, want extra aandacht voor gedrag en attitude is volgens haar hard nodig. “Het maakt scholieren duidelijk dat er nou eenmaal bepaalde regels zijn waarmee je verder kunt komen in het leven. Jongeren die onderuit gezakt met een muts tot hun ogen komen solliciteren, maken weinig kans. “Ze gelooft dat het voor minder knappe koppen juist een mooie kans is om te laten zien dat hun instelling in ieder geval goed is.”Horst Wenzei is druk met een petitie en het organiseren van demonstraties. “Ik hoop dat we het nog kunnen terugdraaien, want je creëert kritiekloze slijmerds die vooral niet willen opvallen en alles doen wat de leraar wil. Dat is achteruitgang.”
Cijfer voor gedrag, ijver en werkhouding…
…hadden wij vroeger ook op onze lijst tot en met de vóórexamenklas.
Daar is niets mis mee.
Bespaart een hoop eindeloos gezever over waarom Jantje of Achmed zo slecht presteert.
Vlijt en gedrag
Ijver en vlijt is hetzelfde, werkhouding is in grote lijnen hetzelfde als vlijt.
Opvallen en kwallebakken
is iets anders dan een positieve kritische houding. Dat is vorm en geen inhoud. En van belemmerende vormgeving ben ik het liefst zo snel mogelijk verlost.
Klinkt inderdaad heel naar
Ja, wat ik hier lees roept bij mij ook het nodige wantrouwen op. Zelf denk ik dat de samenleving het eerder van kritische en zelfbewuste burgers moet hebben dan van meelopers. Docenten moeten vooral het goede voorbeeld geven, feedback geven naar leerlingen, aanmoedigen en waar nodig kritiseren, maar gedrag, vlijt en werkhouding beoordelen in cijfers, dat gaat mij veel te ver.
Kijk, ook ik zie vaak genoeg studenten waarvan ik denk: ‘Dat gaat straks nog pijn doen in de praktijk’. Als ik denk dat het over zal komen, zeg ik er wat van, probeer ik het ‘bespreekbaar te maken’. Maar de tendens om, volledig onbevoegd, te sleutelen aan de persoonlijkheid van studenten staat mij tegen. De gekste dingen kom ik tegen: indelingen in kleuren (‘Welke kleur ben jij?”), kernkwadranten, noem maar op. Mits met mate gebruikt door mensen die echt weten waar ze mee bezig zijn (en dat vraagt een serieuze studie, gepaard aan zelfkennis), misschien verantwoord als middel om de student aan enig zelfinzicht te helpen. Ik vrees echter dat de meeste mentoren/turoren/begeleiders/docenten eigenlijk op dit gebied niet meer dan kwakzalvers zijn.
Ook gedrag beoordelen
Als je met je team het gedrag van een leerling op school beoordeelt, kun je dat redelijk objectief doen. Je kunt kijken naar: aanwezigheid en inzet, sociaal acceptabel gedrag als beleefdheid, willen luisteren, niet overal over in discussie gaan, leiding accepteren, spullen bij zich hebben etc. Je komt dan toch op een beoordeling (een cijfer is daarbij gewoon handig) van gedrag en vlijt. Mij lijkt er niks mis mee, behalve als je gaat psychologiseren.
Overigens: de vraag is of de ‘bevoegde’ types nou zoveel meer en/of beter doen dan gewone leraren: het GBV (Gezond Boeren Verstand) hanteren. Dat van mij komt opvallend vaak overeen met dat van collega’s of werkgevers.
niet als punt
het vage, zweverige, niet te operationaliseren comptentiedenken zou – als het goed is – competenties nog verbinden met vakkennis en vaardigheden. Hier wordt het nog wat subjectiever. Sociaal gewenst gedrag met een punt objectief beoordelen…nou nou….ik kan er niet voor instaan dat ik sympathie en antipathie en mijn eigen idealen over gedrag buiten beschouwing zou laten….en de normen (niet eens waarden en de wijsheid dat mensen die met verschillende normen kunnen nastreven) ken die voor iedereen de beste zijn. En dat met een club collega’s samen…niet werkbaar en dezelfde willekeurige machtstoeeigening die directies zichzelf toemeten over docenten.
Wat ik wel zinvol zou vinden, is dat je als vergadering positief of negatief aan een leerling/ouders laat weten hoe je over zijn STUDEERgedrag, inzet e.d. denkt ALS VERKLARING van studeerresultaten. Zelfs dat je beslist om bepaalde houdingen t.a.v. schooltaken te bevorderen of andere niet wenst te accepteren. Dan geef je terug wat je waarneemt van wat voor studiesucces nodig is. En dat is geen oordeel + precies waarin je als docent wel deskundig bent. Voor het MBO – wat ik niet zo goed ken – kan het iets anders liggen….maar zeker in het VO zou ik niet willen beoordelen over persoonlijkheidskenmerken van leerlingen, maar alleen op basis van objectiverende toetsen over studieresultaten. Maar ook de ontwikkeling in het MBO om wel te beoordelen op beroepscompetenties vind ik op het randje….een gevaarlijke mode…die ik ook op onderwijskundig-didactische uitgangspunten niet zou willen verdedigen! Een advisering over studie- en beroepskeuze vind ik wel zinvol en nog des schools.
78 jaar ervaring
Hinke’s commentaar is mij (ons) uit het hart gegrepen. Wij geven altijd al cijfers voor “inzet” en “optreden”. Deze cijfers stellen we vast in docentenvergaderingen na afloop van elk semester. Standaardcijfer is een 7 (“gewoon goed”) dat naar boven en beneden kan worden bijgesteld.
Onder “inzet” valt met name de mate waarin men zich heeft ingezet voor het behaalde resultaat. Iemand kan gemiddeld een 8 staan en toch een inzetcijfer 6 krijgen en vice versa. Iemand met hoge scores en een laag inzetcijfer is vaak ook iemand die niet medeleerlingen helpt bij het leren beheersen van de stof. We hebben zelfs ooit een leerlinge gehad die een 9 voor inzet kreeg en het toch niet redde wegens ’te moeilijk’. Hard maar sneu.
Onder “optreden” valt het ook door Hinke benoemde sociale gedrag: is iemand prettig in de omgang, houdt hij/zij zich aan de geldende regels, doet iemand iets extra’s voor anderen (valt ook deels onder “inzet”), heeft hij/zij de spullen op orde etcetera.
Potentiële werkgevers die informatie bij de IVA opvragen informeren slechts zelden naar de cijfers voor de vakken vragen, maar vooral naar “inzet en optreden”. De vakkennis wordt verondersteld aanwezig te zijn, de vraag is “wat voor iemand krijg ik in mijn bedrijf?”. En daarop geven inzet & optreden (deels) antwoord.
Cijfer voor werkhouding
Ik hou er niet van. Op een middelbare school zie ik de zin er niet van in. Natuurlijk, het is handig om te weten of iemand voor alle vakken onvoldoende staat doordat hij op een te hoog niveau zit, of doordat hij niets uitvoert. Maar daar is geen cijfer voor nodig. Wij noteren per vak of we de werkhouding voldoende vinden en aan die informatie hebben we veel op de rapportvergaderingen en in gesprekken met de leerling of zijn ouders.
Ik begrijp wel waarom iemand tijdens zijn co-schappen wordt beoordeeld op communicatie/interactie, werkhouding e.d. Voor praktijkopleidingen/beroepsopleidingen zie ik de zin er wel van in. Maar een middelbare school…dat is een voortraject, geen opleiding tot een bepaald beroep waarin het gedrag van belang zou kunnen zijn. Een cijfer geven vind ik daar echt niet nodig. Het systeem zoals we dat op mijn school hebben volstaat.
Ik had op de middelbare school een klasgenoot die steevast zonder spullen naar de lessen geschiedenis kwam, en met zijn armen over elkaar ging zitten luisteren. Op de vraag of hij geen aantekeningen moest maken zei hij: “ik onthou het wel”. De leraar dacht “best, jouw verantwoordelijkheid” en accepteerde het. De jongen is geslaagd, met een prima cijfer voor geschiedenis. In het systeem van het Duitse gymnasium zou er een ontsierende onvoldoende naast hebben gestaan op zijn rapport, omdat hij niet vlijtig in zijn nette schriftje aantekeningen zat te maken. Wat een onzin. Die jongen zou zich behandeld hebben gevoeld als een kleuter.
Competent voor competitie
Gedrag, vlijt en werkhouding zijn eigenschappen die maatschappelijke waarde hebben. De opvoedingscomponent van goed onderwijs moet deze eigenschappen stimuleren. Daarmee bevorder je de kansen van leerlingen. Een te grote “ik” gerichtheid is een slechte eigenschap (in het overgrote merendeel van de gevallen).
Mij valt tijdens
Mij valt tijdens rapportvergaderingen op hoe eensgezind er over de meeste leerlingen wordt geoordeeld wat betreft ‘werkhouding etc.’. Bij twijfelgevallen is die ‘werkhouding etc.’ dan ook vaak een prima extra criterium om te beslissen over overgang en vervolgopleiding e.d.
Maar het criterium ‘werkhouding etc.’ behoeft, juist vanwege die grote eensgezindheid, geen geformaliseerde status om het zinnig in te kunnen zetten.
Ook sleutel tot verbetering
Als er een grote discrepantie zit tussen resultaten en werkhouding, kan dat soms ook duidelijk maken waar de mogelijkheden tot verbetering zitten. Slechte resultaten, slechte werkhouding kunnen dan beide verbeterd worden. Goede resultaten, slechte werkhouding zie je zelden, maar kan aangeven dat de leerling te weinig uitgedaagd wordt en dus op een te laat niveau zit. Slechte resultaten, goede werkhouding levert het omgekeerde op: de opleiding is misschien te moeilijk.
Nou ja over twee keer goed hoef ik niets te zeggen lijkt me.
Overigens geven wij als beroepsopleiding het commentaar meestal in een korte begeleidende brief bij het rapport. Het is enorm veel werk, maar de leerling (en zijn ouders) voelen zich wel meer ‘gezien’, zelfs als de brief uiterst streng is.