‘Gemeinschaft’ of ‘Gesellschaft’

Grote scholen kennen geen gemeenschapszin. Een open deur, zou je zeggen. Inderdaad, ieder mens kan het verzinnen. En het is onderzocht, al meer dan 100 jaar geleden.
In 1887 maakte de Duitse socioloog Ferdinand Tönnies een onderscheid tussen ‘Gemeinschaft’ en ‘Gesellschaft’. Zijn onderzoek kwam voort uit de onverklaarbare snelle groei van de Europese steden.
Kleine groepen vormen volgens hem een sociale gemeenschap, een ‘Gemeinschaft’. Daarbij berust de stabiliteit op onderlinge afspraken en rituelen, die voortkomen uit een sociale samenhang met een aantal ongeschreven wetten, zoals verantwoording voor elkaar.
In een (te) grote gemeenschap, een ‘Gesellschaft’, vallen die verantwoordelijkheden weg. Men kent elkaar niet meer en niemand voelt zich meer verantwoordelijk, tenzij er een tegenprestatie of beloning tegenover staat.
Zorg voor elkaar, die in een kleine gemeenschap altijd als vanzelfsprekend wordt ervaren en door buren of familie gegeven wordt, wordt in grotere verbanden door officiële instanties overgenomen. En daarbij gaat nogal eens iets mis.
In grotere gemeenschappen, zoals ook in grote scholen, wordt de orde en stabiliteit gehandhaafd door formele en juridische regels. Wantrouwen is daarbij de leidende factor. De leiding zal daarom steeds meer verantwoordelijkheid bij de burger of leraar weghalen en naar zichzelf toetrekken en alle afspraken worden vastgelegd en regelmatig gecontroleerd.