Met dank aan jl, uit een APS-rapport van maart 2012, auteurs Jannet Maréchal-van Dijken, Otto de Loor, Monique Sanders en Madeleine Vliegenthart (APS-medewerkers)
Bij SLO nota bene:
handreikingjongensmeisjes.slo.nl/Downloads/Jongensaandeslag.PDF/
“Deze publicatie is ontwikkeld door APS voor ondersteuning van de onderbouw van het havo/vwo in opdracht van het Ministerie van OCW. APS vervult op het gebied van R&D een scharnierfunctie tussen wetenschap en onderwijsveld.”
“Deze publicatie is ontwikkeld door APS voor ondersteuning van de onderbouw van het havo/vwo in opdracht van het Ministerie van OCW. APS vervult op het gebied van R&D een scharnierfunctie tussen wetenschap en onderwijsveld.”
De in dit document veelvuldig aangehaalde Michael Gurian is opgeleid voor gezinstherapeut. Hij werd organisatie-consultant en is schrijver van bestsellers.
Jongens leren nieuwe woorden meer dan meisjes via ‘embodied cognition’, zegt Louann Brizendine, het zogenaamde lichaamsleren. Bij dit proces worden spieren en lichaamsdelen waarmee zij een woord leren, gekoppeld aan de betekenis van het woord. Zo zullen hun beenspieren door hun hersenen aangespannen worden, als zij het woord ‘run’ moeten leren en wordt het hersencentrum voor slijmerig geactiveerd, als zij een slak zien. Ook wordt het hersendeel voor ‘langzaam’ en ‘glijden’ en zelfs het hersendeel betrokken bij de emotie voor walging, geprikkeld.
Michael Gurian schrijft in zijn boek Mind of Boys dat jongenshersenen door de bank genomen functioneren met 15% minder bloed dan meisjeshersenen. De mannelijke hersenen hebben de neiging om als ze niet een taak hoeven uit te voeren over te schakelen naar een rusttoestand: de stopmodus. Jongens hebben ook moeite meerdere taken tegelijk of kort na elkaar uit te voeren.
Door de verbale aanpak van wis- en natuurkunde zien jongens het belang van deze vakken niet.
Volgens sommige onderzoekers is de hersenbalk, die de twee hersenhelften verbindt, bij meisjes dichter en groter dan bij jongens, aldus Gurian. Jongens hebben meer verwerkingstijd nodig, voordat ze gevoelens kunnen uitleggen.
Jongens verwerken gesproken instructies minder goed en hebben meer behoefte aan sensorische-tactiele indrukken, aldus Michael Gurian. Het aanspreken van verschillende zintuigen is een manier van variëren die helpt om leerlingen te laten leren.
Beweging stimuleert gelijktijdig de linker en rechterhersenhelft. Jongens moeten meer bloed naar het cerebellum zenden. Onderzoek toonde tevens aan dat de kleine hersenen niet alleen betrokken zijn bij de coördinatie van spieren, maar ook bij het coördineren van het denkproces, de ‘mentale spieren’. Er wordt aangenomen dat fysieke activiteit de ontwikkeling van de kleine hersenen positief beïnvloedt.