De PVV en de 10 geboden van BON

Tot mijn genoegen heeft ook de PVV gevolg gegeven aan mijn verzoek om haar voornemens op het gebied van onderwijs te vergelijken met de 10 geboden van BON. Geen enkele partij die dat zorgvuldig doet heeft zo de mogelijkheid zich te verstoppen achter eventuele vaagheden in haar verkiezingsprogramma en het maakt het voor mensen die de 10 geboden van BON aanhangen gemakkelijker om de verkiezingsprogrammata van de verschillende politieke partijen op onderwijsgebied met de 10 geboden van BON als norm met elkaar te vergelijken. Ik hoop dat nog meer politiek partijen zich in het zoeklicht van BON willen begeven.

De PVV wil m.i. in deze inzending  vooral duidelijk maken dat uit haar initiatieven van het verleden  betrouwbaar kan worden vastgesteld welk onderwijsbeleid we van haar na de verkiezingen kunnen verwachten.

 

De PVV en de 10 geboden van BON (eerste aflevering; geboden I-II)

 

BON→1. Bestuur, beheer en inrichting van onderwijsinstellingen moeten in het teken staan van gedegen onderwijs door gekwalificeerde en inspirerende docenten. Het beschikbare budget van niet-universitaire onderwijsinstellingen moet primair besteed worden aan onderwijs en aan alles wat daartoe aantoonbaar bijdraagt.

 

PVV1→ De PVV onderschrijft deze opvatting volledig. Instellingen besteden teveel geld aan andere activiteiten dan het primaire proces. De PVV is voorstander van een 80/20 verdeling primaire proces/overhead. De Kamer heeft in december 2011 de Motie Beertema c.s. aangenomen over criteria voor het contactuur (33000-VIII-106) Deze motie stelt dat een verdeling van 80% primair proces en maximaal 20% overhead de norm zou moeten zijn en verzoekt de regering een traject in te zetten dat tot doel heeft om dit uiterlijk voor eind 2014 te verwezenlijken, op basis van een eenduidige, landelijke definiëring waarin heldere criteria voor het contactuur zijn opgenomen.

Gezien het feit dat in het bijzonder in het hoger onderwijs het aandeel overhead buitenproportioneel groot is heeft de Kamer in maart 2012 de Motie Van der Ham/Beertema over afspraken over de overhead (31288-271) aangenomen. Hierin word de regering verzocht, vooruitlopend op het voorgenoemde traject dat eind 2014 zijn beslag moet krijgen, afspraken te maken met het hoger onderwijs over een maximumpercentage overhead van 20% en over de eisen aan het primaire proces en deze afspraken voor 1 december 2012 aan de Kamer voor te leggen.

COM1→Op universiteiten wordt ook onderzoek verricht. Daardoor zou de optmale verhouding tussen onderwijs en overhead anders kunnen zijn dan  1 : 4.(de som van deze percentages kan daarom ook geen 100 zijn). Mogelijk wil de PVV onderwijsoverhead en research-overhead als aparte posten zien en ook onderwijs en research apart bekijken.

BON→ Directie- en beheersfuncties mogen niet exuberant beloond worden en moeten primair worden vervuld door mensen met onderwijservaring, die bij voorkeur naast hun bestuurs- of beheerswerkzaamheden zelf onderwijs verzorgen. Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten.

 

PVV2→ Het vooral door het CDA bewierookte governancemodel heeft leraren, ouders, leerlingen en studenten én Den Haag op afstand van het onderwijs gezet. Beslissingen worden genomen door de onderwijskoepels en de onderwijsbestuurders. Deze hebben de kwaliteit van het onderwijs opgeofferd aan een bedrijfsmodel waarin schaalvergroting, enorme gebouwen, riante bonussen en salarissen voor bestuurders de boventoon voerden. De PVV wil af van deze misstanden, deels door in te zetten op verhoging van de kwaliteit van het onderwijs, deels door het stevig aan banden leggen van de bestuurderscultuur. De eerder genoemde motie om de overhead terug te dringen tot maximaal 20% maakt hier onderdeel van uit. In december 2011 is de Motie Beertema en Jasper van Dijk over de bevoegdheid voor de overheid om in te grijpen in de financiële kaders van instellingen (32500-VIII-69) door de Kamer aangenomen. Daarin wordt de regering verzocht een voorstel te doen om de bevoegdheid te krijgen om in te grijpen in de financiële kaders van instellingen in het hoger onderwijs als daar sprake is van financieel wanbeleid. Op dit moment is het nog zo dat instellingen opdraaien voor boetes van bestuurders. Een PVV-motie over het persoonlijk aanspreken van bestuurders zonder dat zij dit kunnen verhalen op de lumpsum van de instelling (31524-104) heeft het helaas niet gehaald door gebrek aan steun van nagenoeg alle andere partijen. De PVV heeft consequent gepleit voor zeggenschap over de inrichting van het onderwijs door leraren. Den Haag kan hier alleen de voorwaarden voor scheppen, leraren zullen zelf in actie moeten komen en eisen dat instellingen de wet uitvoeren.

COM2→ Wat met “op afstand van het onderwijs gezet worden “ bedoeld wordt volgt waarschijnlijk uit de volgende zin.  

Het is mij niet duidelijk hoe de PVV wil inzetten op  verhoging van de kwaliteit van het onderwijs voordat zij een einde gemaakt heeft aan de macht van de onderwijskoepels en de onderwijsbestuurderen. Bovendien heeft de PVV het over het aan banden leggen van de bestuurdersCULTUUR. In hoe verre dat samen zou moeten gaan met het aan banden leggen van de bestuurdersMACHT blijkt onvoldoende. In het pleidooi dat de PVV in de kamer gehouden heeft  om haar de voorwaarden te laten scheppen voor zeggenschap van leraren over de inrichting van het onderwijs wordt van de leraren geëist dat ze daarvoor in actie komen. Dat valt voor een leraar echter niet mee om eisen te stellen in een bestuurscultuur waarin het er uit werken van lastige docenten niet ongewoon is. Ingrijpen in de financiële kaders bij het Hoger Onderwijs  en persoonlijke financiële verantwoordelijkheid van de bestuurders zullen zeker leiden tot verandering in de bestuurscultuur. Hoe we van de ziittende bestuursleden zonder onderwijservaring en met een hoog salaris afkomen wordt hier niet vermeld. Maar zo hoeft het eerste gebod ook niet geïnterpreteerd te worden.

VERVOLG en dank aan 1_1_10 voor het editen

BON3→. De onderwijsinstelling biedt primair vakinhoudelijke en algemene vorming aan leerlingen en studenten en heeft alleen binnen die context ook een opvoedende taak. In het geval van nevenactiviteiten van de opleiding (brede school) is het onderwijsdeel daarvan strikt gescheiden.

 

PVV3→ De PVV wil scholen zo min mogelijk belasten met niet-onderwijsgebonden taken. We zijn dan ook voor een strikte scheiding van het onderwijsdeel binnen brede scholen.

COM3:→ Ik denk dat in BON3 en PVV3 inhoudelijk niet helemaal hetzelfde staat. In BON3 gaat het er m.i.  om dat leerlingen vooral hun tijd moeten gebruiken om schoolse dingen te leren, dus om kennis en vaardigheden op te doen die los staan van de actualiteit van het moment: rekenen/wiskunde, moedertaal en vreemde talen, aardrijkskunde en geschiedenis, biologie en natuurwetenschappen en zingen. Bij vakscholen gaat het bij voorbeeld om het metselen van een muur. Zeg maar onderwijs zoals het in de vijftiger jaren was.

Groepsgesprekken over pesten vallen bij voorbeeld onder opvoeding; zij beogen immers een gedragsverandering te bewerkstelligen. Gedragseisen voor zover die wenselijk zijn voor efficiënt onderwijs behoren tot de opvoeding binnen de genoemde context. Pesten zal daar meestal buiten vallen.

Registratie van de vorderingen en individuele problemen van leerlingen anders dan door middel van rapportcijfers liggen op het grensgebied van het geven van vakinhoudelijke en algemene vorming. In principe wordt zo bijgedragen aan het leerproces maar de efficiency ervan in gebruik van de leerkracht en de energie en tijd die de leraren daarin moeten stoppen lijkt onverantwoord. Als het een leraar bij een eenmalige inspanning niet lukt om een leerling uit een put te trekken wordt dat de taak van een psychodidaktische afdeling die vrijwel los van de school zelf opereert.

Op dit punt komen BON3 en PVV3 wel met elkaar overeen. BON noch de PVV willen dat leraren en scholen belast worden met taken die vroeger als oneigenlijk beschouwd werden.

BON4→  Leerlingen van verschillende intelligentieniveaus, met verschillende vaardigheden en interesses, moeten na de basisschool in onderscheiden schooltypen lessen volgen met op hun capaciteiten toegesneden vormen van onderwijs.

 

PVV4→ De PVV is voorstander van onderscheidende typen onderwijs, waarbij een goede mogelijkheid tot doorstroom is gegarandeerd. Stapelen heeft zich in het verleden bewezen als een krachtige emancipatiemachine.

COM4→ Ik denk dat BON het in principe eens is met de toevoeging over doorstroming. Of het onderwijs op alle verschillende schooltypen daarvoor doorstromingevriendelijk moet worden is een belangrijk punt waarover de PVV niets zegt en waarover ook BON zich weinig druk gemaakt heeft. Toch zouden de Gymnasia vreemd opkijken als zij in de toekomst in de onderbouw geen klassieke talen meer zouden mogen geven om zo Athenasten (gewone VWO-ers, die zich in de VWO-onderbouw niet op een Gymnasiumdiploma voorbereid hebben) de mogelijkheid te bieden om in de Gymnasiale bovenbouw in te stromen)  

 

BON5→ Het verschil tussen (overwegend) theoretische en (overwegend) praktische opleidingen moet worden gehandhaafd, dan wel hersteld.

PVV5→ Om tegemoet de komen aan de verschillen tussen leerlingen moet het verschil tussen (overwegend) theoretische en (overwegend) praktische opleidingen worden gehandhaafd, dan wel hersteld.

COM5→ PVV5 en BON5 vormen een perfecte match

BON6→  Directe instructie en oefening onder leiding van een vakkundig docent, in overzichtelijke groepen met een royaal aantal contacturen per vak, is in beginsel de meest effectieve vorm van onderwijs, mits goed uitgevoerd door de docent en binnen de opleiding ondersteund.

 

PVV6→ De PVV is ook voorstander van een zo groot mogelijk aantal contacturen. Deze moeten wel aan de volgende voorwaarden voldoen: ze moeten onder de verantwoordelijkheid van een bevoegd docent vallen, deel uitmaken van het door de school geplande en voor studenten verplichte onderwijsprogramma en inspirerend en uitdagend zijn.

 

In februari 2011 heeft de PVV schriftelijke vragen gesteld over het bericht dat scholieren nog steeds zonder les of begeleiding worden opgehokt in studielokalen om het verplicht aantal lesuren te halen (2011D11050).

 

De PVV heeft zich verzet tegen het verder uitkleden van het aantal contacturen in het voortgezet onderwijs. Het aantal contacturen was al teruggebracht van 1072 naar 1040 en dreigde verder te kelderen naar 1000 uur. Reden voor de PVV om een amendement in te dienen op de Wet Onderwijstijd om de 1040 uur te handhaven, NADER-GEW-AMT-Beertema over het handhaven van de 1040-urennorm (32640-28).

 

In oktober 2011 is ook de motie Beertema over een minimumaantal contacturen (31288-238) aangenomen. Hierin wordt verzocht de regering in de prestatieafspraken met het hoger onderwijs een minimumaantal contacturen op te nemen van twaalf uur per week.

 

Om te voorkomen dat onbegeleide uren in het hbo als contactuur worden gerekend heeft de PVV bovendien een motie ingediend om de definitie van contacturen nader te definiëren en daarin de drie criteria uit het voortgezet onderwijs als uitgangspunt op te nemen (Gew motie Beertema en Jadnanansing over het nader definiëren van het begrip contactuur 33000-VIII-145. deze motie is ook aangenomen.

De criteria zijn:

onderwijstijd dient onder de pedagogisch deskundige verantwoordelijkheid van daartoe bekwaam onderwijspersoneel te vallen

onderwijstijd deel maakt deel uit van het door de school geplande en voor studenten verplichte onderwijsprogramma;

onderwijstijd moet inspirerend en uitdagend zijn om een zinvol onderdeel te zijn van de totale studielast van studenten

BON6→ BON bedoelt m.i. dat, afhankelijk van de aard de diepgang en het pensum van een leervak en het niveau van de leerlingen/studenten voldoende van de door BON beschreven contacturen gegeven moeten worden en dat voor het overige de scholieren of studenten niet verplicht mogen worden om op de onderwijsinstelling te (ver)blijven. Immers, omdat BON de door haar beschreven contacturen in beginsel als het meest effectief beschouwt ligt het voor de hand dat BON ook bedoelt dat verplichte schooluren in beginsel altijd echte contacturen moeten zijn. Over het aantal contacturen en daarmee over de totale jaarbelasting  doet BON m.i. hier geen uitspraak.  BON steunt niet de gedachte dat “meer” altijd leidt tot “beter” . Overigens zijn de uitwijdingen van de PVV in PVV6 ter zake doende.

VERVOLG

BON7→  Omdat gestreefd wordt naar het onderbrengen van leerlingen met ongeveer gelijke potenties in groepen of klassen, kan het onderwijs grotendeels klassikaal zijn; aan allen worden op hetzelfde moment, op dezelfde manier dezelfde eisen gesteld. Aandacht voor de individuele leerling is er, waar nodig of wenselijk, binnen de structuur van een gemeenschappelijk programma.

PVV7→ De PVV heeft zich altijd voorstander betoond van gedegen klassikaal onderwijs. Competentiegericht onderwijs is achterhaalde luchtfietserij die onnoemelijke schade aan het onderwijs en de maatschappij heeft

COM7→ Het is goed dat de PVV hier niet alleen haar voorkeur uitspreekt voor gedegen klassikaal onderwijs maar tevens haar weerzin tegen CGO. Bij haar commentaar op BON4 schrijft zij “De PVV is voorstander van onderscheidende typen onderwijs” Daaruit volgt dat bij het gedegen klassikale onderwijs waarvoor zij zich uitspreekt plaats zou moeten vinden in klassen of groepen van leerlingen met ongeveer gelijke potenties.

BON8→ Ernstige probleemleerlingen moeten worden verwezen naar op hun problematiek toegesneden vormen van speciaal onderwijs. Er moet niet minder maar juist meer onderscheid gemaakt worden tussen typen onderwijs, om kinderen in hun verscheidenheid tot hun recht te laten komen.

PVV8→ De PVV is voorstander van onderscheidende typen onderwijs, waarbij een goede mogelijkheid tot doorstroom is gegarandeerd. Stapelen heeft zich in het verleden bewezen als een krachtige emancipatiemachine. In het verkiezingsprogramma is ook opgenomen dat er een scheiding moet blijven tussen hbo en universiteit. Het hbo moet goed beroepsonderwijs aanbieden en niet universiteit light willen spelen. De PVV kiest ervoor niet te willen bezuinigen op het passend onderwijs.

COM8→ BON wijst in de eerste zin naar speciaal onderwijs. Op dit moment worden de verschillende schooltypen voor speciaal samengevoegd en gebruikt om kinderen die overduidelijk niet in het regulier onderwijs te handhaven zijn naar toe te sturen. BON wil duidelijk dat ook in niet-extreme gevallen probleemleerlingen naar het speciaal onderwijs verwezen worden.  Maar dan wel naar een passend type speciaal onderwijs en niet naar een vergaarbakschool voor alle ernstige gevallen van het probleemleerling zijn. De PVV ziet de tweede zin los van de eerste en stipt als voorbeeld het hoger onderwijs aan waar HBO-instellingen op allerlei mogelijke en onmogelijke manieren proberen erkenning als universiteit te verkrijgen.

Opm.1 : Een bevreemdende uitspraak is: “De PVV kiest ervoor niet te willen bezuinigen op het passend onderwijs”. Als je iets doet moet je het goed doen, dat spreekt, maar “passend onderwijs”, de opvolger van “weer samen naar school” wil bij het basisonderwijs zo min mogelijk  afwijkende kinderen uit gewone schoolklas verwijderen en dus werken met incohaerente (=inhomogene) klassen en dat wil de PVV juist niet. (OPM. “ervoor kiezen iets wel of niet te willen”. Wat je wilt en kiest valt meestal samen en wat je niet wilt kies je niet.  Zou de auteur bedoelen dat je ervoor kiest om bij de kiezer de indruk te wekken dat je iets bepaalds niet wil?)

(Opm.2  Het speciaal onderwijs bevatte 4 clusters (categorieën, schooltypen): visuele handicap, auditieve handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen +moeilijk lerende kinderen (ZMLK) + langdurig zieke kinderen, zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK) + kinderen met gedrags- en/of psychiatrische stoornissen)

VERVOLG:

BON9→  Bij het afnemen van eindexamens/afstuderen moet de overheid onafhankelijk en bij elke gelegenheid controle uitoefenen, om de kwaliteit van diploma’s te waarborgen.

 

PVV9→ De kwaliteit van diploma’s moet geborgd zijn om weer civiel effect te hebben. Onafhankelijke landelijke examinering dwingt de instellingen te investeren in de kwaliteit van het onderwijs.

De PVV heeft hiertoe met succes twee moties ingediend: de motie Beertema en Elias over een landelijk stelsel van eindtoetsen en examens in het primair-, voortgezet- en middelbaar  onderwijs 32500-VIII-45 en de motie Beertema over de kwaliteit van hbo-diploma's (31288-283) die de regering verzoekt per opleiding of cluster van opleidingen samen met het bedrijfsleven of betrokken werkveld kernvakken te laten vaststellen, landelijke eindtermen te bepalen voor de kenniscomponent van deze kernvakken en die te examineren via landelijke toetsing die onafhankelijk wordt geborgd.

 

COM9→ De PVV lijkt hier, gedeeltelijk samen met de VVD,  goed bezig te zijn met de realisatie van het negende gebod.

 

BON10→ De salariëring van leraren en docenten moet over de gehele linie worden verhoogd en gedifferentieerd naar gelang het schooltype waaraan ze les geven en hun niveau van opleiding. Vakinhoudelijke bijscholing moet worden gefaciliteerd en beloond.

 

PVV10→Differentiatie van salarissen is een goede zaak, mits de maatstaven en procedures eenduidig en transparant zijn. Datzelfde geldt voor vakinhoudelijke bijscholing. Gezien de economische omstandigheden en de urgentie van de kwaliteitsverbetering van het onderwijs heeft verhoging van de salarissen op dit moment geen prioriteit.

COM10→ De PVV houdt geen rekening met oneigenlijk gebruik of zelfs misbruik van eenduidige en transparante maatstaven en procedures voor het toekennen van periodieken of bevordering naar een andere schaal. Of misschien moeten we zeggen dat de PVV ten onrechte gelooft in het perfect opstellen en uitvoeren van bevorderingsprocedures en het in het monopolie van perfecte maatstaven.  BON vreest functioneringsgesprekken waarbij de leraar voor het verkrijgen van een goede beoordeling te afhankelijk is van de mate waarin hij zich aanpast aan de opvattingen van zijn superieuren over wat goed onderwijs is. Een leraar moet bij zijn eerste aantreden zo goed door een externe instantie opgeleid zijn dat hij in hoge mate autonoom zijn traditionele taak mag en moet kunnen vervullen. Als de school met zelfstandige, autonome leraren werkt kan flink gesneden worden in de overhead en dus ook in de overheadskosten. Hogere lerarensalarissen moeten vooral uit het transfer van geld vanuit overhead naar de “werkvloer” komen. Het verhogen van salarissen op de werkvloer heeft bij BON wel degelijk prioriteit. Op dit moment holt de kwaliteit van de leraren achteruit en dat kan door het betalen van hogere lerarensalarissen afgeremd worden. Als dat afremmen niet lukt leiden de scholen minder goed op en wordt de welvaart aangetast. Teruggave van autonomie aan de leraren verbetert hun werkomstandigheden en ook dat is nodig. Zorgwekkend is bovendien dat restauratie van het onderwijs lang duurt. Hofland spreekt hier van “de gletscher van het onderwijs”, wat er boven ingaat komt er pas jaren later uit. Verder heeft “vak” in “vakinhoudelijk” bij BON accent. In ander soort bijscholing heeft BON weinig vertrouwen.

De boven beschreven zienswijze van BON kan in meerdere of mindere mate gedestillerd worden uit de geboden 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 van BON.

BON10 en PVV10 zijn dus in hoge mate discordant.

commentator is Seger Weehuizen

15 Reacties

  1. PVV noemt CDA

    Merk op dat de PVV hier expliciet het CDA noemt. Seger, heb je deze linkedindiscussie gezien?

    www.linkedin.com/groups/Welke-top-3-onderwijsambities-voor-202368…

    Voorbeeld: het Amarantis schandaal bij Zembla. Molenkamp komt er mee weg, rijkelijk beloond, de voorzitter van de raad van toezicht geeft niet thuis (burgermeester van Zeist trouwens, en net als Molenkamp CDA). Welke partij durft dit aan te pakken? En welke partij durft het aan ook in eigen huis schoon schip te maken? Waar willen onderwijsbestuurders bij horen eigenlijk? Kijk nog eens naarwww.cbe.nl/staffing/downloads/CBETimes.pdf, pagina 3 bijvoorbeeld.

    • oorzaak layout probleem

      Seger, Joe,

       

      Ik heb Segers post even aangepast. De oorzaak van de verminkte layout was dat Seger de antwoorden van de PVV met knippen en plakken op het forum heeft geplaatst. Afhankelijk van de brontekst worden dan regeleindes meegenomen als harde regeleindes op het forum. Daar waar het in de oorspronkelijke layout van de brontekst een zacht regeleinde staat wordt een harde regeleinde gezet in het forum.

      Het is dus van belang om bij het kopieren en plakken de regeleinden in de brontekst te verwijderen.  

      • Harm Beertema wijst naar de

        Harm Beertema wijst naar de komende (euro-) crisis. Als die is uitgewoed weten we wat  meer over de (financiële) haalbaarheid van allerlei mooie onderwijswensen. Het simpelweg doortrekken van historische trends is voorbij en een Umwertung aller Werte ligt meer voor de hand.

        • Meer een kwestie van willen dan van geld.

          Hendrikush stelt dat het realiseren van onderwijswensen afhankelijk is van de economische crisis. Want de crisis bepaalt de financiële haalbaarheid, is de redenering. Maar is dat zo? Kunnen we alleen beter onderwijs krijgen door er meer geld in te steken?

           

          Daar ben ik sceptisch over. We moeten bedenken dat er tussen 1997 en 2010 ontzettend veel geld is toegevoegd aan de onderwijsbegroting: een ruime verdubbeling van 18 naar 37 miljard. Maar de klassen zijn niet gehalveerd, en de lerarensalarissen niet verdubbeld. Zelfs als je corrigeert voor de inflatie is de netto stijging van onderwijsuitgaven maar liefst 75%. Toch leiden we ongeveer hetzelfde aantal leerlingen op, en lijken de onderwijsprestaties niet beter dan in 1997.

           

          Je zou je bijna afvragen waar die 19 miljard *extra* dan is gebleven. En of het verstandig gebruikt wordt. Om Hendrikush' onderwijswensen te realiseren bijvoorbeeld. En zo nee, of we dan moeten wachten op nog meer miljarden, die dan op wonderbaarlijke wijze ineens wél aan het realiseren van onze wensen zouden worden besteed.

           

          Uit de megamiljardenstijging van het OCW-budget, in combinatie met de niet noemenswaard veranderde reële kosten & opbrengsten van het primaire proces, maak ik op dat er allang voldoende geld is om onderwijswensen te realiseren. Dat is een kwestie van herprioriteren, en dus van willen. Niet van te weinig geld, en ook niet van deze economische crisis.

           

          • Je betoogt Couzijn,

            Je betoogt Couzijn, welluidend dat de verdubbeling van het onderwijsbudget sinds 1997 nergens in de klas is terug te vinden. Dat onderstreept mijn behoefte aan een Umwertung die op onderwijs en niet op financieën is gebaseerd. Zolang de patsers en bureaucraten nog financieel profijt van deze wantoestand genieten is daar weinig zicht op. Een verschraling van de onderwijsbudgetten geeft me echter hoop op het vertrek van alle onderwijsfariceeërs. Dat zou een gunstig effect zijn van een mogelijke crisis kunnen zijn.

            Verder hoop ik dat je ons op de hoogte blijft houden van je wederwaardigheden in de klas, de sectie en de school. Daar gaat beter onderwijs immers over.

          • Eerder wanhoop dan hoop – als er niks verandert

            Ik zou willen dat ik je hoop kon delen, Hendrikush. Maar nee. De 'verschraling van de onderwijsbudgetten' – die overigens marginaal is in vergelijking met de recente spectaculaire *stijging* van de onderwijsbudgetten per bestuur – zal geen vat hebben op de onderwijsfarizeeërs. Noch op de patsers, noch de bureaucraten, noch op de sectorraden. Want guess what: we hebben het geld, de macht en de bevoegdheden juist overgedragen aan die niet-lesgevende bestuurders en hun niet-lesgevende vrienden uit de wereld van consultancy & 'onderzoek'. Met brede instemming van de Kamer, van links tot rechts zijn de lumpsum en de bestuurlijke autonomie ingevoerd. Die bestuurders en hun hofhouding blijven goed voor zichzelf zorgen, hoe dan ook. En gezien de volstrekte desinteresse bij politieke partijen om hier verandering in te brengen, zijn die lumpsum en die bestuurlijke autonomie here to stay.

            We hebben gezien dat dertien jaar overdracht van (heel veel) geld, macht en bevoegdheid naar de schoolbesturen niet of nauwelijks resulteerde in beter onderwijs, in kleinere klassen of in beter betaalde en beter gekwalificeerde leraren. Integendeel, ben ik geneigd te zeggen (m.u.v. de klassengrootte op zwarte basisscholen in de vroege jaren nul). Hoe moddervet de kleilaag is geworden in die jaren van miljardengroei, hoef ik op deze plaats uit te leggen. Uit die 19 miljard extra kun je heel wat kilo's klei financieren.

            De kiem voor mijn scepsis werd gezaaid toen nog onder staatssecretaris Dijksma een bezuiniging werd opgelegd aan het PO met de uitdrukkelijke boodschap dat die zijn effect niet zou moeten hebben op het lesgeven, maar op de bureaucratie – en dat de PO-raad onmiddellijk op zijn achterste benen stond en dreigde de bezuiniging af te wentelen op leerkrachten en klassengrootte.

            Toen wist ik hoe de verhoudingen werkelijk lagen. OCW heeft zichzelf willens en wetens in de positie gebracht van opdrachtgever-op-afstand, en laat het slachterswerk over aan de sectorraden. In de afgelopen jaren zagen we voortdurend een-tweetjes tussen OCW en de sectorraden waarbij de kleilaag intact bleef en leerlingen (klassengrootte, onbevoegde leraren), leerkrachten c.q. leraren (nullijn, gratis meer lessen en minder vakantie) het gelag van de crisis betalen. 

            Ik kan niet eens zeggen dat OCW 'de weg kwijt is'. Want dat impliceert dat OCW de goede weg zou willen vinden. Alles wijst er op dat OCW juist vindt dat ze uitstekend op weg is. En dat ze zich voor geen seconde afvraagt of de *extra 19 miljard* die belastingbetalers ophoesten, feitelijk wel rendeert in Beter Onderwijs. 

            Geen wonder natuurlijk, met een MinOCW met nul leraren, een Onderwijsraad met nul leraren, en een viertal 'sectorraden' met nul leraren, die samen beslissen hoe de hazen in het onderwijs lopen.

            Mag ik trouwens op deze plek de vraag stellen hoeveel leraren er zitting nemen in de vergaderingen van de Onderwijscoöperatie?

             

        • Entwertung aller Neuwerte

          Toen Nederland na de tweede wereldoorlog doodarm was, had men geen enkele behoefte om de structuur van het onderwijs te veranderen. De succesvolle HBS had een aanzuigende werking op intelligente kinderen uit gezinnen zonder akademische traditie en de hoeveelheid akademisch talent dat verloren ging nam af. De MULO was een en veeleisende goede opleiding en de kweekschool had algemeen-univeritaire trekken. De latere ontstane, rampzalig gebleken wensen ontstonden toen het gevoel zich van de Nederlanders meester gemaakt had dat het geld niet op kon. Dus laten we bij een eventuele Zusammenbruch van de Euro de nieuwe Werte en bizarre wensen direct in de afvalbak gooien en terugkeren naar het betaalbare, prestatiegerichte onderwijs  van direct na de oorlog dat zich gedurende vele na-oorlogse jaren zich bewärt heeft,

          Seger WeehuizenEntwertin

          • “Toen Nederland na de tweede

            "Toen Nederland na de tweede wereldoorlog doodarm was, had men geen enkele behoefte om de structuur van het onderwijs te veranderen."

            Dit is een staaltje wensvol denken, dat zich met de feiten niet verdraagt. Al in 1946 stelde de toenmalige minister van Onderwijs, Van der Leeuw, een zogenaamde "Vernieuwingsraad" in die zich met de hervorming van het onderwijs moest bezighouden. Niet dat dit veel opleverde, maar de behoefte en de bezigheden waren er. In Van der Leeuws opdracht schreef de liberale oud-onderwijsminister Gerrit Bolkestein zijn "Schema van de organisatie van het onderwijs", dat invoering van een vierjarige "Algemene Middelbare School" behelsde, naast een zesjarig hbs/gymnasium. Daarbij – hee, verrassing – de invoering van één brugklas voor al deze schooltypen. Een volgende onderwijsminister, Rutten van KVP-huize (en vader van econoom en topambtenaar Frans Rutten) presenteerde in 1951 een 'Onderwijsplan' waarin eveneens een vierjarige "Algemene Middelbare School". Dit bracht een langdurig planvormingstraject op gang dat in 1963 zou uitmonden in de door KVP-minister Cals aangeboden en door de Kamer aangenomen Mammoetwet.

             
            Kortom, plannen voor grootschalige onderwijsvernieuwingen zijn er steeds geweest, ook direct na de oorlog. En nog wat: ze zijn niet links.
             
  2. De PVV en de 10 geboden van BON

    De BON-site is bij uitstek het medium om de onderwijsstandpunten van de politieke partijen te relateren met de Tien Geboden van BON. Een goed idee dus om in aanloop naar 12 september alle partijen te verzoeken een bijdrage te leveren. Dat vond ik een goed idee als BON-bestuurder en dat vind ik nog steeds een goed idee als woordvoerder Onderwijs van de Partij voor de Vrijheid. Ik heb dan ook graag gehoor gegeven aan de uitnodiging van Seger Weehuizen om dat te doen.

    Toen de uiteindelijke tekst mij onder ogen kwam, was ik minder enthousiast. Hoewel ik uitdrukkelijk had verzocht om mijn tekst integraal te plaatsen, zag ik dat de redacteur na ieder onderwerp, of een deel daarvan, zelf uitgebreid commentaar levert en al dan niet zijn BON-zegen geeft aan het geformuleerde standpunt. Als een pastoor die voor zijn parochianen de partijprogramma’s duidt en besluit met een herderlijk stemadvies aan zijn dolende schapen. Kom op zeg. U heeft anno 2012 geen mandement nodig van een BON-bisschop, want u bent uitstekend in staat om uw eigen conclusies te trekken.

    Vandaar dat ik de integrale tekst hier plaats, zodat u als Bonner kennis kunt nemen van onze standpunten. Ik heb hem uitgebreid met een alinea over het door ons betreurde dominante cultuurrelativisme en de weg-met-ons-mentaliteit in het onderwijs. Die liggen naar onze analyse aan de basis van het gebrek aan trots op de waarden van onze westerse beschaving en de weerzin tegen nationale symbolen als de Nederlandse vlag en het volkslied. Daarmee heeft het onderwijs haar eeuwenoude rol van emancipator en doorgever van westerse tradities en waarden schromelijk verwaarloosd; een rol die in deze tijd van multiculturele ontheemding meer dan ooit nodig is.

    Ook wil ik u wijzen op de alinea over een zekere onverschilligheid of inertie van ontevreden leraren. Er ZIJN zaken verbeterd. Er IS sprake van inzicht bij politieke beleidmakers, al ontkennen vele leraren dat hardnekkig. De crisis in het hbo heeft bijvoorbeeld geleid tot het rapport van de commissie van Jan Antonie Bruijn met de titel “Vreemde ogen dwingen”, over een scherper toezicht op de examinering in het hbo. Ondanks verschillende verzoeken van mij aan BON om daarop kritisch te reageren, bleef het stil. Akelig stil. Dat vind ik teleurstellend. Vandaar ook hier, nogmaals, een uitnodiging om kennis te nemen van dat rapport en kritisch te reageren. Doet u dat niet? Ook goed. Maar dan niet zeuren achteraf.

    Ik wens u veel leesplezier.

     

    Harm Beertema, woordvoerder Onderwijs, Partij voor de Vrijheid

     

    De 10 Geboden van BON

    Reactie PVV

     

    1. Bestuur, beheer en inrichting van onderwijsinstellingen moeten in het teken staan van gedegen onderwijs door gekwalificeerde en inspirerende docenten. Het beschikbare budget van niet-universitaire onderwijsinstellingen moet primair besteed worden aan onderwijs en aan alles wat daartoe aantoonbaar bijdraagt.

    De PVV onderschrijft deze opvatting volledig. Instellingen besteden te veel geld aan andere activiteiten dan het primaire proces. De PVV is voorstander van een 80/20 verdeling primaire proces/overhead. De Kamer heeft in december 2011 de Motie Beertema c.s. aangenomen over criteria voor het contactuur (33000-VIII-106) Deze motie stelt dat een verdeling van 80% primair proces en maximaal 20% overhead de norm zou moeten zijn en verzoekt de regering een traject in te zetten dat tot doel heeft om dit uiterlijk voor eind 2014 te verwezenlijken, op basis van een eenduidige, landelijke definiëring waarin heldere criteria voor het contactuur zijn opgenomen.

    Gezien het feit dat in het bijzonder in het hoger onderwijs het aandeel overhead buitenproportioneel groot is heeft de Kamer in maart 2012 de Motie Van der Ham/Beertema over afspraken over de overhead (31288-271) aangenomen. Hierin wordt de regering verzocht, vooruitlopend op het voorgenoemde traject dat eind 2014 zijn beslag moet krijgen, afspraken te maken met het hoger onderwijs over een maximumpercentage overhead van 20% en over de eisen aan het primaire proces en deze afspraken voor 1 december 2012 aan de Kamer voor te leggen.

     

    2. Directie- en beheersfuncties mogen niet exuberant beloond worden en moeten primair worden vervuld door mensen met onderwijservaring, die bij voorkeur naast hun bestuurs- of beheerswerkzaamheden zelf onderwijs verzorgen. Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten.

    Het vooral door het CDA bewierookte governancemodel heeft leraren, ouders, leerlingen en studenten én Den Haag op afstand van het onderwijs gezet. Beslissingen worden genomen door de onderwijskoepels en de onderwijsbestuurders. Deze hebben de kwaliteit van het onderwijs opgeofferd aan een bedrijfsmodel waarin schaalvergroting, enorme gebouwen, riante bonussen en salarissen voor bestuurders de boventoon voerden. De PVV wil af van deze misstanden, deels door in te zetten op verhoging van de kwaliteit van het onderwijs, deels door het stevig aan banden leggen van de bestuurderscultuur. De eerder genoemde motie om de overhead terug te dringen tot maximaal 20% maakt hier onderdeel van uit.

    In december 2011 is de Motie Beertema en Jasper van Dijk over de bevoegdheid voor de overheid om in te grijpen in de financiële kaders van instellingen (32500-VIII-69) door de Kamer aangenomen. Daarin wordt de regering verzocht een voorstel te doen om de bevoegdheid te krijgen om in te grijpen in de financiële kaders van instellingen in het hoger onderwijs als daar sprake is van financieel wanbeleid. Op dit moment is het nog zo dat instellingen opdraaien voor boetes van bestuurders. Een PVV-motie over het persoonlijk aanspreken van bestuurders zonder dat zij dit kunnen verhalen op de lumpsum van de instelling (31524-104) heeft het helaas niet gehaald door gebrek aan steun van nagenoeg alle andere partijen.

    De PVV heeft consequent gepleit voor zeggenschap over de inrichting van het onderwijs door leraren. Den Haag kan hier alleen de voorwaarden voor scheppen, leraren zullen zelf in actie moeten komen en eisen dat instellingen de wet uitvoeren. 

     

    3. De onderwijsinstelling biedt primair vakinhoudelijke en algemene vorming aan leerlingen en studenten en heeft alleen binnen die context ook een opvoedende taak. In het geval van nevenactiviteiten van de opleiding (brede school) is het onderwijsdeel daarvan strikt gescheiden.

    De PVV ondersteunt het beleid van deze minister dat de focus primair dient te liggen op de kernvakken. Wij zijn echter minder strikt in de scheiding tussen vorming en onderwijs dan BON dat is, gezien de formulering van Gebod 3. Opvoeding en vorming binnen de strikte kaders van de vakinhoud zoals daarin verwoord, is slechts haalbaar in de beschermde omgeving van de categorale gymnasia die er nog maar beperkt zijn. Voor veel Bonners zijn dit soort scholen kennelijk nogaltijd de norm. Kinderen met hoogopgeleide en cultureel gevormde ouders hebben inderdaad de school niet nodig om ingeleid te worden in goed burgerschap. Maar in de dynamiek van de grote stad volstaat dat niet meer. Waar linksliberalen de scholen daar multicultureel noemen, noemen wij ze liever cultureel verweesd, ontheemd zelfs. In onze optiek zouden daar de meest kundige leraren moeten werken, die in staat zijn om in hun hele handelen hun leerlingen Nederlandse normen en westerse waarden en deugden voor te houden. Pas dan heeft het onderwijs weer de rol hernomen die het traditioneel eeuwenlang heeft gespeeld: die van doorgever van waarden en deugden. Helaas zijn er maar weinig leraren die daarvoor de juiste competenties hebben. Het onderwijs is zelf bij uitstek monocultureel links(ig), op een luie en vooral gemakzuchtige manier cultuurrelativistisch en leraren zijn zich in grote meerderheid te weinig bewust van de superioriteit van de westerse waarden die zij zouden moeten vertegenwoordigen. Als de eigen leraren al niet kritisch zijn tegenover discriminatie van vrouwen, vrije individuen, homo’s en andersdenkenden, tegenover eerwraak en gedwongen huwelijken, hoe moeten al die jongens en meisjes dan in aanraking komen met onze mainstream-cultuur van het Avondland? Zo kritisch als de Nederlandse leraar is als het gaat om de emancipatie van autochtone jongens en meisjes, zo kritisch zou de leraar ook moeten zijn als het gaat om de emancipatie van allochtone leerlingen. De PVV zou dat graag anders zien en pleit daarom voor een canon van de westerse beschaving. “Empor zum Licht!”, niet alleen voor de autochtone leerlingen, maar voor ALLE leerlingen! De PVV zou willen dat in de allereerste plaats de lerarenopleidingen zich hiervan bewust zouden worden. Daar moet het herstel beginnen.

     

    4. Leerlingen van verschillende intelligentieniveaus, met verschillende vaardigheden en interesses, moeten na de basisschool in onderscheiden schooltypen lessen volgen met op hun capaciteiten toegesneden vormen van onderwijs.

    De PVV is groot voorstander van onderscheiden schooltypen. Daarom zijn wij ook enthousiast over vakcolleges en VM2-trajecten die zich toeleggen op praktisch technisch onderwijs, naast de Mavo, Havo en Vwo. 

     

    5. Het verschil tussen (overwegend) theoretische en (overwegend) praktische opleidingen moet worden gehandhaafd, dan wel hersteld.

    Zie 4. In het mbo moet de beroepsbegeleidende leerweg (leren en werken tegelijkertijd) nadrukkelijk blijven naast de beroepsopleidende leerweg die voornamelijk in de school wordt vormgegeven. Het mbo moet daarbij veel intensiever samenwerken met het bedrijfsleven en het MKB dan nu het geval is. Daar ligt een belangrijke taak voor het bedrijfsleven, maar meer nog bij de schoolleiding van de ROC’s en vooral bij de leraren. Die zijn zich er in overgrote meerderheid niet van bewust dat ze de aansluiting met het moderne bedrijsleven totaal gemist hebben. En dat kan natuurlijk niet als je je rol van beroepsopleiding serieus neemt.

     

    6. Directe instructie en oefening onder leiding van een vakkundig docent, in overzichtelijke groepen met een royaal aantal contacturen per vak, is in beginsel de meest effectieve vorm van onderwijs, mits goed uitgevoerd door de docent en binnen de opleiding ondersteund.

    De PVV is ook voorstander van een zo groot mogelijk aantal contacturen. Deze moeten wel aan de volgende voorwaarden voldoen: ze moeten onder de verantwoordelijkheid van een bevoegd docent vallen, deel uitmaken van het door de school geplande en voor studenten verplichte onderwijsprogramma en inspirerend en uitdagend zijn.

    In februari 2011 heeft de PVV schriftelijke vragen gesteld over het bericht dat scholieren nog steeds zonder les of begeleiding worden opgehokt in studielokalen om het verplicht aantal lesuren te halen (2011D11050).

    De PVV heeft zich verzet tegen het verder uitkleden van het aantal contacturen in het voortgezet onderwijs. Het aantal contacturen was al teruggebracht van 1076 naar 1040 en dreigde verder te dalen naar 1000 uur. Reden voor de PVV om een amendement in te dienen op de Wet Onderwijstijd om de 1040 uur te handhaven, amendement Beertema over het handhaven van de 1040-urennorm (32640-28). Het resultaat is dat 980 reguliere lesuren nu de norm zijn voor de onderbouw. Daarnaast is er een pakket van 60 lesuren die ingezet moeten worden om achterstanden weg te werken. ALLE leerlingen kunnen daar gebruik van maken, in samenspraak met de mentor. De één zal die uren besteden om topografie te oefenen, de ander om de d’s en t’s te oefenen, weer een ander om de breuken nou eindelijk eens goed onder de knie te krijgen. 

    In oktober 2011 is ook de motie Beertema over een minimumaantal contacturen (31288-238) in het hbo aangenomen. Hierin wordt verzocht de regering in de prestatieafspraken met het hoger onderwijs een minimumaantal contacturen op te nemen van twaalf uur per week. Nog steeds bedroevend weinig, maar het is een begin. 

    Om te voorkomen dat onbegeleide uren in het hbo als contactuur worden gerekend heeft de PVV bovendien een motie ingediend om het begrip contactuur nader te definiëren en daarin de drie criteria uit het voortgezet onderwijs als uitgangspunt op te nemen (motie Beertema en Jadnanansing over het nader definiëren van het begrip contactuur 33000-VIII-145. Deze motie is ook aangenomen.)

    De criteria zijn: 

    -onderwijstijd dient onder de pedagogisch deskundige verantwoordelijkheid van daartoe bekwaam

    onderwijspersoneel te vallen;

    -onderwijstijd  maakt deel uit van het door de school geplande en voor studenten verplichte onderwijsprogramma;

    -onderwijstijd moet inspirerend en uitdagend zijn om een zinvol onderdeel te zijn van de totale studielast van studenten.

     

    7. Omdat gestreefd wordt naar het onderbrengen van leerlingen met ongeveer gelijke potenties in groepen of klassen, kan het onderwijs grotendeels klassikaal zijn; aan allen worden op hetzelfde moment, op dezelfde manier dezelfde eisen gesteld. Aandacht voor de individuele leerling is er, waar nodig of wenselijk, binnen de structuur van een gemeenschappelijk programma.

    De PVV heeft zich altijd voorstander betoond van gedegen klassikaal onderwijs. Competentiegericht onderwijs is achterhaalde luchtfietserij die onnoemelijke schade aan het onderwijs en de maatschappij heeft toegebracht.

    “Aan allen worden op hetzelfde moment, op dezelfde manier dezelfde eisen gesteld” stelt gebod 7.

    In het kader van gelijkheid en normering heeft de PVV een motie ingediend, samen met de VVD (aangenomen door de Kamer en ondersteund door de Minister) om er eindelijk voor te zorgen dat aan het eind van groep 8, bij het afsluiten van de basisschool,duidelijk is wat een leerling kent en kan. Er bestond geen eenduidige norm voor het eindniveau van de basisschool. Daardoor gebeurde het dat kinderen doorgeschoven werden naar het vmbo met een taalachterstand van soms wel drie jaar, of dat kinderen die functioneel analfabeet zijn toch op een vmbo komen, zonder dat het team daar weet wat er aan de hand is. Schoolbestuurders en leraren schreeuwen intussen moord en brand dat normering leidt tot toetsgekte, maar de PVV wil graag een eenduidige eindnorm voor kennis en kunde als een leerling na acht jaar basisschool de eerste stappen zet naar het vervolgonderwijs. Dat vervolgonderwijs heeft er alle professionele recht op te weten wat een leerling in zijn of haar mars heeft. 

     

    8. Ernstige probleemleerlingen moeten worden verwezen naar op hun problematiek toegesneden vormen van speciaal onderwijs. Er moet niet minder maar juist meer onderscheid gemaakt worden tussen typen onderwijs, om kinderen in hun verscheidenheid tot hun recht te laten komen.

    De PVV is voorstander van onderscheidende typen onderwijs, waarbij een goede mogelijkheid tot doorstroom is gegarandeerd. Stapelen heeft zich in het verleden bewezen als een krachtige emancipatiemachine. In het verkiezingsprogramma is ook opgenomen dat er een scheiding moet blijven tussen hbo en universiteit. Het hbo moet goed beroepsonderwijs aanbieden en niet universiteit light willen spelen. Het hbo is een prachtige vorm van onderwijs, die zich moet onderscheiden in toegepaste kennis en kunde. Toegepast op het beroepskader van het bedrijfsleven of op maatschappelijke organisaties.

    De PVV kiest ervoor niet te willen bezuinigen op het passend onderwijs.

     

    9. Bij het afnemen van eindexamens/afstuderen moet de overheid onafhankelijk en bij elke gelegenheid controle uitoefenen, om de kwaliteit van diploma’s te waarborgen.

    De kwaliteit van diploma’s moet geborgd zijn om weer een krachtig civiel effect te hebben. Onafhankelijke landelijke examinering dwingt de instellingen te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. De PVV heeft hiertoe met succes twee moties ingediend: de motie Beertema en Elias over een landelijk stelsel van eindtoetsen en examens in het primair-, voortgezet- en middelbaar onderwijs 32500-VIII-45 en de motie Beertema over de kwaliteit van hbo-diploma’s (31288-283) die de regering verzoekt per opleiding of cluster van opleidingen samen met het bedrijfsleven of betrokken werkveld kernvakken te laten vaststellen, landelijke eindtermen te bepalen voor de kenniscomponent van deze kernvakken en die te examineren via landelijke toetsing die onafhankelijk wordt geborgd. Juist door de druk die de PVV heeft uitgeoefend heeft de NVAO haar scherpte herwonnen en heeft de hbo-raad een onderzoek laten doen naar de toetsing in het hbo. Het rapport onder leiding van Jan Anthonie Bruijn met de titel “Vreemde ogen dwingen” is hiervan het resultaat. Het zou de PVV een lief ding waard zijn als hbo-docenten hierover een discussie zouden starten op de site van BON. Iets wat tot nu toe niet gebeurd is. De PVV vindt het sowieso opvallend dat de reaguurders op de BON-site zich vaak beperken tot zaken zoals die er ooit waren, maar geen oog hebben voor nieuwe (politieke) ontwikkelingen. Ontwikkelingen vaak die het resultaat zijn van de jarenlange druk die BON heeft uitgeoefend. 

     

    10. De salariëring van leraren en docenten moet over de gehele linie worden verhoogd en gedifferentieerd naar gelang het schooltype waaraan ze les geven en hun niveau van opleiding. Vakinhoudelijke bijscholing moet worden gefaciliteerd en beloond. 

    De PVV onderkent dat de onderwijssalarissen aan verhoging toe zijn en gedifferentieerd moeten zijn. Maar in deze tijd van een zich verdiepende crisis (we ain’t seen nothing yet!), is het politiek niet realistisch om salarisverhogingen te propageren. Alle partijen die dat wel doen, zullen dat, als ze het al waar maken, moeten bekostigen uit flinke lastenverzwaringen voor de burgers. 

    De PVV heeft de vorming van het Lerarenregister warm ondersteund. Wij geloven erin dat het Register een belangrijke vertegenwoordiger van de beroepsgroep kan worden, met een wettelijk geregelde toeziende taak op opleiding, bijscholing en de facilitering en beloning daarvan. Overigens heeft de PVV niets tegen prestatiebeloning. Dat de leraar in dat geval te afhankelijk zou zijn van de luimen van incompetente managers, is geen doorslaggevend argument. Incompetente managers zijn immers niet de norm. Er vanuit gaande dat zowel managers als leraren competent zijn en dezelfde onderwijsagenda voeren, is prestatiebeloning een mooie prikkel om excellent te presteren. Dat is nu bepaald niet het geval. Elke leraar kent de collega’s die als laatste komen, als eerste naar huis gaan, geen stap te veel doen en alle extra zaken aan anderen overlaten. Het is de hoogste tijd om de dogmatische gelijkheidscultuur in het onderwijs te doorbreken. 

    • ‘Vreemde ogen dwingen’  http:

      ‘Vreemde ogen dwingen’  www.hbo-raad.nl/component/content/article/29/992

      Dat rapport vraagt inderdaad om kritische bespreking, is mijn indruk na eerste kennisname van de lijn van advisering. De commissie haalt nogal wat overhoop, stelt stapels nieuwe regels voor, verwacht veel heil van het trainen van docenten op toetsgebied, wil desalniettemin veel van dat toetsgebeuren in handen leggen van toetsspecialisten, nieuwe bureautjes op instellingsniveau (waarom is dat nodig?).  Ik vind het ongepast (maar wie ben ik?) dat deze commissie het model van de Maastrichtse voortgangstoetsen aanbeveelt, ook al zal dat eerst proberenderwijs opgezet worden.

      De lijst geraadpleegde deskundigen/belanghebbenden stelt niet helemaal gerust: vooral bestuurders.  Ik mis overwegingen die de inhoud van het onderwijs aangaan (onderwijs gáát toch ergens over?), op dit punt verschuilt de commissie zich achter de opdracht die ze van de hbo-raad heeft gekregen.  Als ik het kort moet samenvatten: de commissie is zich er wel van bewust dat het heil natuurlijk niet alleen van vormen van controle kan komen, maar heeft toch weinig anders in de aanbieding dan controle, controle, regels en regels. Ik ben toch wel benieuwd of er een alternatief valt te ontwikkelen.  

      Een politieke frase waarmee de commissie afsluit, zet de zaak toch een beetje op zijn kop, daarmee de besturen in het hbo-veld uit de wind houdend (heeft de opdrachtgever er bovenop gezeten?):

      “Tot slot: al met al is de commissie van mening, in lijn met de commissie Dijsselbloem èn de Onderwijsraad, dat als het ‘wat’ (eindtermen en competentieprofielen) en het ‘of’ (toetsing) voldoende geborgd en extern gevalideerd zijn, er ten aanzien van het ‘hoe’ vertrouwen dient te zijn in de hogescholen en de hbo-docenten.”

    •  

       

      ‘Vreemde ogen dwingen.’ 

       

      Maar waarom dwingen tot CGO? Zie het competentiedenken van de NVAO:

       

      Bijlage 3: Voorbeeld van een protocol

       

      (Zoals ontwikkeld door de NVAO-commissie die aan

      een aantal hogescholen de inhoudelijke kwaliteit

      van alternatieve afstudeertrajecten onderzocht.)

       

      C. Algemene beoordeling Kunnen we uit het afstudeerdossier

      afleiden dat de afstuderende blijk geeft van minstens “voldoende”:

      1. theoretische vorming / onderbouw Ja/neen

      2. overzicht en inzicht, het kunnen plaatsen van problemen in de context Ja/neen

      3. reflectie (incl. zelfreflectie), kritische en objectiverende ingesteldheid, zin voor nuance Ja/neen

      4. creativiteit en/of vermogen tot conceptualisering (= bij studenten die op praktijkprojecten afstuderen) Ja/neen

      5. probleemoplossend vermogen (= bij studenten die op praktijkprojecten afstuderen) Ja/neen

      6. vermogen om helder te communiceren Ja/neen

      7. vermogen om efficiënt en resultaatgericht te werken Ja/neen

      8. professionaliteit Ja/neen

      9. vermogen om zelfstandig te werken Ja/neen

      Opmerkingen m.b.t. de kwaliteit van deze aandachtspunten:

    • Vox populi BONiororun, non pastoris

      In reactie op de reactie van Harm Beertsema wil ik om te beginnen voor de lezers van de BON-website benadrukken dat ik in hen geen dolende schapen zie en in mijzelf geen herder. In mijn meer extreme opvattingen ben ik misschien te typeren als een roepende in de woestijn maar in deze actie heb ik mij consciencieux opgesteld als verdediger en exegeet van het gedachtegoed van BON. De meeste lezers van de website hebben zich minder intensief met het onderwijs bezig gehouden dan ik en met de verkiezingen op komst hoop ik op verse lezers. Niet de gedachte dolende schaapjes naar de BON-stal te drijven was sturend maar het besef dat niet iedereen de tijd heeft om het wiel uit te vinden. Ik moet daarom ingaan op de bewering van Lonesomejou: “BON-bisschop? Seger spreekt voor zich zelf”. Hij heeft gelijk dat mijn optreden weinig bisschoppelijk is. Maar namens mijzelf spreken wil ik hier juist niet dus als Lonesomejou gelijk heeft heb ik gefaald. Ik ben welbewust aan eventuele twijfel in dezen tegemoet te komen door vaak “m.i.” toe te voegen. Ik zou graag samen met andere BON-leden waar dat nodig zou kunnen zijn de verbindende teksten geschreven hebben maar er waren in het begin te weinig BON-leden die wat in mijn actie zagen.

      Dat ik bij het bekommentariëren van mogelijke discordanties en het blootleggen van vaagheden gebodsgewijs te werk ben gegaan lijkt mij nog steeds vanzelfsprekend. Uiteindelijk wil ik dat een lezer  van elk gebod snel kan nagaan hoe elke politieke partij er over denkt. Mijn tekst zou verdere behoefte aan toelichting moeten uitsluiten, onduidelijkheden en misverstanden hebben moeten voorkomen en moeten wijzen op verraderlijke vaagheid in de reacties (en eventueel in de 10 geboden zelf).

      Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.