Er zijn twee artikelen die aardig te verenigen zijn in het NRC/Handelsblad van zaterdag 13 januari jl. te weten: ‘De christelijk sociale traditie wijst de weg naar een nieuw samenlevingsideaal’ (van Govert Buijs) en ‘De markt jaagt de bureaucratie aan’ (van Kleinknecht, Naastepad en Storm).
Beide artikelen maken een onderscheid tussen het Angelsaksische model waarin managers de boventoon voeren met een mentaliteit van snel cashen en wegwezen en het Rijnlandse model, een economisch model met een sociaal gezicht.
Het eerste artikel gaat uitgebreid in op de oorsprong van onze christelijke waarden en hoe een collectief geheugenverlies heeft geleid tot een gebrek aan besef daarvan.
Het memoreert het Griekse woord ‘agape’ dat staat voor een kracht die een gemeenschap in leven roept en ieder mens aanzet tot deelname op voet van gelijkwaardigheid en het beschrijft hoe dit vanaf het vroege christendom via de zorg voor onze naasten leidde tot het in leven roepen van opvanghuizen voor vreemdelingen, armen, daklozen en zieken en het oprichten van kloostergemeenschappen en uiteindelijk ook het model leverde voor een nieuwe vorm van samenleven in de Middeleeuwse steden, waarin je vrij was van de meeste feodale verplichtingen.
Het tweede artikel beschrijft de opmerkelijke verschillen van managementslagen in de diverse landen, waarin Canada bovenaan staat met 13,5% van de beroepsbevolking, Noorwegen het laagst met 2% en Nederland daar stijgend tussenin met 6% aan de top van de Europese landen.
Met het oprukken van het Angelsaksisch model groeien de managementslagen en blijft de productiviteit achter. De inkomensverschillen tussen de top en de werkvloer hebben een negatieve invloed op de motivatie op de werkvloer en bovendien maakt minder verantwoordelijkheid het werk ook minder uitdagend.
In het Rijnlandse model blijven de werknemers langer bij eenzelfde bedrijf, hetgeen beter blijkt voor innovatie. Duitsland is hier het meest ‘star’ in, maar het lang blijven bij dezelfde baas levert het land daarmee nog altijd de beste concurrentiepositie op.
Conclusie van het artikel is dat de korte omlooptijd van managers in het nadeel werkt van betrokken bedrijven.
Aandeelhouders, topmanagers en flexwerkers hebben de neiging om het bedrijf vooral te gebruiken als geldautomaat: cashen en wegwezen.
De zogenaamde langstzittende insiders hebben belang bij de continuïteit van een bedrijf (of school).
Zij hebben over de jaren heen kennis en ervaring opgebouwd. Zij vormen ook het historische geheugen van een organisatie.
Op de insiders moet een bedrijf of school zuinig zijn. Zij zijn ook de enige ‘stakeholders’die gemotiveerd zijn de boel op lange termijn bij elkaar te houden.
Vooral kennisintensieve bedrijven, waar ook scholen toe behoren, hebben groot belang bij loyale ‘insiders’.
Met langdurige verbintenissen, ontslagbescherming en inkomensgelijkheid kopen we een stuk sociaal kapitaal: betrokkenheid, trouw en loyaliteit.
Twee prima artikelen en een eye-opener voor ieder die meer inzicht wil krijgen in de managementcultuur ook in het onderwijs.
De overheid kiest voor het Angelsaksische model, waar ook het HNL vandaan komt.
BON zit op de lijn van het eerste artikel en kiest voor het Rijnlandse model.
De tegenstelling en het probleem moge duidelijk zijn.
Het Rijnlandse model en de managers
De twee artikelen waren me ook als aanvullend opgevallen. Ik had Kleinknechts artikel al in mijn knipselmap gestopt omdat het een actuele bijdrage is aan het debat over de sociaal-economische modellen. Een aardig discussie-onderwerp in mijn klassen.
Van een manager (die een felle tegenstander is van de ‘managerscultuur’) kreeg ik Amerikaanse artikelen toegestuurd die tot de conclusie komen dat het Europese model (dat kan ook het Noordse zijn) ook wat productiviteit betreft, het Angelsaksische model, verslaat. Dat was mij al enkele jaren geleden zo gezegd door de heer Dukakis, een presidentskandidaat uit de VS. Dat laatste model heeft ook een laag van managers nodig die de niet gemotiveerde werknemers voortdurend controleren en aanjagen. Waarom zijn ze niet gemotiveerd: ze kunnen flexibel elk moment worden ontslagen en ze worden voortdurend voor de voeten gelopen door diezelfde managers die ze moeten opjagen. Juist dat model wordt hier in Nederland gepropageerd en het staat op zijn beurt weer “model” voor de managers die het onderwijs in Nederland willen moderniseren.
H. Philippens
Bachelor-Master
Helemaal mee eens! Ik vind Engelsen leuke mensen (ze zijn toch altijd degenen met de meeste humor, is mijn ervaring), maar ik begrijp niet waarom nou juist de
Angelsaksische Bachelor/Master structuur model is komen te staan voor heel Europa. Waarom niet het Duitse model, om maar een voorbeeld te noemen? Cynisch:
het zal wel om centen gaan.
Manager is ongelijk aan manager
Dat er zo een groot verschil is tussen het aantal managers in een land (Canada 13.5%, Noorwegen 2%) zal ook te maken hebben met de definitie van manager.
Ik heb even gekeken hoeveel van de ondersteunende staf van mijn afdeling op mijn Amerikaanse universiteit ‘manager’ zijn. Dit blijken er 4 van de 11 te zijn. Er is een hoofd studentenzaken, een hoofd administratieve zaken, een hoofd geldzaken en dan nog een algemeen hoofd. Dit zijn echter gewoon meewerkende voormannen/vrouwen. Als docent merk je niets van het onderscheid manager/niet-manager.
Op mijn oude afdeling aan een Nederlandse universiteit was dit anders. De ‘ondersteunende’ hoofden sloten zich op in hun kantoor en waren alleen te bereiken door een afspraak te maken met hun secretaresse (die zij wel en de hoogleraren niet meer hadden).
In Amerika zijn er natuurlijk wel excessen, maar die worden ook als zodanig gezien en daar wordt hard mee afgerekend (denk aan frauderende topmannen van bedrijven die de rest van hun leven in de cel zullen zitten).
Wat we nu in Nederland zien is een hele slechte kopie van het Amerikaanse model, niet het Amerikaanse model zelf (waar overigens genoeg op aan te merken is).
Tegen de stroom in.
Waar dus echt een probleem voor BON zit, is dat de overheid in ons schoolsysteem het Angelsaksische model hanteert en dat BON het Rijnlandse model voorstaat.
Dat maakt wel duidelijk dat de weg die BON te gaan heeft lang en moeilijk zal kunnen zijn; tegen de stroom in dus.
Maak u niet teveel zorgen
U geeft de overheid te veel eer.
Ik geloof niet dat op het hoogste niveau wordt nagedacht over Rijnlandse of Angelsaksische modellen.
Ze volgen gewoon zo goed mogelijk de mode, en als de mode zegt: de markt is het helemaal, dan volgen ze dat ‘model’. Een artikel zoals dat van Kleinknegt begrijpen is voor politici als Bos, Balkenende c.s., die zelf tot de kaste van regelaars en ritselaars behoren, alleen maar tijdverspilling. Ze lezen het, ze drinken een glas, ze doen een plas en laten alles bij het oude. Ze hebben nog wel meer te doen.
Gevecht tegen de windmolens.
U bent optimistischer dan ik. Dat is prijzenswaardig.
Toch wordt er door de politiek wel degelijk met die modellen gewerkt. Ik denk dat U in deze de politiek onderschat.
Dat de politiek in een papieren werkelijkheid leeft en geen uitspraken wil en kan doen over inhoudelijke zaken maakt het probleem alleen nog maar groter.
Dus staat BON zonder microfoon en dan is het moeilijk om gehoord te worden
Het gevecht van BON heeft zo nu en dan toch al trekjes van het in de literatuur zo beroemde gevecht tegen de windmolens.
agape
Beste Hals
Ken je de beschrijving die Auden van agape geeft? De mooiste die ik ken.
Het heeft helaas niets met onderwijs te maken anders zou ik die pagina (Forewords and afterwords. Faber & Faber, 1973, het essay The protestant Mystics. Het fragment vind je op p. 69 van dit boek) hier plaatsen.
Het is niet vreemd, als je erover nadenkt, dat dichters vaak zulke goede essays schrijven (Nijhoff, T. S. Eliot). Ze beheersen taal als geen ander.
Willem Smit
Plaatsen a.u.b., Willem!
Dat kan voor ieder wat vreugde brengen in deze moeilijke dagen.
agape opnieuw
Ik stuur het wel via de private post
Willem Smit