Alle mensen zijn ongelijk

Aleid Truijens schrijft in De Volkskrant over onderwijs, opvoeden en opgroeien en doet dat in het algemeen uitstekend.  Ze is goed op de hoogte van de gang van zaken in het onderwijs, ze is kritisch en niet bang om de gevestigde belangen aan te vallen.

Ze is terecht bezorgd over de groeiende kansenongelijkheid maar het is jammer dat ze dit probleem met te weinig  achtergrondkennis bekijkt.

Ze is er voorstander van ‘die hele predestinerende selectie bij 11-jarigen af te schaffen en pas in het voortgezet onderwijs te selecteren. Zo geef je leerlingen de kans te ontdekken wat ze kunnen en willen.’ ( Volkskrant van 14 maart).

Hiermee herhaalt ze dus de argumentatie van middenschoolvoorstanders van 50 jaar geleden.

Het is daarom nuttig ten aanzien van deze kwestie nog eens de belangrijkste factoren te noemen.

Wie in schoolverband onderwijs wil geven heeft te maken  met drie belangrijke factoren:

  1. de kwaliteit van de leraar.
  2. De groepsgrootte
  3. de aanwezige intelligentieverschillen.

 

De kwaliteit van de leraar -lerares is, in lager en middelbaar onderwijs, vaak beneden de maat. Te weinig breed opgeleid, met te weinig diepgang. Er komt zeker in het basisonderwijs nog een ongunstige factor bij: er zijn  te veel deeltijdleraren. Daardoor ontstaat een los-vast relatie met de klas en met de afzonderlijke leerlingen die negatieve gevolgen heeft.

Ik noemde als tweede punt de groepsgrootte. Zolang de onderlinge verschillen  in niveau  niet te groot zijn  kan de bekwame leerkracht in het basisonderwijs daarmee werken in groepsverband. In het verre verleden hadden onderwijzers soms heel grote klassen maar door hun gezag en volharding bereikten ze dat de meeste leerlingen  toch de basisvaardigheden leerden beheersen.

Het derde punt betreft de  de intelligentieverschillen. Die zijn er en die zijn groter dan men wel denkt. Dat betekent onder meer dat de begaafde leerling sneller en op een ‘hoger’ niveau dingen kan leren dan de minder begaafde. Wanneer men  nu beide categorieën in één klas heeft zal men of de begaafde leerling duperen door te langzaam te gaan of de minder begaafde door hem aan zijn lot over te laten. In het verleden had men het wel over ‘interne differentiatie’ waardoor de leraar op verschillende niveaus zou kunnen werken. Dat heette een ‘uitdaging’ maar een leraar in een klas met 25 of 30 leerlingen is geen goochelaar en zeker niet als hij een volledige betrekking heeft.

De langzame leerling kan niet vlugger, de begaafde leerling wordt afgeremd met alle gevolgen van dien .Het is niet efficiënt en het is niet eerlijk.

Selectie voor het middelbaar onderwijs – of forse verkleining  van de groepsgrootte – is daarom een normale  en onvermijdelijke maatregel.

De drie door mij genoemde factoren liggen ook ten grondslag aan het functioneren  van de beste particuliere scholen  in Engeland en de Verenigde Staten. Door hoge eisen te stellen aan de leraren  èn door de groepen klein te houden èn door  het instellen van strenge toelatingsexamens weten zij hun niveau en aantrekkelijkheid te handhaven. Het oude Nederlandse systeem, van vóór 1970, was geen particulier systeem maar bereikte toch een uitstekend niveau . Het is daarna alleen maar minder geworden.

 

J.C. Traas

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter