Veel toetsen, toch weinig leren

 

Al enige tijd is er een paradox waarneembaar in het onderwijsdebat. Enerzijds wordt bijna algemeen erkend dat de kwaliteit van het onderwijs daalt, dat de beheersing van basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen veel te wensen overlaat, dat de algemene ontwikkeling van leerlingen heel pover is, dat leerlingen weinig gemotiveerd zijn – maar anderzijds wordt gesproken  over een toename van leerlingen en studenten met stress, met burn-out verschijnselen, over een doorgeschoten toetscultuur. Hoe kunnen die fenomenen samengaan?

Het heeft er natuurlijk mee te maken dat onderwijs geen keuze is maar een verplicht nummer voor iedereen, tot het achttiende levensjaar in ieder geval maar liever nog heel wat jaren langer. De school vraagt om een uniformiteit die er niet is, niet in achtergrond, niet in leervermogen, niet in belangstelling, niet in temperament. Maar omdat het onderwijs een grootschalig productieproces is geworden streeft men naar conformisme en vergelijkbaarheid. Als het niet anders kan wordt er gesorteerd: zoals eieren, in klein, middel en groot.

Zo gebeurt het ook met leraren. Ook die moeten zich aanpassen, passen in de mal. De leraren die nu nog dierbaar zijn in de herinnering  van ouderen, zouden niet meer geaccepteerd worden in het moderne onderwijs. Het wordt vervelend gevonden als leraren zich afwijkend gedragen, erg geleerd zijn, excentriek zijn, niet genoeg cijfers inleveren. Ze zouden in het verwerken van ‘input’ tot ‘output’ een soepel en voorspelbaar proces kunnen bemoeilijken

 

Daar komt bij dat we ondertussen in een wereld leven waarin ‘slagen’ steeds belangrijker is geworden. De Vlaamse hoogleraar Paul Verhaeghe zegt hierover o.a. ( NRC 22 januari) : ’ De dwang tot prestatie, succes en geluk leidt tot desoriëntatie. Wie niet slaagt heeft dat aan zichzelf te wijten. Die wordt beschouwd als loser. En die gedachte werkt door in het onderwijs – een symptoom van de samenleving.’

Omdat er wel veel getoetst wordt maar niet streng geselecteerd komen er steeds meer afgestudeerden, op middelbaar niveau, en ook van het hoger onderwijs – maar die diploma’s leveren vaak niet meer op dan een middenklasse baan. Misschien zijn de onderwijskundigen, de politici en de managers wel tevreden : bijna iedereen kan doorstuderen, wat is het hoger onderwijs gegroeid! Nu is bijna iedereen gelukkig! Dat is niet het geval: degenen die meer in hun mars hadden, hebben niet gekregen wat ze aankonden, degenen die keihard werkten om de toetsen race te volbrengen zijn toch niet knapper geworden en ook niet gelukkiger.

 

J.C. Traas

 

 

 

 

 

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter