Cultuurgoed

In  de jaren zeventig van de vorige eeuw leek de tijd van de studentencorpora en hun eigenaardige ontgroeningspraktijken voorbij. De bestaande corpora werden gezien als een overblijfsel uit een studentencultuur, die snel aan het verdwijnen was. Had de socioloog C.J. Lammers in “Studentenbeweging en Universitaire Democratie” (1970) niet aangetoond, dat  aan de universitaire democratiseringsbeweging een al lang aan de gang zijnde verandering in de studentenpopulatie ten grondslag lag.  De positie van een steeds groeiend aantal studenten, afkomstig uit de lagere inkomensklassen verschilde wezenlijk van die van “het op kosten van pa en moe levend student”.  Door het beleid van studiebeurzen en lage studiekosten was een groot deel van de studenten financieel in een afhankelijke relatie tot de overheid komen te staan. Lammers spreekt van een overgang van studentenstand naar studentenklasse. De situatie en motivatie van deze studenten stond ver van die van de leden van de traditionele corpora af.  Deze ontwikkeling is onomkeerbaar gebleken. De afhankelijkheid van de overheid is alleen maar toegenomen.  We zien   door recente veranderingen in de studiefinanciering en de verhoging van de collegekosten het hoger onderwijs weer aantoonbaar moeilijker toegankelijk is geworden voor de lagere inkomensgroepen, terwijl van de andere kant de beleidsopvatting, dat studeren voor iedereen in gelijke mate mogelijk moet zijn in theorie overeind is gebleven.

Maar wat de cultuur van de  studentenverenigingen met hun ontgroeningspraktijken betreft hebben we ons toch lelijk vergist. Het fenomeen is springlevend en zelfs tot immaterieel cultuurgoed verheven (nog even niet). “Deze corporale cultuur is diep geworteld en krijg je er niet zo maar uit” zegt de in de studentencultuur gespecialiseerde historicus Pieter Caljé in de Volkskrant van vrijdag. Dat bleek maar weer eens bij het nieuws over de excessen  bij het Groningse studentencorps Vindicat.  Wat drijft jongeren van omstreeks 18 jaar ertoe om zich aan deze achterlijke gewoontes en vernederende behandelingen te onderwerpen?

In een aantal beginscenes van de film “Soldaat van Oranje” zien we hoe het er in de oude studentencorpora aan toeging.  Rutger Hauer krijgt tijdens de ontgroening  een soepterrine, inclusief hete soep over zijn kop. De dag daarna drinkt hij het in de riante tuin van zijn ouderlijk huis, verband om het hoofd,  af met de preses van het corps. Het begin van een mooie loopbaan. Dat lijkt sprekend op het recente incident bij de Groningse studentenvereniging Vindicat. Een wat ruwe wijze van inwijding, die soms over de scheef gaat maar in principe goedaardig is. Een wat uit de hand gelopen toestand wordt afgedronken en we zijn weer jongens onder elkaar. Mooie traditie, die we vooral moeten koesteren. Of bedriegt hier de schijn?

 Kunnen we de mores van de Leidse elitestudenten uit de jaren dertig wel zo maar gelijk stellen met de recente toestanden in het Groningse studentenleven? Het studentenverenigingsleven van de elitestudenten uit de jaren dertig was nog een onderdeel van een standenmaatschappij. Het had veel van een speeltuin, waarin het een aantal jaren vrolijk toeven was alvorens men een van te voren al min of meer vaststaande positie in de samenleving kon innemen. Een toekomst, die in hun geval ruw onderbroken werd door de gruwelijkheden van de tweede wereldoorlog. Ze hadden in principe het corps niet nodig voor hun maatschappelijke loopbaan. Het hoorde er gewoon bij. Men zocht geen aansluiting bij netwerken want dat waren ze zelf al.

 Voor  aankomende studenten, die zich massaal aanmelden bij dit soort studentenclubs ligt dat tegenwoordig anders. Ze hebben nu te maken met een veel meer open arbeidsmarkt voor hogere functies bij de (semi-) overheid of in het grote bedrijfsleven. Maar het meer open zijn van de arbeidsmarkt betekent nog niet, dat je, getalenteerd en ambitieus, er zo maar komt. Vanaf het begin van je studietijd wordt hedendaagse studenten duidelijk gemaakt, dat het belangrijk is om te werken aan het verkrijgen en onderhouden van een interessant netwerk om toegang te krijgen tot de circuits, die uiteindelijk zullen beslissen over jouw geschiktheid voor een in potentie  hogere maatschappelijke positie. Alleen mooie cijfers en wetenschappelijke en vakinhoudelijke kwaliteiten zijn onvoldoende. Met zo’n netwerk is op zich niets mis. De vraag is wat je ervoor moet doen en wat opgeven. Voor  kritiekloze  carrièremakers is zo’n keuze niet zo moeilijk. Als het zo is dat je door deelname aan dit toch heel gedrag specifieke studentenleven er eerder “bij hoort” en dat je door je vrijwillig een tijdje te laten vernederen geleidelijk verheven zult worden, wordt het begrijpelijk dat het dringen is voor de poort van deze verenigingen. Een excesje af en toe… ach. De manier waarop een bepaald soort studentenverenigingen zich in deze tijd opstelt, is in mijn ogen in belangrijke mate een uitnodiging tot conformisme. Zorg, dat je erbij komt! Niks competente rebellen.

Ontgroeningsrituelen zoals we die nu nog steeds zien, zijn een voorbeeld van een gezonken cultuur- goed. Eens waren ze een wat ruw speeltje van de hogere klassen wier bevoorrechte maatschappelijke positie al vast stond.  Allemaal niet zo fraai maar: andere tijden. Nu kunnen we de pretenties en het idiote gedrag  van de middenklasse studentjes, die zich dit statussymbool hebben toegeëigend, eigenlijk alleen maar met meewarigheid bekijken. Zo ook de oud corpsleden, die blijven volhouden, dat dit allemaal zo vormend zou zijn.  Kom op jongens en meisjes, ga normaal doen. Houdt het voortaan bij een fatsoenlijke introductie.

 

2 Reacties

  1. Juist Ben. De nieuwe

    Juist Ben. De nieuwe studenten worden daar door balletjes gekneed in de arrogantie van de macht, zodat ze weten hoe ze zich bullebakkerig dienen te gedragen.

    Ik ben ook zo ontgroend. Naderhand heb ik Pim Fortuyn ontgroend, maar dat ging wel wat vriendelijker toe. Dat was een aardig, waardig en vaardig ritueel.

Laat een reactie achter