De laatste tijd is er heel veel tijd en energie besteed aan het bevechten van betere arbeidsomstandigheden.
Zoals ik eerder heb opgemerkt, moeten we zo nu en dan even helemaal stil staan en de tijd nemen te kijken of we de basis bewaken. Ons werk.
Wat hoort nu wel en niet tot ons werk?
De functiebeschrijvingen zijn er.
Als ik die als docent letterlijk neem wordt mij verweten dat ik veel te veel doe. Getuige de mails die ik ontving van een manager.
Als ik meen prioriteiten te mogen stellen wordt mij verweten dat ik mijn werk niet naar behoren doe. Getuige de mails die ik ontving en de “persoonlijke gesprekken” die er met mij gevoerd zijn.
Maar wat vind IK nu belangrijk?
In 2004 ben ik, naar later bleek tijdelijk, het onderwijs uitgegaan. Dat had verscheidene redenen. In de eerste plaats had ik werk gezocht dat ik voor een groot deel vanuit huis kon doen en voor het andere deel op een moment dat mijn kinderen in bed lagen. Verzekeringsadviseur bleek de oplossing.
Behalve die reden, was er de kwestie van de gewetensnood waar ik in verkeerde en de (toen al) eerste duidelijke botsingen met mijn werkgever. Tot slot werd ik chagrijnig van de steeds terugkerende manier waarop er met tienden van procenten over salaris gesteggeld werd, terwijl er in zakelijke sectoren met hele procenten werd gewerkt.
De botsingen werden veroorzaakt omdat ik waarschijnlijk niet duidelijk genoeg was. Als ik ziek was en ik werd op een gegeven moment zo ziek dat er een operatie nodig was, liep ik door. Want ik wilde mijn leerlingen niet in de steek laten. Ook de echtscheiding die speelde, was geen reden om thuis te gaan zitten, mijn kinderen te knuffelen en de net gekochte flat in te richten. Op 1 ochtend na, die dan ook meteen voor onbeschoft commentaar van de rector en de sectieleider zorgde.
Als dank voor alle inspanning wilde men mijn vakantie niet doorbetalen. Dat heb ik terug weten te draaien. Toen al vond ik het te gek voor woorden dat ik zoveel gegeven had en dat de dank was dat ik kon verrekken. Gelukkig kon ik dat aardig duidelijk opschrijven. Het salaris werd door het bestuur toegezegd en direct uitbetaald.
De gewetensnood was in feite het echte probleem. Ik heb me jaren afgevraagd wat voor mens je nou eigenlijk moet zijn, om in het onderwijs te werken.
Ik was getuige van een interactie tussen een coördinator en een leerlinge:
De leerlinge kwam uithuilen. De coördinator troostte haar en ze ging weer weg. Het bleek dat het meisje elke dag thuis in elkaar geslagen werd door haar oudere broer. Dat wist de coördinator. Dat wisten de ouders. Het kind kon geen kant uit. Toch stuurde mijn collega haar elke dag weer naar huis terug.
Op mijn vraag waarom hij er niets iets anders aan deed was het antwoord: je went eraan.
Ik ben het ermee eens dat een onderwijs baan geen baan in de zorg is. Daar heb ik zelf altijd duidelijk de streep getrokken, want dergelijke dingen kun je er niet bij hebben. Maar een kind elke dag terugsturen naar een plaats waar ze in elkaar gemept wordt is niet iets wat je laat gebeuren en waar je aan gaat wennen. Vind ik. Ik wist niet wat ik moest doen. Kreeg er nachtmerries van. Ik zou nooit aan dat soort dingen wennen en dat wist ik. Als dat het was, wat nodig was om docent te zijn, dan wilde ik weg. Een dergelijk persoon wilde ik niet worden.
Ik lag echt overhoop. Hoe kon zo’n man met zichzelf leven? In de loop der jaren heb ik daarin voor mezelf keuzes gemaakt en daar leef ik naar. Die keuzes hebben net zoveel gevolgen voor mijn eigen huishouding als voor mijn werk.
Een feit is, dat het onderwijs nu eenmaal een plek is, waar je alle sociale problemen onder je neus krijgt. Dat is inherent aan het soort werk.
Een feit is, dat je voor jezelf een evenwicht moet vinden, anders kun je je werk niet doen.
Een feit dat vergeten schijnt te worden is dat je als docent duidelijk mag maken waar de grens ligt.
De laatste jaren is een terugkerend thema, dat er allerlei zaken die niets meer met direct lesgeven te maken hebben, in de functieomschrijving gepropt worden. De discussie die regelmatig gevoerd wordt, is in hoeverre onderwijs de opvoeding van de ouders en de sociale omgeving over moet nemen.
Als je de datumlijst van een gemiddelde instelling ziet, zitten de lessen bijna alleen maar in de weg. Behalve de zaken die je op kunt schrijven ( toneel, muziek, excursies, taaldorpen, uitwisseling, debat, etc) zijn er de opvoedkundige en zorgverplichtingen. Die word je ondertussen wel degelijk geacht allemaal op je te nemen, maar staan niet als duidelijk begrensde taak opgeschreven. Dat lukt ook vrijwel niet.
In de eerste plaats zou dan duidelijk worden wat je als docent allemaal op je bord krijgt. En dat willen een aantal lieden niet. ( werkgever en opdrachtgever) Want dan zal ook duidelijk worden hoeveel tijd ermee gemoeid is. ( SCOL presteert het om te zeggen dat een mentoraat niet in het systeem van tijdregistratie te zetten is. Dat lukt niet……)
In de tweede plaats is opvoeden ook niet makkelijk begrensd op te schrijven. Het feit, dat er een deel van die taken de school in getrokken is, zorgt er hooguit voor dat het onduidelijk is waar de plicht van de docenten ophoudt.
Nu heeft “de docent”nogal de neiging om te jammeren dat hij er niets aan kan doen en dat niemand iets doet. Het eerste is niet waar en voor zover het tweede niet waar is, wordt er flink geklaagd dat die persoon niet teveel moet zeuren. Daar worden we moe van.
Het idee leeft, dat wij er niets aan kunnen doen. Dat wordt ons ook tot in den treuren door onze werkgevers en de opdrachtgever aangepraat. Het moet allemaal en voor zover de middelen ervoor niet gegeven worden is dat jammer. Daar is geen geld voor. Maar we moeten het toch allemaal doen.
Er is een schoolleider: E. Van ’t Zelfde, die ervoor koos er wel iets aan te doen. De zogenaamd onvoorwaardelijk verplichting leerlingen niet weg te mogen sturen voordat je ze op een andere school hebt kunnen plaatsen, liet hij toetsen door de rechter.
Daar blijkt, dat het algemeen belang van de groep wel degelijk boven het recht van de onruststokers gaat. Het feit, dat de veiligheid van leerlingen en docenten in het geding was, was genoeg om toe te staan, de foute leerlingen de toegang te ontzeggen. De veiligheid bedoel ik hier in de enge en de brede zin van het woord.
Er was in de klas waar het om ging direct een significante verbetering van leerprestaties. Een enorm verschil dat alleen verklaard kon worden door de rust die er nu heerst in tegenstelling tot de sfeer die er was toen de foute leerlingen er nog tussen zaten.
- we ( de docenten) lijken te vergeten dat elke opgelegde maatregel nog steeds binnen de wet moet vallen en dat daar ook redelijkheid en billijkheid getoetst wordt.
- we lijken te vergeten dat we voor onszelf en de leerlingen een veilige werkomgeving af mogen dwingen.
- we lijken compleet te vergeten, hoeveel beter je je werk kunt doen, als de arbeidsomstandigheden verbeterd worden!
Niet de docenten namen het initiatief tot de verandering, maar de schoolleider. Eén persoon, die ervoor koos om het belang van de groep boven het recht van de ettertjes te plaatsen en die gelijk kreeg. Zonder de moeite die die man deed, zouden die leerlingen nog steeds de sfeer en de prestaties van de hele groep verzieken.
Dus collega’s,
- In hoeverre kies jij voor het belang van je leerlingen, door al het geëtter wat jouw kant op komt maar te laten gebeuren?
- Wanneer heb je ervoor gekozen “dat het went”.?
- Hoeveel kinderen benadeel je, met je keuze?
- Hoeveel beter en fijner zou er gewerkt kunnen worden, als JIJ bepaalt welke zaken te negatieve invloed hebben?
- Hoeveel leerlingen verzieken de veiligheid in jouw klassen?
- Hoeveel taken krijg je, die nergens gespecificeerd staan, maar die een wezenlijk deel van je tijd en energie opslokken? Waardoor je minder tijd en rust hebt voor de kerntaken?
- Hoeveel waardering en respect en steun krijg jij van je werkgever? Je ziet, dat als er maar eentje wat moeite doet, er meteen een probleem is aangepakt.
- Denk je echt dat het de oplossingen waarmee de overheid probeert de echte problemen te verdoezelen bijdragen aan de waarde van een diploma? Of werk je er in feite aan mee om heel langzaam maar heel zeker de waarde van onze diploma’s om zeep te helpen.
Hoi Denise,
Hoi Denise,
Ik las onlangs nog iets in de krant wat je misschien van pas kan komen bij de opbouw van je betoog.
Het gaat om de column van Erica Verdegaal in NRC Weekend, 1 februari jl., Economiebijlage, pagina 19). Een lezer vraagt om financiële tips voor mensen die juist géén geld hebben. In haar antwoord komen de volgende zinsnedes voor:
"Voor mensen mét geld werken financiële tips beter dan voor mensen met financiële problemen. Dat komt niet doordat armen onwillig, onwetend of ongeïnterssseerd zijn, maar doordat een tekort aan iets, bijvoorbeeld geld, je denken compleet gaat beheersen. Je brein gaat daardoor trager draaien, net zoals je computer stokt als deze te veel tegelijk moet doen. Dit beschrijven de Amerikaanse wetenschappers Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir in hun boek 'Schaarste. Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen'.
En verderop:
"Geldgebrek blijkt ook wilskracht te ondermijnen"
Ik neem aan: tijdgebrek dus ook.
Ik moest meteen denken aan jouw volledig terechte oproepen aan docenten, en hoe weinig respons je daarop tot nu toe gekregen hebt. Het bovenstaande verklaart een hoop. Hoewel we uit eigen ervaring natuurlijk allang weten hoe het werkt, staat het hier nog eens zwart op wit. Misschien heb je er iets aan.
Modern times…
Modern times…