Slordigheid en oppervlakkigheid

Sorry, ik ben deze dagen een beetje negatief, zal wel liggen aan de kleurende blaadjes, dewintertijd of de nieuwe regering.

Naar mijn gevoel worden leerlingen steeds slordiger en oppervlakkiger. Het lijkt of er steeds minder bereidheid is om dingen echt goed te leren, netjes af te ronden en plezier te hebben in een goed en presentabel resultaat. Eén van de doornen in mijn oog is bijvoorbeeld het handschrift. Dat is op grote schaal zo slecht, dat het echt niet meer leesbaar is. En echt, ik ben op dat gebied aardig wat gewend. Ligt dit alleen aan de herfst, of herkennen jullie dit.

Aanleiding voor deze posting is het prachtige stukje van Lachesis in het Onderwijsblad van afgelopen week. Ook zij signaleert bij een relatief probleemloze klas dat men categorisch weigert een beetje aandacht aan het eindresultaat te besteden. Ze legt een wat ongewoon verband met de komst van de computer(spelletjes). Het vluchtig zoeken op de computer zou wel eens een negatieve invloed kunnen hebben op het werkelijke leervermogen (Susan Greenfield, Oxford) van het kinderbrein. Ook cognitief neuroloog Maryanne Wolf (Tufts Un. Massachussets) waarschuwt ervoor dat de neurologische verbindingen die nodig zijn om intensief te lezen en informatie goed te verwerken niet fatsoenlijk meer worden ontwikkeld (en bij volwassenen zelf afsterven)

Lachesis eindigt met de constatering dat de enorme stroom prikkels resulteert in een steeds grotere ongedurigheid, met halfproducten als gevolg. Haar remedie is een roep om kwaliteit tégen de stroom in. Ik ben wel benieuwd wat zij daarmee precies bedoelt.

24 Reacties

  1. Ze moeten stilgezet worden
    Leerlingen moeten steeds stilgezet worden. Ze hebben vanaf kleuterleeftijd de neiging om op alle impulsen vluchtig te reageren; ze vinden ongeveer alles wat nieuw is interessant.
    Zet een lokaal vol met allerlei interessante objecten en ze hollen van het ene naar het andere object, zonder geduld om stil te staan en zich te concentreren op een zaak.
    Er is misschien wel sprake van een tamelijk algemeen menselijk verschijnsel. Internet biedt natuurlijk ook een enorme speelgoedwinkel; de leerling rent van het ene nieuwe naar het andere, maar verdiept zich intussen niet grondig.
    Daarom is het altijd al een taak van de leraar geweest de leerlingen te verplichten stil te staan, zich af te sluiten voor prikkels, om zich een onderwerp werkelijk eigen te maken.
    Leerkrachten op de basisschool moeten b.v. bij voortduring eisen stellen aan het handschrift, want anders verwatert het handschrift binnen een maand al ernstig.
    Mensen neigen naar gemakzucht en oppervlakkigheid.
    Daarom is het ook zo absurd dat het ‘leren’ met internet als voorbeeld is gaan gelden voor het ‘nieuwe leren’. Het is vragen om oppervlakkigheid.
    Hinke Douma weet dit wel, want zij komt over als een echte vakvrouw.
    Ik zeg het maar eens voor beleidsmakers b.v.
    Intussen hebben leerlingen wel een fijne neus voor heersende stromingen. Het tegengaan van vluchtig werken lijkt haaks op de onderwijstijdgeest te staan. De tijdgeest van ‘passend’ en ‘nieuw’ leren, waarbij vluchtige interesses als leidraad gelden.

  2. Herkenbaar …. helaas
    Heel herkenbaar, die slordigheid en oppervlakkigheid. Een illustratie: morgen (ik schrijf dit op dinsdag 2-11-2010) heeft een groep derdejaars HBO-studenten een deeltentamen. Dat komt neer op zes pittige vraagstukken waarvoor ze 75 minuten de tijd krijgen.

    Vandaag had ik deze klas twee lesuren en besprak de uitwerkingen van een oefenopgave met ze. Gezucht, gesteun en gekreun bij het zien van begrippen die we al twee weken behandelen. Of beter gezegd: die zij hadden moeten bestuderen. Maar niks daarvan: grote vellen maagdelijk wit papier waarop men in grote haast de aangeboden uitwerkingen wil overpennen, slechts weinig papier waarop al een uitwerking staat. “Hoe moet dat nou, we hebben nu alleen vanavond om dit allemaal te leren”. “Kunnen we het deeltentamen niet een week uitstellen?”.

    Als het niet zo triest was, was het haast grappig. En jaar op jaar wordt het erger: wel veel eisen, maar weinig willen investeren in tijd en moeite. Word ik alleen maar een oude man of is er echt een probleem?

    • Herkenbaar
      Mijn studenten lijken flitsend en snel, maar ageren in wezen ongeconcentreerd, vluchtig, oppervlakkig. De reden ligt voor de hand. Alle informatie is overal binnen 5 seconden beschikbaar. Wat je ook wilt weten, waar je dan ook bent… Google heef het antwoord sneller dan denkbaar. Wil je uit? je hoeft niet af te spreken met vrienden, maar pingt op het Leidseplein een groep mensen en een afspraak is direct gemaakt. Hun hele leven hebben deze kinderen op die manier “geleerd”. Op scholen is dat onder aanvoering van de vernieuwlers alleen maar verder uitgebouwd. Het is precies wat ik in de les doe: ik trap op de rem, mn bij vakken als databases en websitebouw waar men achter de computer werkt.

      Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers en ik ben bang dat de verandering die door veelvuldig computergebruik optreedt (onrust, concentratieproblemen) bijna niet terug te draaien is. Eerlijk gezegd merk ik het zelf ook. Hoe meer computergebruik, hoe meer onrust en hoe lastiger het wordt om gewoon een boek te lezen.

      • Even bij stilstaan
        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        Het moderne onderwijs kweekt adhd-ers

        • de onrust is echt
          De papieren werkelijkheid is irrelevant. Ik ben er van overtuigd dat scholen problemen hebben met uiterst onrustige kinderen. Kinderen met gedragsproblemen. Dat die gelabeld worden met adhd en dat die labeling vaak onterecht is, lijkt me juist. Wat ik bedoel met: “het moderne onderwijs kweekt adhd-ers” is dat het moderne onderwijs zorgt dat kinderen onrustig worden. Of dat nu als adhd wordt gelabeld of niet vind ik in deze context minder interessant.

          Laat ik het zo zeggen: als je niks verandert aan het onderwijs, maar de labeling vermindert, dan blijven de onrustige kinderen de lessen en zichzelf verstoren. Als je de lessen structuur geeft en de kinderen rust, dan zullen de leerlinen veel beter presteren en als neveneffect zal het aantal labels verminderen.

          Ik heb dus voorkeur voor verbetering van het onderwijs en laat de stempelmachine buiten beschouwing.

          • Kneyberen
            In de nieuwe Didaktief (november, p. 4-6) ‘Het geheim van Kneyber’

            • Vmbo-leerlingen willen graag presteren. Als dat niet lukt, gaan ze klieren. Met andere woorden, gedragsproblemen zijn vaak een gevolg van leer- en niet van motivatieproblemen. Wie vmbo’ers helpt beter te presteren, krijgt er en rustiger klas voor terug. Maar zo’n docent moet wel stevig in zijn schoenen staan.

            Een interview van Monique Marreveld met docent René Kneyber. Het verhaal zal wel iets mooier zijn dan de werkelijkheid, maar het is een goed verhaal. Er is geen arcane psychologie nodig voor klassenmanagement in het vmbo, gelukkig maar.

            • 25 Procent van onze leerlingen behoort tot de zorgleerlingen, zo’n 15 procent is geïndicieerd. Voor de resterende tien procent ontberen ook wij extra middelen. Trouwens, je hebt het vanmiddag zeker wel gezien in deze klas: drie leerlingen met adhd, een pddnos?
          • Niet alleen stevige schoenen
            Je eerste citaat bevestigt mijn insteek: rommelig onderwijs zorgt voor rommelige leerlingen. Ik zou het alleen los willen zien van de stevige schoenen van een docent. Natuurlijk is dat een relevant aspect van lesgeven, maar juist ook voor docenten met minder stevige schoenen is het aan te raden een klassikale onderwijsvorm te kiezen. Hoe complexer de gekozen didactiek is, hoe moeilijker die door de docent is uit te voeren. Ik pleit daarom voor simpele didactiek: docenten hebben het al moeilijk genoeg met de leerlingen en de stof, als ze dan ook nog eens een ingewikkelde didactische werkvorm of organisatiestructuur moeten realiseren worden niet alleen de kinderen adhd-er, maar kun je de docent ook snel opvegen. De diagnose zal dan wel niet adhd zijn, maar burn-out, maar het effect is vergelijkbaar.

  3. Het Nexus Instituut
    Vandaag staat in de Volkskrant een interview met Rob Riemen, directeur van het Nexus Instituut. Ik ben het van harte eens met zijn waarschuwing tegen vervlakking.

    “Het streven naar verheffing is fundamenteel voor de geschiedenis van onze beschaving. Maar de elites hebben dat losgelaten.

    De zakenelite is ontmaskerd. De intellectuele elite relativeert zichzelf, de media-elite wil vooral verkopen. En de politieke elite mist idealen en loopt achter Maurice de Hond aan.

    Zo’n samenleving is niet meer geïnteresseerd in geestelijke waarden en verheffing, aldus Riemen, maar beweegt zich juist in neerwaartse richting. De kwaliteit van het onderwijs daalt, omdat ‘iedereen’ moet kunnen studeren”

    En zo is dat.

    • Is dat zo?
      Hendrikus,

      Ik weet niet in welke ideologische hoek die Rob Riemen en zijn Nexus (De Volkskrant, vandaag, p. 9; gisteren Nieuwsuur) zitten, maar zijn analyse van het populisme is interessant. Jammer dat hij toch een uitsmijter meent te moeten gebruiken die niet getuigt van enig inzicht, een uitspraak die je kennelijk instemmend citeert:

      • De kwaliteit van het onderwijs daalt, omdat ‘iedereen’ moet kunnen studeren (…)

      We weten toch allemaal dat meer of minder kwaliteit nog wel van enkele andere zaken afhankelijk is (betaalbaarheid van het onderwijs, bijvoorbeeld), en dat kwaliteit en kwantiteit ook iets met elkaar hebben te maken.

      Kwalitatief goed onderwijs is prachtig, behalve wanneer dat alleen voor enkelingen is weggelegd. Onderwijs voor iedereen is ook prachtig, behalve wanneer dat geen kwaliteit heeft. Ergens daartussen ligt iets waar we het in ons praathuis over eens kunnen worden dat het optimaal is, gegeven de middelen die we ervoor over hebben. Bevalt dat optimum niet, dan moeten de middelen kennelijk ruimer worden.

      • Valse tegenstelling
        “Dat iedereen moet kunnen studeren” is heel iets anders dan “dat iedereen goed onderwijs moet kunnen volgen”. Jij meent kennelijk dat Riemen het tweede bedoelt en vanuit die gedachte kom je met de opmerking over beperkte financiele middelen.

        Ik interpreteer Riemens opmerking als dat niet iedereen een HBO+ opleiding (studeren) behoeft te kunnen volgen en, omdat dat kennelijk wel de doelstellinig was, dat er teveel mensen zijn toegelaten tot een voor hen te “hoge” opleiding. Daarmee haal je de kwaliteit naar beneden, dat lijkt me wiedes.

        Mijn onderwijsideaalbeeld is dat er voor iedereen goed onderwijs is zolang dat wenselijk/noodzakelijk is. Voor een medisch specialist zal dat wellicht langer zijn dan voor een timmerman, maar beide hebben gelijke rechten op goed onderwijs, passend bij hun capaciteiten, hun ambities en eventueel de maatschappelijke mogelijkheden. De timmerman moet het vak leren van iemand die zelf goed kan timmeren, de specialist van een uitstekende dokter.

        Als je wilt dat iedereen (of dan toch tenminste 50%) een hogere opleiding geniet, dan is het grootste probleem niet het geld dat dat kost, dat is een kwestie van prioriteit, maar het grootste probleem is dat er onvoldoende uitstekende docenten zijn die die mensen kunnen opleiden.

        Dat, samen met het evidente feit dat niet iedereen geschikt kan zijn voor een hogere opleiding, maakt dat de kwaliteit van die opleiding keldert, zowel voor de zwakke student als ook voor de uiststekende student. Die onderwijsdegeneratie zet zich naar beneden door. Als de helft HBO+ is, dan worden de betere studenten van het mbo afgeroomd, als veel kinderen naar HAVO/VWO gaan, dan blijven te weinig goede leerlingen voor het VMBO over etc.

        Ik hoop hiermee van voldoende inzicht te getuigen 😉

        • Tegenstelling?
          2010,

          Ik ga je tegenspreken. Als ik daarin slaag, was je inzicht nog niet voldoende, maar ben je meteen bijgespijkerd 😉

          Riemen spreekt over de laatste eeuw, niet de laatste decennia. Die eeuw heeft een explosieve groei in deelname aan onderwijs laten zien.

          Ik heb geloof ik niet bedacht wat Riemer kan hebben bedoeld, maar gewoon gelezen wat hij heeft opgeschreven, althans wat hij volgens het stuk in De Volkskrant heeft gezegd.

          Je construeert een tautologie over de deelname aan het HBO, nogal wiedes dat je dan gelijk krijgt.

          Je versmalt onderwijs (voor de timmerman en de arts) tot alleen dat wat voor het beroep noodzakelijk is.

          Ik heb het nadrukkelijk over de nodige middelen, daar horen gekwalificeerde docenten ook bij. Goed inzicht hier. Maar geen manco in mijn argument.

          De analyse in je laatste alinea, stel dat het een wiskundig bewijs zou zijn, klopt niet. Bv.:
          – die zwakke student krijgt nu onderwijs dat zij anders niet zou hebben gehad, waarschijnlijk is dat winst.
          – die uitstekende student heeft gewoon een veeleisende opleiding gekozen, zoals vliegtuigbouw (heeft zij dat niet gedaan, dan is ze misschien toch iets minder ‘uitstekend’)
          – Het vmbo is te omvangrijk, ook al is de omvang recent gedaald van 60 naar 55%, voorlopig gaan er nog te weinig kinderen naar havo/vwo, niet te veel.

          Je hebt weer gelijk waar je stelt dat de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde docenten (ze hoeven niet allemaal uitstekend te zijn) een probleem is wanneer de gemiddelde onderwijsloopbaan tegen de twintig jaar gaat lopen.

          • Logica?
            “de uitstekende student heeft gewoon een veeleisende opleiding gekozen, zoals wis- en natuurkunde (heeft zij dat niet gedaan, dan is ze misschien toch iets minder ‘uitstekend’)”
            Omdat er minder studenten wis- en natuurkunde studeren zijn er dus véél minder uitstekende studenten dan vroeger.

          • Beperkt
            Hendrikus, je hebt echt een te beperkte opvatting van uitstekende studenten. Bovendien zou de maatschappij echt in problemen komen als goede studenten alleen dit soort abstracte vakken zouden kiezen.

            Trouwens grappig dat ik nu van dichtbij twee briljante gymnasiasten ken (juist vooral in de B-vakken, compleet met extra programma op de uni en alles!) waarvan de één naar de toneelschool wil en de ander serieus de academische Pabo overweegt.

            Geloof me, dat worden hoe dan ook nuttige leden van de samenleving, óók (of misschien wel juist) als ze geen wis- of natuurkunde gaan studeren.

          • Goed lezen Hinke
            Een studie wis- en natuurkunde is hier slechts bedoeld als voorbeeld van een studie die alleen voor uitstekende studenten is weggelegd. Zie de door Ben genoemde studie vliegtuigbouw waar het citaat aan ontleend is en de dubieuze logica die daarachter schuilgaat.
            Bijzonder is natuurlijk dat ook Vincent Icke en Robbert Dijkgraaf zo’n studie combineerden met een opleiding aan de kunstacademie. Een extra indicatie voor uitstekendheid lijkt me.

          • Deficientie studenten
            Een opmerkelijk feit: Ieder jaar blijken veel van de “uitstekende studenten” die hbo aviation willen gaan studeren een deficiëntie te hebben voor …. natuurkunde en eerst een zomercursus te moeten volgen.

            Ik kan dat niet plaatsten, maar m’n water zegt dat het geen goede ontwikkeling is

          • Hoe kom je erbij Ben dat te weinig leerlingen HAVO/VWO volgen?
            citaat
            Het vmbo is te omvangrijk, ook al is de omvang recent gedaald van 60 naar 55%, voorlopig gaan er nog te weinig kinderen naar havo/vwo, niet te veel.
            /citaat

            Hoe kom jij hierbij, Ben?
            Als je al enige logica wil toepassen op die percentages dan zou het eerder logisch zijn dat 67% van de leerlingen naar het VMBO gaat aangezien het VMBO vier van de zes niveaus in het middelbaar onderwijs aanbiedt.
            Dit klopt natuurlijk niet aangezien de niveaus niet evenredig zijn verdeeld over de talenten van de leerlingen, de laagste twee niveaus zijn aangepast op de pak hem beet 10% moeilijkst lerende leerlingen, het hoogste niveau was aangepast op de pak hem beet 10% best lerende leerlingen (12% in 1971). Juist op deze manier kon men alle leerlingen op maat bedienen, ook de leerlingen die veel slimmer en dommer zijn dan de gemiddelde leerling.
            Ook om deze reden pleit ik er voor om het hoogste niveau van het middelbaar onderwijs even selectief te laten zijn als het laagste niveau van het middelbaar onderwijs. Aangezien het HAVO aansluiting moet geven op het VWO zou het dan ook logisch zijn dat het HAVO voldoende selectief is om geslaagde havisten een realistische kans te bieden om het VWO aan te kunnen wat zich richt op de top-10% van de leerlingen van het middelbaar onderwijs.
            Bedenk dat de VWO’s de leerlingen moeten voorbereiden op de zwaarst denkbare universitaire studies die internationaal gevolgd kunnen worden en dat VWO-scholen hier momenteel niet in slagen doordat ze te weinig selectief zijn.
            Interessant plaatje van Hannes Minkema: www.vkblog.nl/bericht/353780/Schuivende_schotten:_diplomadevaluatie_of_steeds_beter_onderwijs%3F

        • Studeren?
          Hendrikus,

          ‘Studeren’ is inderdaad wat dubbelzinnig. Valt het VO daar ook onder, of niet? Gezien de periode waarover Rob Riemen spreekt, maakt dat weinig uit: zowel het VO als het HO zijn enorm in omvang gegroeid.

          In mijn familie werd gesproken van ‘deurleern’ (doorleren), na de lagere school, ook voor de universiteit. Rond 1960 nog.

          Wat mij niet bevalt aan de uitspraak van Riemen en aan veel discussies over hetzelfde onderwerp is het cultuurpessimisme erin. In de vijftiger jaren ging ongeveer 3% naar het universitair onderwijs. Dan ligt de vooronderstelling voor de hand dat dit wel de meest briljante 3% uit de bevolking moet zijn geweest, maar dat is natuurlijk nonsens. Tegenwoordig is het ongeveer 15% die doorgaat naar universitair onderwijs. Dat zijn ook niet de 15% meest briljante, maar het komt wel iets dichter in de buurt. Interessanter is het om te kijken wat de absolute en relatieve aantallen zijn die studies zoals wis- en natuurkunde kiezen. Laat ik die nou net niet bij de hand hebben! Ik vermoed dat de relatieve aantallen vergeleken met vijftig jaar geleden dicht bij elkaar liggen. Doe ik hier nu achter elkaar uitspraken die met elkaar in tegenspraak zijn? Ik dacht het niet.

          • Bij de hand
            Ben Wilbrink schrijft:

            Interessanter is het om te kijken wat de absolute en relatieve aantallen zijn die studies zoals wis- en natuurkunde kiezen. Laat ik die nou net niet bij de hand hebben! Ik vermoed dat de relatieve aantallen vergeleken met vijftig jaar geleden dicht bij elkaar liggen.

            Gelukkig onthoud ik denken en hoef ik ze dus niet steeds op te zoeken. Het ABSOLUTE aantal studenten wiskunde is nu lager dan bijvoorbeeld begin jaren 80. Gezien de enorme toename van het aantal studenten in het algemeen is het relatieve aantal studenten wiskunde nu dus gigantisch veel lager dan toen.

          • Ben, hier kan je het aantal
            Ben, hier kan je het aantal studenten vinden voor de masters van wiskunde: www.kiesjestudie.nl/index.php?m=filter&submitter=cluster&soortopleiding=ma&sector=&cluster=I01&stad=&vestiging=
            Het aantal studenten wordt voor vrijwel alle andere studierichtingen in Nederland vermeld op die website.
            Wanneer ik die cijfers lees dan word ik een beetje somber. Waarom willen zo weinig Nederlanders wiskunde en natuurkunde studeren? Bedenk dan nog eens dat Nederland zo’n prachtige traditie heeft opgebouwd in de fysica. Ik vraag me af ofdat niet meer mensen geinteresseerd zouden zijn in deze studies indien ze niet zo ´verkracht` zouden worden op het middelbaar onderwijs, indien we deze toptalenten wat meer zouden betalen overeenkomstig hun toptalent en indien Nederland meer aan R&D zou besteden.

          • Kom op
            En waarom willen er zo weinig mensen Nederlands, Duits, Elektrotechniek of Frans studeren?

            En waarom barst de wereld van de ‘studenten’ marketing en communicatie en economie.l

          • Goede vraag
            Hinke,

            Dat is een heel goede vraag.

            Veronderstellingen uit de losse pols. Er spelen natuurlijk meerdere zaken een rol, maar één daarvan is ongetwijfeld dat meisjes nu andere keuzen maken dan in de jaren zestig en geen kunstgeschiedenis meer kiezen maar een opleiding die brood op de plank kan brengen. Het materialisme van jongeren drijft ze naar studies waar makkelijk veel geld valt te verdienen. Een overweldigend aanbod van verschillende opleidingen doet ze in vertwijfeling kiezen voor de makkelijkste studies met de grootste aantallen studenten. Het VWO heeft ze nauwelijks kennis laten maken, of op een averechtse manier, met wat wetenschappelijke opleidingen (zowel alpha, gamma als béta) hebben te bieden, en dat zijn niet toevallig bovendien de meest veeleisende opleidingen.

            De universiteiten hebben deze trend ook al lang gezien, zijn voor de centen afhankelijk van de grote stroom studenten naar economie, rechten en communicatie, maar zouden daar eigenlijk wel van af willen en kleiner en veeleisender willen worden, zo het HBO een groter deel van de koek latend. Dat zou voor het imago van het universitair onderwijs ook beter kunnen zijn, zodat kleine letteren en de natuurwetenschappelijke opleidingen aantrekkelijker worden.

            Onderzoek op dit breukvlak tussen VO en HO gebeurt vooral door het Maastrichtse ROA, en bijvoorbeeld door de groep van Uulkje de Jong (SCO Kohnstamm Instituut). Ondanks dat onderzoek denk ik dat er veel te weinig aandacht is voor wat er speelt bij de lastige keuze die jongeren na het VO moeten maken. Jelle Jolles zal wel zeggen dat hun hersenen nog helemaal niet klaar zijn voor zulke ingrijpende keuzen.

    • Als een tang op een varken?
      Op de laatste zin na gaat het over elites die elk idealisme verloren hebben. Dat betekent dat één van de taken van het onderwijs niet meer serieus genomen wordt: het volk verheffen zodat het kan genieten van dezelfde dingen als de hoogopgeleide elite. Bij de socialisten is daar een ander ideaal voor in de plaats gekomen: Een eerlijkere verdeling van geld en invloed. Die verandering van ideaal is duidelijk voelbaar. Het onderwijs aan intelligente leerlingen heeft zijn glans verloren en hoe minder iemand presteert, des te meer geld wordt er aan hem uitgegeven om hem naar het gemiddelde niveau op te krikken. Dat naar het midden opkrikken heeft tot een grote groei zonder bloei bij het HBO geleid. 70% van alle jongeren moet over een paar jaar HBO of meer hebben. En in plaats van Bildung spreekt men van startqualificatie. Ik denk dat Nexus met de zin “De kwaliteit van het onderwijs daalt, omdat ‘iedereen’ moet kunnen studeren (…)” bedoelt dat de weerzin tegen het erkennen van niveauverschillen tot verlaging van de onderwijskwaliteit leidt.
      Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.