Zeer aanbevolen: het interview op radio 1 met Cordula Rooijendijk naar aanleiding van het verschijnen van haar boek “Grootvader Piepestok, de geschiedenis van de lagere school”
‘Grootvader Piepestok’ is haar derde boek. Het boek gaat over ‘schoolmeesters en –juffen, over de fundamentbouwers van de samenleving’. Het boek beschrijft de geschiedenis van de lagere school in Nederland, maar besteedt ook aandacht aan het heden en de toekomst. Eeuwenlang werd het onderwijs vormgegeven op basis van de toekomstige maatschappij die men voor ogen had. Maar welk toekomstbeeld streven we nu nog na?
Cordula Rooijendijk (1973) werd geboren in de Amsterdamse Bijlmermeer, en groeide op in Amstelveen. Ze studeerde geografie aan de Universiteit van Amsterdam waar ze in 2001 cum laude afstudeerde. Als AIO gaf ze van 2001 tot 2005 colleges over de geschiedenis van Amsterdam aan Nederlandse en buitenlandse studenten, samen met de historici Geert Mak en Michiel Wagenaar, en ze schreef het proefschrift That city is mine! over de geschiedenis van stedelijke ideaalbeelden in Amsterdam en Rotterdam, waarop ze in mei 2005 promoveerde. Sindsdien werkt ze als zelfstandig onderzoeker en schrijver. In 2007 besloot ze de verkorte PABO-opleiding te gaan volgen nadat haar belangstelling voor het lesgeven op basisscholen was gewekt.
Een bijzonder inspirerend betoog!
Prachtig!
Prachtig verhaal. Ik merkte dat je er wel even rustig de tijd voor moet nemen, maar het is de moeite waard!
Ik moest regelmatig aan onze eigen ‘Onderwijsgek’ denken. Ik ben heel benieuwd wat hij ervan vindt.
Nog een ding!
Cordula Rooyendijk uit in het interview zéér stevige kritiek op de PABO. ‘Het is werkelijk om te huilen, er zit geen enkele inhoud aan! Als je een paar stukken schrijft over je competenties dan ben je er al………………….’
Dit is een intelligente vrouw met een hoog niveau. We horen het geluid zo vaak en inmiddels zijn er al véle goede en gemotiveerde VWO-ers die om deze redenen niet voor de PABO hebben gekozen, terwijl we juist hen zo graag voor de klas zagen. Dat is toch echt ernstig!
Is het niet mogelijk dat hierover nu eens echt een goede en inhoudelijke openbare discussie geopend wordt, vergelijkbaar met de rekendiscussie? Hier moet toch op de een of andere manier iets aan te doen zijn?
Overigens heeft zij het ook uitgebreid over alle extra taken die heden bij het basisonderwijs worden neergelegd en de enorme belasting met rugzakjes en behandelplannen. Ze zegt terecht: Dat KAN helemaal niet.
PABO
Je hebt natuurlijk gelijk Hinke, die PABO, daar moet wat aan gebeuren.
De reken- en taaltoets is wel het allerminste. De discussies over die reken- en taaltoets geven echter duidelijk aan dat de meeste PABOs helemaal niet beter willen worden (beter in onze optiek). Er is de universitaire PABO (begonnen in Utrecht, nu ook in Amsterdam en Groningen en wellicht ook elders). Het probleem daarmee is dat deze gestart zijn vanuit de onderwijskunde. De website van de universiteit van Groningen schrijft:
Als student volg je het hele curriculum van de pabo, gecombineerd met een belangrijk deel van de opleiding onderwijskunde.
Dat is het dus ook niet. Als BON willen we juist meer aandacht voor de schoolvakken in zo een universitaire PABO.
Idee: contact opnemen met een universiteit die een BON-PABO wil starten?
regeerakkoord
En de plannen in het regeerakkoord bieden ook al weinig soelaas, integendeel: men wil op de pabo twee specialisaties, onderbouw en bovenbouw. Maar de bevoegdheid blijft ongedeeld, dus wie zich specialiseert voor onderbouw mag toch ook in groep 8 lesgeven. Dan krijgen we dus dat de meeste meisjes zullen kiezen voor de specialisatie onderbouw, die vakinhoudelijk ongetwijfeld gemakkelijker zal zijn de bovenbouw, en ook makkelijker dan de huidige ongedeelde pabo, en vervolgens toch in de bovenbouw gaan lesgeven omdat er niet genoeg leerkrachten met een bovenbouwspecialisatie zijn. Het is zelfs mogelijk dat pabo-studenten die het nu niet zouden redden in de toekomst een diploma behalen via deze onderbouwspecialisatie.
Gevolg: nog verdere niveaudaling van het basisonderwijs.
Vakinhoud
Als er feitelijk geen vakinhoud wordt aangeboden kan deze onmogelijk makkelijker zijn dan als er geen vakinhoud aangeboden wordt.
Hinke,
tegen een tautologie valt weinig in te brengen. Maar ik begrijp niet wat je er mee wilt zeggen…
Verduidelijking
Ik reageerde op de volgende zinsnede
meisjes zullen kiezen voor de specialisatie onderbouw, die vakinhoudelijk ongetwijfeld gemakkelijker zal zijn de bovenbouw,
Als de gehele PABO geen vakinhoud heeft, zoals Cordula vertelde, dan kan de onderbouw niet moeilijk zijn qua vakinhoud.
Inhoud
Ik hoop dan ook dat de specialisatie bovenbouw vakinhoudelijk wèl inhoud zal krijgen. En de specialisatie onderbouw ook, in mindere mate.
En dat de specialisatie leidt tot aparte bevoegdheden voor onder- en bovenbouw. Anders is het middel erger dan de kwaal.
Inhoudsloos?
Het gemak waarmee in deze en andere reacties een koppeling tussen meisjes, onderbouw en makkelijker (zelfs inhoudsloos) programma gelegd wordt, roept bij mij het beeld op van het nodeloos negatief kwalificeren van een bevolkingsgroep.
De in het regeeraccoord afgesproken specialisatie, met behoud van een volledige bevoegdheid is m.i. niets anders dan de huidige praktijk. Een lege afspaak dus.
Het beeld dat Cordula schetst over haar deeltijdopleiding is niet mijn eigen beeld. Van mijn zij-instromers hoor ik achteraf bijna uitsluitend dat mijn opdrachten voor rekenen zeer leerzaam en veel werk waren.
Wat voor rekenopdrachten
Wat voor rekenopdrachten geef jij?
Opdrachten:
– waarvoor de
Opdrachten:
– waarvoor de studenten theorie (boeken en vakbladen) bestuderen en vervolgens laten zien dat ze de theorie in de praktijk kunnen brengen;
– om te onderzoeken op welke manier hun stageschool het rekenonderwijs geeft;
– om te (leren) schakelen tussen concreet niveau, modelniveau en formeel niveau met gebruikmaking van geschikt gekozen contexten;
– over automatisering;
– over het gebruik van ict;
– over het benutten van spel en de schoolomgeving in de rekenles;
Rekenopdrachten
Maar dus geen opdrachten waarin het rekenen (en de daaruitvoortvloeiende wiskunde) zelf centraal staat. Zoals bijvoorbeeld het concept van ‘algoritme’ waarvan de standaardmethoden voor bewerkingen met getallen een prachtig voorbeeld zijn.
Automatiseren gaat volgens
Automatiseren gaat volgens mij juist heel erg over algoritmen.
Het leggen van verbinding tussen theorie van rekenene en rekenonderwijs en de praktijk gaat natuurlijk over rekenen en de daaropvolgende wiskunde.
Als je doelt op een wetenschappelijke kennis van wiskunde en bijbehorende concepten e.d., dan heb je volledig gelijk.
Rekenen
Volgens mij heeft Mark79 het niet over wetenschappelijke kennis of over het verbinden van de theorie van het reken(onderwijs) met de praktijk. Maar vraagt hij zich – net als ik overigens – af of jouw studenten zelf rekensommen moeten maken – dan liefst vele sommen.
Nee
Nee, het maken van sommen is niet nodig.
We hebben het hier namelijk over een specifieke groep. Mijn deeltijdstudenten bezitten een bachelor- of mastergraad en hebben als onderdeel van de toelating tot de verkorte opleiding aangetoond over voldoende reken-, taal-, aardrijkskunde-, geschiedenis- en natuurkennis te beschikken om inhoudelijk geen problemen te hebben met de stof van groep 8+.
Hun leerdoel is om die kennis uit te breiden met theoretische achtergronden en met didactische vaardigheden.
De draad begon naar aanleiding van het interview met Cordula Rooijendijk, waarin zij gezegd had dat ze naast een rekentoets en een taaltoets alleen maar inhoudsloze, simpele opdrachten [mijn woorden] had hoeven te maken.
Zou zij (cum laude afgestudeerd in de geografie en gepromoveerd) veel baat gehad hebben bij 50 bladzijden met sommetjes op het niveau van maximaal brugklas vwo?
Hoe hoog moet die lat liggen?
Het is een intikkertje voor een leeg doel maar ik moet het vragen…uit wat blijkt dat die leerlingen die aan de deeltijdopleiding starten over voldoende kennis beschikken om het te kunnen stellen zonder ´vakinhoudelijke` scholing (voor het gemak even, je weet wat ik ermee bedoel)?
Zou je eens een vroeger gebruikte test willen plaatsen? Een moderator zal zo’n bestand vast wel even willen toevoegen aan dit topic. 😉
Hoe hoog, of hoe laag, dient de lat te liggen?
Natuurlijk, je zou Cordula Rooijendijk hebben verveeld met brugklassommetjes. Wie zegt dat dat het eindniveau is wat je moet nastreven.
Ik ben een klassieke stapelaar: mavo —> havo —> VWO
Een van de interessante inzichten die ik t.g.v. dit traject heb opgedaan is dat je de stof op een lager niveau pas echt tot in de puntjes gaat beheersen wanneer je de stof op een hoger niveau beheerst. Hoeveel je ook op een lager niveau oefent, perfectie bereik je niet op datzelfde niveau (m.u.v. iemand als Meike Vernooij) totdat je op een hoger niveau gaat oefenen. Zogauw ik speelde met de havostof leek die mavostof ineens zoveel simpeler, zogauw ik worstelde met de VWO-stof leek die havostof ineens poepsimpel (voor de tweede fase!).
Zou het geen idee zijn om dit niveau weer na te streven?
www.beteronderwijsnederland.nl/node/3136
Bijgevoegde documenten in dat topic:
beteronderwijsnederland.net/files/ExamenKweekschool1930Rekenen.jpg
beteronderwijsnederland.net/files/ExamenKweekschool1930Wiskunde.jpg
Niet alles was vroeger beter maar niemand kan tegenspreken dat de kweekschool vroeger wel beter was. Zouden juffen die zo’n opleiding volgen zich eveneens hebben laten overtuigen om alleen nog maar een realistische rekenmethode te gebruiken? Vast niet!
Een hoge lat
Het lege doel laat ik voorlopig leeg: ik ben arrogant genoeg om te durven beweren dat je er vanuit kunt gaan dat ik in staat ben het niveau van een aspirantstudent te beoordelen.
De vraag hoe hoog de lat moet liggen is niet zo maar te beantwoorden. Het is een vraag die de rekendocenten permanent bezighoudt. Mede dankzij de NVORWO en het Freudenthal Instituut zijn de rekendocenten goed georganiseerd en zijn er vakbladen, studiedagen en conferenties waar die vraag ter sprake komt.
De voorbeelden uit 1930 zijn zijn wat mij betreft niet bruikbaar als indicatie voor een gewenst niveau.
Het zal waarschijnlijk geen verrassing zijn, dat ik hoop dat alle hoogopgeleiden overtuigd kunnen worden van het belang en de waarde van het realistisch rekenen voor de toekomst van het Nederlandse onderwijs. Lang voordat de principes van het realistisch rekenen als zodanig zijn beschreven, was dat precies wat ik in mijn uitleg aan klasgenoten altijd hanteerde. En nu ik erover nadenk: mijn opa ook!
Toeval
Toevallig net naar een ‘professional development workshop’ geweest (was verplicht). Naast veel onzin ook 1 zinnig ding en dat sluit aan op wat djdouwes schrijft. Zoals alle onderwijskunde dingen is er op het volgende een hoop aan te merken, maar het is in deze casus een bruikbare kapstok.
Er zijn 5 niveaus van competentie, die worden in sequentie doorlopen:
1. unconsciously incompetent (je weet niet dat je het niet kan)
2. consciously incompetent (je weet dat je het niet kan)
3. consciously competent (je kan het, maar het kost moeite)
4. unconsciously competent (je kan het zonder er bij na te denken)
5. reflectively competent (je kan het en je kunt er over nadenken)
Een leraar moet niveau 5 hebben. Wat djdouwes zeer waarschijnlijk echter test is of ze niveau 3 hebben. Niveaus 3 is echter niet genoeg voor een leraar.
Om de link te leggen met wat Bart hieronder schrijft: door op de HAVO verder te leren bereikt hij voor de MAVO stof niveau 4 (terwijl hij aan het eind van de MAVO slechts niveau 3 had voor de MAVO stof).
De Nederlandse termen
Bij ons heeft men het over: onbewust onbekwaam, bewust onbekwaam, onbewust bekwaam en bewust bekwaam. Ik zit aktijd wat met de volgorde in de war. De reflectief bekwaam heb ik dan weer niet gehoord, maar eerlijk gezegd gaat er wel eens een week voorbij zonder dat ik me in de onderwijskundige boeken verdiep, dus wellicht is het mijn domheid dat ik maar vier termen ken.
Bedankt voor je vertrouwen,
Bedankt voor je vertrouwen, Mark79
Kunnen ze goed rekenen?
Ik neem aan dat jij, djdouwes, rekendidactiek geeft. Mijn vraag is wel: kunnen ze zelf wel voldoende rekenen of wordt het ze nog aangeleerd tijdens de PABO.
Hoewel de genoemde opdrachten best interessant lijken vraag ik me af hoe praktisch toepasbaar het is als je lesgeeft. Als je zelf kunt rekenen (écht kunt rekenen) en daarvan plezier hebt, lijkt me dat veel belangrijker dan te onderzoeken hoe men het rekenonderwijs geeft. Misschien heb ik het mis?
@Hinke
Ik ben ervan overtuigd dat goed kunnen rekenen en plezier hebben in rekenen nog niet voldoende is om een goede docent rekenen te zijn.
Omgekeerd weet ik ook zeker, dat iemand die zelf niet goed kan rekenen en rekenen helemaal niet leuk vindt, geen goede leerkracht zal zijn, althans niet de leerkracht die ik de basisschoolleerlingen toewens.
Het is geen optie om te kiezen tussen kunnen rekenen of het rekenonderwijs of de leerprocessen van kinderen te begrijpen. Alles is nodig voor een goede leerkracht.
Bij de verkorte opleiding verkeren we in de gelukkige omstandigheid eisen aan de instroom te kunnen stellen. Het eerste borgen we bij intake, in de opleiding komen de andere punten aan de orde.
Op de reguliere vierjarige opleiding ligt dit uiteraard anders, maar daar gaat het in mijn bijdragen in deze draad niet over.
Een negatief oordeel hoeft niet kwetsend te zijn
Nee, het is niet nodeloos en ook niet kwetsend.
Het is gewoon realiteit dat:
– de pabo tegenwoordig voor het overgrote deel wordt bevolkt door meisjes
– meisjes een relatief grotere voorkeur voor de onderbouw hebben dan jongens
– het niveau van de pabo héél veel lager ligt dan het niveau dat de kweekschool ooit had.
De term “nodeloos kwetsen van een bevolkingsgroep” kunnen we beter bewaren voor gevallen waarin dat werkelijk aan de orde is, u welbekend.
Gelukkig is er ook een groep
Gelukkig is er ook een groep studenten die zich a-typisch gedragen. Zoals Mathijs ter Bork, leraar van het jaar, die een groep 3/4/5 heeft. En ook vele meiden die zich meer voor de bovenbouw interesseren.
Ik ben er niet van overtuigd dat het nodig is om in negatieve zin een relatie te leggen tussen meisjes, onderbouw en een lager niveau.
Dat de pabo van nu en de kweekschool van vroeger niet te vergelijken zijn, wil ik graag geloven. Ik ken de kweekschool niet, dus laat ik die beoordeling graag aan anderen over. Mijn bezwaar was gericht tegen de suggestie dat een opleiding gericht op de bovenbouw zwaarder is dan een opleiding gericht op de onderbouw. Dat zou wel eens onjuist kunnen zijn.
Misschien is de vakinhoud in die bovenbouwopleiding dan wel groter (of dat zo zou moeten zijn is nog maar de vraag), maar het begrijpen van de essentie van de eerste stapjes op het gebied van taal, rekenen, motorische ontwikkeling is ook niet niks. Een kleuterjuf of -meester heeft daarin een essentiële taak en die wordt minder dan in de bovenbouw ondersteund door een methode.
Misschien is het beter om je af
vragen, waarom er bijna geen mannen meer in het basisonderwijs willen werken.
Overigens zijn die 2 specialisaties (OB/BB) ergens wel legitiem. Althans, zo leert de ervaring… Beter ’n goede juf in groep 8, dan “geen” meester…
Eigenlijk niet zo belangrijk dus, waarom het werkelijk fout aan het gaan is binnen het basisonderwijs. Alsof daar de frictie ligt?
Waar?
Dat is toch wel duidelijk?
Waarom niet meer mannen voor het onderwijs kiezen?
– veel instromende meisjes van het MBO
– verplichte opleiding tot kleuterjuf
– relatief laag opleidingsniveau (ik vergelijk niet met andere niet-exacte HBO-richtingen) met weinig exacte vakken en economie
– weinig carrièremogelijkheden
Aan het laatste kan je misschien weinig doen (tenzij bedrijven de ervaring als leraar waardevol vinden en je als leraar bij deze bedrijven kan instromen op een hoger functieniveau), de rest kan worden opgelost, wanneer we dat willen.
Zouden er in Finland ook zo weinig mannen interesse in hebben om basisschoolleraar te worden? Zoals je wellicht weet worden daar de beter universitaire studenten geselecteerd om leraar te worden, deze studenten krijgen zogauw ze leraar worden dan ook een hierbij behorend salaris. Daar zouden wij ook voor kunnen kiezen als we er het geld voor over hebben.
Beste Bart.
Naast de theorie staat de praktijk. Die praktijk binnen het basisonderwijs bestaat eruit dat in ’n groeiend aantal grotere en grote steden de populatie meer en meer gedrags en cognitieve problemen vertoont. Veel meisjes houden dat ’n paar jaar vol, worden dan zwanger en gaan verder in deeltijd. Dit proces dat al ’n jaar of 15 bezig is (WSNS) heeft de jongens voor ’n groot deel afgeschrikt (stage) en naar andere opleidingen verjaagd. De oudere mannelijke leerkrachten stromen binnenkort in grote getale ’t vervroegd pensioen binnen, vallen om of zoeken ’n beeldschermjob.
Universitair geschoolde (basisschool)leraren zullen ’t echt niet beter gaan doen.
Hoe is ’t speciaal onderwijs in Finland geregeld?
Jammer genoeg weer die misvatting.
Voortkomend, uit gebrek aan kennis van wat er in 2010 werkelijk op basisscholen in grotere en grote steden aan het gebeuren is.
De essentie van de oplossing ligt niet bij de PABO’s. Die valt vooral te behalen bij de basisscholen zelf. Daar wordt de juf (en laatste meester) bedolven onder de toenemende werkdruk. Die komt door WSNS en inclusief onderwijs. Als voornaamste reden. Dat zijn bezuinigingen, hetgeen meestal vergeten wordt.
Schoenmaker, blijf bij je leest.
Goed luisteren
Je moet dan toch even goed luisteren Leo. Cordula Rooijendijk heeft het uitgebreid over de basisschool die bedolven wordt onder allerlei randzaken en te maken heeft met inclusief onderwijs.
Misschien is het beter
om minder te luisteren naar de “deskundigen” en meer te kijken naar de praktijk.
Dat wordt niet gedaan en de rapen worden daarom steeds gaarder.
In het Eindhovens Dagblad (echt gebeurd) las ik over het proefschrift van ’n dame (universitair) die beweerde dat uit (haar) onderzoek blijkt dat kinderen houden van structuur en meesters die duidelijk uitleggen. Ze mogen ook niet roken.
Ze heeft duidelijk geen benul van de praktijk. Meesters zijn er bijna niet meer!
Praktijk
Cordula Rooijendijk IS juf op een basisschool Leo. Hoe meer praktijk wil je het hebben?
Welke praktijk bedoel je?
De Vechtstreek of ’n dorpje in de Veluwe? Zwarte kousen basisscholen of ’n dure vinex wijk aan de rand van ’n stad(je)? Mijn praktijk is die van 25 basisscholen in ’n grote stad. Drie “witte” basisscholen en zo’n 20 grijs en zwarte scholen.
Blijft de vraag, hoe ze e.e.a. nu eigenlijk in Finland oplossen?
In Finland is de
In Finland is de samenstelling van de bevolking homogener, dat scheelt veel problemen.
Desalniettemin hebben scholen laten zien dat je met wat extra geld ook van een zwarte school een succes kan maken. In New York is er ook een bekend voorbeeld, daar hebben ze zelfs nog een film over gemaakt (op waarheid gebaseerd, zij het geromantiseerd).
Vermoeiend, hoor Bart.
Laat ik ’t anders verwoorden. Ik denk, dat als in Finland de samenstelling van de bevolking net als die in Nederland zou zijn dat daar dan dezelfde ernstige problemen zouden ontstaan (zijn ontstaan). Dat uitzonderingen voorkomen lijkt me duidelijk (zucht) en ’t aanhalen van ’n film kromt hier en daar ’n teen.
Beste Bart, je moet echt eens gaan kijken op basisscholen. En niet die witte.
Het gaat niet om die film,
Het gaat niet om die film, het gaat om het waargebeurde verhaal: een leraar die op een verschrikkelijk slecht draaiende school begon te werken, zijn klas goed deed presteren en hiermee zijn collega’s inspireerde om ook meer uit die kinderen te halen.
Ook hier in Nederland hebben we een mooi praktijkvoorbeeld.
Niemand zegt dat het gemakkelijk is om als leraar op een zwarte school te werken (en dan zijn de heterogene zwarte scholen misschien nog wel moeilijker dan de homogene zwarte scholen) maar leer in godsnaam van collega’s die met dezelfde problemen worden geconfronteerd en hier een oplossing voor vinden. We moeten niet allemaal steeds het wiel opnieuw willen uitvinden.
Welke film?
Bart,
* Conrack – zwarte school met kinderen die voorheen geen onderwijs genoten, een eiland, USA (1974).
* Dangerous Minds met Michelle Pfeiffer – middelbare school in arme wijk, USA (1995)
* Entre les murs (Tussen de muren) – middelbare school in Parijse volkswijk – lees: zwarte school -, Frankrijk (2008)
Toch niet:
* Dead Poets Society met Robin Williams – traditionele middelbare school, USA (1989)
* Être et avoir – Frans dorpsschooltje, documentaire (2002)
Goh, niet dat het er echt
Goh, niet dat het er echt toe doet aangezien mijn punt was dat er zwarte scholen zijn die er wel in slagen om de leerlingen goed te onderwijzen (ter inspiratie) maar ik had het over de film “The Ron Clark Story”.
www.rottentomatoes.com/m/ron_clark_story/
www.imdb.com/title/tt0473389/
Hier over de man zelf: en.wikipedia.org/wiki/Ron_Clark_%28teacher%29
Zijn school:
www.ronclarkacademy.com/
Hij begon als gewone blanke leraar op een basisschool in Harlem, New York (omringd door Afro-Americanen dus).
Ofdat een aanpak die in de ene cultuur goed werkt ook goed werkt in een andere cultuur weet ik niet maar ik heb als emigrant geleerd dat het loont om zoveel mogelijk te kijken hoe anderen met dezelfde problemen omgaan. Je kan er altijd wijzer door worden, het kan nooit kwaad zolang je dat doordacht doet.
re Goh
Denkfouten maken we allemaal, zolang er gedacht wordt is er hoop. Geen hoop is er als er niet nagedacht wordt maar men de proto-gedachte inzet. Deze lijkt op een gedachte, maar is het nog lang niet. Een goed voorbeeld is de uitspraak dat als ergens iets lukt, het overal of juist hier ook zou moeten lukken. Het KAN dus wel, wordt de slechtpresterende school of leraar voorgehouden. Daar sta je dan met je slechtbetaalde poten in de dure klei.
Finland is een hele dure proto-gedachte, door PISA (OESO) geintroduceerd en door ontelbare halfgeletterden nagebauwd en op locatie bezocht.
De succesvolle zwarte school is er ook eentje, maar daar verdienen ze in Hollywood nog wat aan.
Willem Smit
Onderwijskrant over Finland
Leo,
“Het Finse comprehensieve systeem vond zijn oorsprong in de jaren zeventig en in de jaren negentig kregen ook kinderen met een handicap via inclusie toegang tot het gewone onderwijs. In aparte scholen voor speciaal onderwijs zitten op dit moment zo’n 2 % leerlingen; de andere kinderen met speciale onderwijsbehoeften gaan naar gewone scholen, maar verblijven de meeste tijd in aparte klasjes. Tijdens de geplande schoolbezoeken bezochten we zulke klasjes met maximaal 10 leerlingen; ze werden begeleid door een tweetal leraren bij het leren van de basisvaardigheden lezen, rekenen en schrijven. We zouden dus eerder over ‘LAT’-inclusie – learning apart together – dan over echte inclusie kunnen spreken. Voor muzische vakken, wereldoriëntatie e.d. mochten ze wel de ‘gewone’ kinderen vervoegen.”
– Onderwijskrant 135 (oktober-november-december 2005), p. 10 e.v. – citaat: p. 11 linksboven.
Hier en hier en hier, zie 7 b. Finland (media) net voor de helft van het weblog.
Zie ook:
Artikel over basisonderwijs in Onderwijskrant 152 uit 2010, vanaf p. 4 – Heterogene klassen & binnenklasdifferentiatie: comprehensief en dogmatisch sprookje van VSO-1 en VSO-2.
Hier en hier en hier en hier en hier.
Finland is een goed voorbeeld voor Nederland. 😉
Bedankt sympathisant
DAt is bruikbare informatie waar ik mee uit de voeten kan op de drie scholen waarbij ik betrokken ben.
Het Finse voorbeeld wil nogal eens passeren.
Leo over voorbeeld Finland.
Beste Sympathisant,
Dit wordt erg moeizaam, vrees ik. In Nederland is ’n andere populatie en zijn er andere geldstromen. Nederland kiest voor het proppen (zuinigheid) van alle soorten kinderen in het reguliere basisonderwijs. Bij BON lees ik steeds dat beter opgeleide juffen (en nog enkele meester) die klus wel gaan klaren als we de leerlingen beter leren rekenen.
Ik denk, dat om te beginnen WSNS afgeschaft moet worden. Kost wat maar dan heb/krijg je ook wat. Daar heb ik geen eindeloze lijst van artikelen en films voor nodig.
Natuurlijk moet WSNS
Natuurlijk moet WSNS gedeeltelijk worden afgeschaft, sommige kinderen kunnen ook met extra hulp niet mee in het gewone onderwijs en andere leerlingen die dat wel aankunnen krijgen die hulp momenteel blijkbaar onvoldoende.
De vraag is wat je ondertussen gaat doen zolang dat WSNS niet is gewijzigd. Over dat WSNS heeft niemand hier iets te zeggen, we moeten maar hopen dat de nieuwe ministers verstandig handelt. Je zou bijvoorbeeld het onderwijs zodanig kunnen inrichten dat zoveel mogelijk leerlingen die nu niet meekunnen in het gewone onderwijs wel weer meekunnen in het gewone onderwijs door al die flauwekul af te schaffen (zelfstandig werken, projectjes, speciale dagen, kringgesprekken…) en op een ´ouderwetse` manier les te geven.
Beste Bart.
Het afschaffen van flauwekul (zelfstandig werken, projectjes, speciale dagen(?) kringgesprekken..) en het weer ouderwets lesgeven (jaren 50 ?) is ’n zinloos voorstel. Zo werkt ’t niet. Daarvoor zou je de hele maatschappij moeten terug draaien en dat kan niet.
Gewone kinderen horen in gewoon onderwijs en speciale kinderen in speciaal onderwijs.
En dat in dit rijk land..?!
Artikelen en films
Leo,
Het inzicht dat WSNS niet werkt is er bij jou al lang.
Hoe overtuig je anderen van de impact die WSNS heeft op het onderwijs? In Nederland heerst in bepaalde kringen een euforisch gevoel – met de nadruk op gevoel – bij de gedachte aan Finland en Zweden, of aan de film ‘Être et avoir’, zo moet het! De onderwijspers droomt vaak mee. In Engeland heb je de uitdrukking: ‘put your money where your mouth is’, maw: hoeveel is het ideaal in geld uitgedrukt waard en hoeveel is men bereid te betalen? – dit klinkt plat, maar zo is het ook.
Voor niets gaat de zon op en er zit wel eens licht tussen het ideaal en de praktijk. Is het ideaal uitgekomen of heeft het juist schade toegebracht aan onderwijzers en kinderen? Hoe meet je dat? Wat vindt de gemiddelde Nederlander, maw de dominee en koopman ervan? Kun je de politiek mobiliseren? (ik probeer het woord bezuiniging te mijden)
Artikelen en films (deel 2)
Ik begrijp niet dat we zoveel pedagogen, onderwijskundigen, beleidsmedewerkers, onderwijsjournalisten – en ook ouders, onderwijzers! – in Nederland hebben, en dat in zekere zin onverschilligheid troef is – uitzonderingen daargelaten. Heeft men geen tijd? Is het vanuit de arbeidspositie onmogelijk? Komt het vierjaren-beleidsplan dan niet uit? Is men met andere zaken bezig? Moet er eerst een promovendus op worden gezet? Wil de subsidiegever weer een nieuw ideaal in het onderwijs introduceren? Waarom is het zo muisstil? Of werkt het gewoon
geweldig? 😉
Wat wil je doen om deze mensen te overtuigen van jouw gelijk? Of: wat verwacht je van BON? De artikelen uit de Onderwijskrant kunnen een aanzet geven. Voor jou oud nieuws, voor anderen een goed artikel om naar te verwijzen. Wat doen andere landen, en hoe financieren zij dat? Kunnen we de focus op een ander gidsland leggen? – zo werkt het nu eenmaal in bepaalde kringen; dingen bij het oude laten is niet modern genoeg, ook omdat je daar geen geld mee kan verdienen. 😉
Met andere woorden, wat is je plan? Gewoon afschaffen uit verantwoordelijkheid voor kinderen, hun toekomst en onderwijzers (in willekeurige volgorde), ook prima hoor, maar hoe wil je het brengen?
Het is tegenwoordig recht tegen de stroom in, want internationaal staat, wie is het er niet mee eens? ;-), ‘social inclusion’ zeer goed aangeschreven. Dat maakt utopische beleidsdoelen zo wrang (wrang?).
Plan?
Mij lijkt ’t duidelijk wat er gebeurd is. Speciaal onderwijs wordt duurder, onderwijs specialisten verzinnen ’n plan, zonder voeling met de realiteit. Bestuur/politiek tevreden, juffen branden snel op, nieuwe vrouwelijke pabo cohorten staan klaar.
De onvermijdelijke nieuwe, grotere problemen die optraden/treden worden weer “aangepakt” m.b.v. nieuwe praktijk vreemde mananger oplossingen. E.e.a. speelt zich (nog) vooral af in ’n deel van Nederland. En in dat deel wonen en leven juist die onderwijs deskundigen, bestuurders en politici niet.
Geen plan. Hooguit ’t ventileren van mijn mening op BON. Dat staat immers voor beter onderwijs. Demonstreren met ’n bord: Weg met WSNS is niet erg zinvol.
Hooguit adviseren om op die werkvloeren te gaan kijken. Helaas houden scholen de vuile was liever binnen, dus weinig plan. Jij?
Ik heb straks geluisterd
Ik heb straks geluisterd naar het interview. Een paar uitspraken waar een doorsneemens van schrikt (hoewel niet echt iets nieuws):
Slaap lekker. 😉
inderdaad Bart
Cordula zegt heel goede dingen.
Ik kan het slechts benoemen als zeer herkenbaar.
Dat laatste punt is ook van toepassing op het onderwijs. Ligt het in de lijn der verwachtingen dat vooral de praktijkmensen zelf weten hoe het onderwisj in de praktijk functioneert. zien we desondanks een grote schare idealistisch ‘bevlogen’ (???) ONDERWIJSKUNDIGEN DIE ZICH DE PRETENTIE AANMETEN TE WETEN WAT GOED IS VOOR HET HELE ONDERWIJS.
Waar de eenvoudige schoolmeester niks meer wil dan wat hij uit eigen ervaring heeft mogen ontdekken, gewoon te mogen toepassen.
Precies als bij de dijkenbouwers. De bouwers hebben er verstand van. De lieden met het onverstand blijken vooral de lieden die zich merkwaardige roze wolken voor ogen houden, gecombineerd met de wens die roze wolken verplichtend op te leggen aan alle betrokkenen, ook al blijken de echte betrokkenen beter in staat te zijn de roze wolken op praktische gronden door te prikken.
Liever voortdurend gefrustreerde leerkrachten vanwege onrealistische voorstellingen zaken, dan bekwame leraren die al die rozegeur en maneschijn op grond van praktische bekwaamheden weten door te prikken, zo lijkt het.
Artikel Volkskrant
Cordula Rooijendijk heeft nu ook een artikel in de Volkskrant geschreven. Lees vooral ook het commentaar van hminkema van 20-10-2010 15:35.
Wie heeft het recht van opvoeding?
Als ouder die graag zelf wil beslissen wat zijn kinderen aan opvoeding en onderwijs moeten meekrijgen gruw ik van het idee dat de politici dat gaan bepelen door het ontwikkelen van een visie. Geen enkele overheidsvisie kan er aanspraak maken om de goede te zijn want de visie van de overheid en die van de maatschappij die zij vertegenwoordigt of wil vormen verschilt met de tijd en de plaats. Laat de overheid de eisen voor rekenen en taal stellen en geef ouders de keuze uit scholen met verschillende programmata zodat zij kunnen bepalen welke levenslessen hun kinderen krijgen. Onze grondwet werd geacht om dat veilig te stellen.
Seger Weehuizen
Vandaag
Een interview met Cordula in NRC-Next.
Een strenge en liefdevolle moeder voor haar leerlingen.