Het wordt al lange tijd bepleit, door mij en anderen, maar eindelijk wordt nu expliciet aandacht geëist voor het groeiende probleem van de on(der)bevoegde leraren. Al in 2004-2005 gaf (volgens cijfers van OCW, (Aandachtsgroepenmonitor 2007, hst. 6) een op de drie docenten onbevoegd of onderbevoegd les. Het laat zich raden welk aandeel on(der)bevoegdheid anno 2009-2010 heeft, want OCW loopt achter de feiten aan. Maar we komen de fifty-fifty zeer nabij.
Leraren-in-actie schreef in de afgelopen week een brief aan de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs waarin zij wees op de zorgwekkend toenemende proportie leraren die les staat te geven in schoolvakken waarvoor zij niet de vereiste bevoegdheid hebben. Dat standpunt is, impliciet, een erkenning van het belang van vakinhoudelijke scholing van leraren en het belang van vakgerichte didactiek. Mijns inziens zou BON daarmee moeten instemmen, en het pleidooi van LIA bijval verlenen.
Ik breng in herinnering dat OCW en de werkgeversraden diverse wegen bewandelen om het probleem van de vakinhoudelijk te weinig opgeleide, en daarmee on(der)bevoegde leraren te downplayen.
* met de wet-BIO heeft OCW het concept ‘bevoegdheid’ uit de wet geschreven;
* sindsdien tracht OCW het concept ‘bevoegdheid’ te vervangen door ‘benoembaarheid’, daarmee beunhazerij officieel goedkeurend;
* OCW weigert de Inspectie opdracht te geven te letten op bevoegdheid van leraren, en gaf schoolbesturen toestemming beunhazerij te verzwijgen;
* op de ‘Kwaliteitskaart’ van individuele scholen speelt bevoegdheid van leraren geen rol;
* de kwaliteitskeurmerken die de VO-raad opstelt voor het onderwijs bevatten geen enkele check op de kwalificaties van docenten
* metingen door OCW van het percentage onbevoegde leraren of onbevoegd gegeven lessen lopen jaren achter op de realiteit (waardoor men een minder negatief beeld schept van de realiteit) en uitkomsten worden steevast vergoelijkt door het wet-BIO-concept ‘benoembaarheid’.
Aangezien het BON te doen is om ‘hoogopgeleide docenten’ die een grote mate van autonomie toekomt, neem ik aan dat BON het LIA-streven wil steunen.
Overigens zou ik zelf voorstander zijn geweest van een nog sterker standpunt dan het door LIA ingenomen.
LIA bepleit dat “gegevens over on-, onder- of andersbevoegde leraren voortaan per school(locatie) en per leerjaar worden gepubliceerd bij de gegevens van de onderwijskaart en dat scholen verplicht worden deze gegevens in hun schoolgids en op hun website te publiceren”.
Dat is een uitstekende start, en ik kan niet wachten tot de dag waarop deze wens wordt bewaarheid. Maar onderwijskwaliteit is een functie van individuele (docent)kwaliteit, en daarom vind ik dat gegevens over bevoegdheid op het individuele niveau openbaar moeten zijn.
Een beetje bedrijf neemt er immers ook geen genoegen mee dat “75% van onze electriciëns zijn vak verstaat”. Bij jou thuis komt maar één electriciën, en op diens individuele vakdeskundigheid moet de klant kunnen rekenen.
Met andere woorden: het is mooi als scholen open zijn over het feit dat ‘in de brugklas 75% van de lessen gegeven wordt door bevoegde leraren’. Maar ik vind het een stuk beter als scholen moeten publiceren voor welke vakken de docenten Jansen resp. Pietersen precies bevoegd zijn.
Net zoals een klant die in Haarlem een notaris zoekt, niet geholpen is met het feit dat ‘75% van de notarissen in Haarlem beëdigd is’, maar gewoon weet dat Jansen & Co in het bezit is van het notarisdiploma. En net zoals een patiënt bij de oogarts er op mag rekenen dat witjas Pietersen uit eigen beweging vertelt of hij specialist is, assistent of co-assistent. Een ziekenhuis waar “75% van de oogartsen bevoegd is”, daar blijf ik weg. Ik krijg immers maar met één oogarts te maken.
Bovendien zet een dergelijke openheid over de individuele bevoegdheden Jansen en Pietersen er toe aan op de kortst mogelijke termijn hun kwalificaties op orde te hebben. En niet jarenlang dóór te beunhazen. Het verleent het diploma waarde en de beroepsbeoefenaar trots, in plaats van deze te ondermijnen (‘dat diploma is helemaal niet nodig, iedereen met gezond verstand kan het’).
In een reactie op het LIA-standpunt zou BON aan deze kwestie extra aandacht kunnen geven. Tenminste, als het bestuur het op dit punt eens kan worden.
correlatie leervakkennis en bekwaamheid
Een systeem van kwaliteitsbewaking in het onderwijs waarbij de ouderwetse bevoegdheid waarin de kennis van het leervak voorop stond voor elke leraar van een school jaarlijks bekend gemaakt wordt zou de voorkeur moeten hebben boven een systeem waarin rigoureus alleen een buiten de school verworven onderwijsbevoegdheid als kriterion voor een vaste aanstelling geldt. In de vóór-HOS-tijd kreeg een onbevoegde docent die uitstekend les gaf niet alleen een lager salaris dan een matig bevoegde maar hij moest ook ontslagen worden als een bevoegde maar verder middelmatige docent op zijn baan solliciteerde. Dat leidde soms tot schreiend onrechtvaardige situaties. De grote lijn voor veeleisende ouders is natuurlijk dat een school zo veel mogelijk ouderwets bevoegde docenten moet hebben maar als ouders van een onbevoegde docent weten dat hij goed les geeft zal dat voor hen vaak acceptabel zijn dat die docent vast aangesteld wordt. Voor docenten met een externe bevoegdheid die grote kennis van hun leervak garandeert is dat moeilijker te accepteren. Maar zowel voor ouders als laatstgenoemde docenten geldt: Een toegestane uitzondering kan geleidelijk ontaarden in een algemene regel en daar moet voor gewaakt worden. De correlatie tussen een gedegen leervakkennis en en het bekwaam zijn om goed onderwijs te geven is immers zeer groot.
Seger Weehuizen
‘k Heb geen rijbewijs, maar kan héél goed autorijden. Stap in!
1. Dat de bevoegdheid een duidelijke mate van vakinhoudelijke kennis en vakdidactiek moet garanderen, staat buiten kijf. Een vakdocent geschiedenis moet zijn vak verstaan en de manier waarop je deze met vrucht onderwijst.
2. De eerstegraads bevoegdheid is gebaseerd op een grote mate van vakinhoudelijke kennis. Om leraar Nederlands of scheikunde te worden is een universitaire masteropleiding van 4 of 5 jaar vereist, plus een post-academisch jaar waarin de leraar-in-spe zich bekwaamt in het lesgeven in de schoolpraktijk. Die kwantitatieve verhouding lijkt mij in orde. Het is dus niet zo dat die bevoegdheid ‘buiten de school’ wordt verworven: het grootste deel van dat post-academische jaar brengt de leraar-in-spe op school en in de klas door.
3. Hoe dat kwantitatief gezien zit met de tweedegraads opleidingen, weet ik niet. Naar verluidt zijn daar grote verbeteringen nodig qua inhoud en organisatie.
4. Het is een uitstekend principe dat we diploma’s afgeven aan mensen die zich naar duidelijke maatstaven bewezen hebben, zodat de samenleving staat op hen kan maken. Misschien rijden sommige mensen zonder rijbewijs beter dan andere mét – maar dat is een slechte reden om het rijbewijs op te heffen of te bagatelliseren. Als de ongediplomeerde werkelijk zo goed is, kost het hem weinig moeite het diploma te behalen, waardoor hij ook bijdraagt aan het handhaven van kwaliteit in de (i.e. zijn) beroepsgroep. Zo heft hij zelf zijn schrijnend onrechtvaardige situatie op.
5. Net zomin als tevreden klanten van een electriciën hem het vakdiploma moeten uitreiken, of tevreden drinkers in een café het horecadiploma aan de uitbater, zo zijn tevreden ouders ook geen voldoende voorwaarde om ongediplomeerde leraren aan een bevoegdheid te helpen. De figuur dat ‘de werkgever tevreden is’ en dat ‘ouders niet klagen’ zet de weg open voor begaafde nieuwkomers, maar ook voor halfbakken docenten die slechts ‘overleven’ en zorgen dat er niet over hen wordt geklaagd.
Zittende docenten
De door mij genoemde gevallen hebben in de eerste plaats betrekking op een situatie waarin iemand als leraar wordt aangesteld voor vakken of een niveau waarvoor hij onbevoegd is en er geen bevoegde sollicitanten zijn met voldoende bekwaamheid. Als dan blijkt dat men over zijn functioneren tevreden is (met als norm het functioneren van een BEVOEGDE leraar waarover men tevreden is) moet deze leraar een vaste aanstelling kunnen krijgen. Als een leraar niet voor zijn gehele vakgebied getest is moet men daarbij natuurlijk voorzichtig zijn. De vroeger gegeven Euklidische Meetkunde is een goed voorbeeld van wat mis of juist goed kan gaan. Deze meetkunde sluit slecht aan bij de gangbare wiskundes. Een intelligente docent van welke discipline dan ook met (voor de stereometrie) ruimtelijk inzicht is al met weinig wiskundige kennis snel in staat om dat mooie vak te geven maar voor een universitaire natuurkundige die echt wel veel wiskundige kennis verworven heeft is het, wanneer hij dit vak niet op de middelbare school geleerd zou hebben, echt wel even wennen.
Uit de tijd dat de didaktische voorbereiding op het lesgeven geen fluit voorstelde herinner ik mij een lerares die aan de Sorbonne een licenciaat had gehaald, uitstekend kon vertalen en grote belangstelling voor literatuur had maar niet bevoegd werd verklaard omdat ze buitenlandse diploma’s had. Iemand met persoonlijkheid. Ik herinner mij dat een collega op een analystenschool die gestudeerd had aan de Technische Universität Aachen en daar gepromoveerd was moest procederen over een salariskorting omdat de THA inferieur zou zijn aan de Nederlandse Technische Hogescholen (die nu universiteit genoemd worden). Ik herinner mij ook het verhaal over een onbevoegde vervanger van een eerstegraads docent die jaar in jaar uit van oktober tot juni ziek was.
Seger Weehuizen
nieuwe docenten
Ik meen dat Amerikanen en japanners die zich blijvend in Nederland vestigen en in het bezit zijn van een rijbewijs van hun eigen land hier gemakkelijker een rijbewijs krijgen dan autochthonen die geen rijbewijs hebben. En toch is autorijden in de USA veel gemakkelijker dan in Nederland. Belgen mochten nog jarenlang na de oorlog zonder rijbewijs rijden. Een Syrische autobuschauffeur zou in Nederland weinig brokken maken maar in Nederland geregeld worden aangehouden wegens het niet rijden volgens de regels.
Bij iemand zonder rijbewijs die goed kan rijden ga ik niet in de auto zitten omdat ik dan in het geval van een ongeluk onverzekerd ben. Iemand zonder onderwijsbevoegdheid waarvan niet bekend is of hij in staat is om goed les te geven zal alleen benoemd worden als er geen leraar te vinden is waarvan men verwacht dat hij het beter zou doen. Dus in een geval waarin de alternatieven zijn een waarschijnlijk slechtere leraar of helemaal geen leraar. Als iemand geen rijbewijs heeft is het openbaar vervoer te prefereren boven het risico van een auto-ongeluk. Als er in mijn huis een loodgietersklus uitgevoerd moet worden neem ik óf een beun waarvan ik weet dat hij het loodgieten verstaat óf een bedrijf in de arm. Als het bedrijf de klus laat uitvoeren door een slechte loodgieter zit het er zelf mee. Jouw vergelijkingen gaan dus heel erg mank.
Of een Syrische buschauffeur gemakkelijk een groot Rijbewijs in Nederland kan halen betwijfel ik ook. Hij moet veel te veel afleren.
Seger Weehuizen
Alarm maar niet voor onderwijs…
Terwijl ik deze reactie schrijf, gaat de maandelijkse sirene, helaas niet voor het onderwijs.
De introductie van de lerarenopleidingen sloot aan bij het streven van het ministerie om het onderwijs goedkoper te maken. De academisch opgeleide vakleerkrachten waren te duur voor de uitdijende scholengemeenschappen.
Zo goed opgeleid vond men ook niet meer nodig. He niveau van het onderwijs was immers bij de afschaffing van de HBS/MMS al gedaald.
Sindsdien zijn er vele stappen gezet om het onderwijs goedkoper te maken. De HOS-nota was er één van.
De onbevoegde leerkrachten van tegenwoordig is de zoveelste actie om het onderwijs goedkoper te maken, nu onder het mom van het dreigende lerarentekort.
BON en LIA kunnen wel willen, maar het is het geluid van een roepende in de woestijn.
Die woestijnroepende haalde wel het TV nieuws vanmorgen
Vanmorgen werd het Journaal op TV geopend met de oproep van LIA. Lijkt met toch een groot succes. Honderdduizenden ouders die het vanmorgen hebben gehoord.
De voorzitter van LIA, Peter xxxx, was op radio1, met een volslagen helder verhaal. Us Sjoerd werd gebeld en die vond dat het allemaal uitstekend ging, want bevoegdheden vermelden moest wel uiterst zorgvuldige gebeuren dus dat ging zomaar niet en de directeur wist toch wel wie er bekwaam was en een 1e grader natuurkunde die onderbouw scheikunde gaf, dat wat toch geen probleem etc etc. De verslaggever vergat tegen te werpen dat Sjoerd, als dat toch geen probleem was, gewoon kon melden dat de 12e graads leraar natuurkunde ook scheikunde in de onderbouw geeft. Dus kwam die %$%#$ weer weg met zijn lulverhalen. Ook voor een reactie van Peter was kennelijk geen tijd meer.
Toch: de bal is aan het rollen.
lange adem
Druppel steen… artikel uit 2006.
Daadkracht
De minister heeft LIA en BON op hun wenken bediend.
Was het maar waar!
Openheid over bevoegdheden. Da’s mooi, maar dan moet je het wel eens zijn over wat een bevoegdheid is. In het MBO hebben velen een ‘algemene bevoegdheid’ zonder dat er een vak bij hoort. Zo zijn in het verleden boekhouders, sociologen en secretaresses ‘bevoegd’ verklaart en vervolgens geven ze Nederlands, wiskunde, frans of waar ze dan ook maar een hobby in hebben.
Ook openheid m.b.t. salarissen onderwijzenden
Voor de ouders misschien minder interessant maar des te meer voor potentiële sollicitanten: openheid m.b.t. de salarissen van de onderwijzenden. Dat geeft hooggekwalificeerde kandidaten de kans een inschatting te maken van het inkomensbeleid van een school en van de kans op een adequate betaling. Bovendien komen scholen dan niet meer eenvoudig weg met het onderbetalen van hun personeel. (Een voorbeeld is het parkeren van eerstegraders in de onderbouw, met het doel te voorkomen dat zij aanspraak kunnen maken op een LD-inschaling.)
Openheid salarissen op de werkvloer ook voor ouders v. bel
Voor ouders die een beetje nadenken is openheid over de salarissen van het personeel op de werkvloer wel degelijk belangrijk, vooral om een kwaliteitswinst op alle scholen te bereiken. Ze moeten er niet van uit gaan dat in het onderwijs alle goedopgeleide leraren zo enthousiast zijn over hun werk dat de hoogte van het salaris voor hen een bijkomstigheid is. Zodra scholen objectief beoordeeld gaan worden op grond van de vorderingen van hun leerlingen op cognitief gebied wordt het voor scholen belangrijk om leraren aan te nemen die op voortreffelijke wijze aan die vorderingen bijdragen. Veel dure leraren op een bepaalde school zouden dan kunnen wijzen op een hoge kwaliteit van de leraren. Als ook nog het kartel van grote scholenorganisaties open gebroken zou worden kan openheid over de salarissen op de verschillende scholen er toe leiden dat er overal meer geld naar de uitvoerders van het primaire proces (de werkvloer) gaat met als gevolg dat de gemiddelde kwaliteit van de leraren stijgt. Vooral daar ligt het belang voor de ouders. Bij het beoordelen van individuele scholen geven de salarisgegevens van de leraren minder informatie dan de gegevens over hun opleiding.
Seger Weehuizen
Innuendo en erger op Radio 1
Van Bijsterveldt, maandag, Radio 1:
“In bijzondere situaties mag er tijdelijk onbevoegd lesgegeven worden”.
Hoezo ‘bijzonder’? Onbevoegd lesgeven is zeer algemeen; gebeurt op alle scholen. Gebeurt zonder gêne. Zonder dat schoolleidingen de noodklok luiden of spreken van een ‘bijzondere situatie’. Ook het lerarentekort is zo ‘bijzonder’ dat het al 15 jaar duurt, eerst in het VO (tekortvakken), toen in het PO, en nu voor de meeste vakken in het VO. Het aantal onbevoegden is ca. 40%. Hoe durft ze onbevoegd lesgeven een ‘bijzondere’ situatie te noemen?
Hoezo ’tijdelijk’? Niemand kent de duur waarmee on(der)bevoegden lesgeven. Ik ken diverse gevallen waarin dat jarenlang en zelfs decennialang aanhoudt, zonder dat iemand een kik geeft. OCW al helemaal niet. Afdekken, toedekken, wat niet weet, wat niet deert.
Volgens de wet mag een on(der)bevoegde eerst 2 jaar zonder morren z’n gang gaan. Een opleidingsplan maken hoeft niet, laat staan een opleiding doen. Na die twee jaar gebeurt er feitelijk niks. Als de Inspectie er al achter komt, zegt de Inspectie ofwel niks, ofwel dat de betrokken docent ‘eigenlijk’ in opleiding moet. En dan gebeurt er nog steeds niks, jarenlang. Pas als iemand ernstig disfunctioneert, kan onbevoegdheid uit de kast worden getrokken om er iets aan te doen. Ontslaan bijvoorbeeld. Maar in principe laat OCW onbevoegd lesgeven op z’n beloop. ‘Tijdelijk’?
“Als school kun je voor een bepaalde tijd zo iemand inzetten. Het is dan wel de bedoeling dat er tegelijkertijd daadwerkelijk geschoold wordt. Daar ziet de Inspectie natuurlijk op toe.”
Hoezo ‘de bedoeling’? Een ‘bedoeling’ die je niet waarmaakt, is kennelijk je bedoeling niet, maar een vrome wens.
Dat de Inspectie er op ’toeziet’ dat onbevoegden ’tegelijkertijd daadwerkelijk geschoold worden’, is een misvatting (ik schreef hier eerst een ander woord). En hypocriet: door toedoen van de vorige CDA-minister hoeven scholen onbevoegdheid niet eens meer te *melden* bij de Inspectie.
Aan te vullen met een goed ingericht lerarenregister
Een beter, of minstens complementair middel om de (on)bevoegdheden goed in beeld te krijgen is een lararenregister.
Maar dan niet iets zoals het de SBL voor ogen staat, maar een serieus register vergelijkbaar met dan van de registeraccountants:
een openbaar toegankelijk register, te beheren door een vertegenwoordiging van de docenten zelf, waarin van elke leraar tenminste de volgende gegevens zichtbaar zijn:
Bevoegdheden (vakken + bijbehorend niveau, 1e of 2e graads, voor elk vak).
De school waar de docent momenteel werkzaam is.
Welke vakken hij/zij nu geeft, opgesplitst naat schooltype en onder- en bovenbouw.
Daarnaast kunnen eventueel eerdere werkervaring en gevolgde bijscholing opgenomen worden.