In Trouw vandaag een artikel over een rapport van de evaluatiecommissie passend onderwijs. Conlusie: het gaat niet lukken, die invoering in 2011. Maar opvallender dan de conclusie is de beschrijving van de gang van zaken bij die invoering en de gedachten die er aan ten grondslag liggen.
Ouders worden onvoldoende betrokken, leraren worden gezien als probleem en doelstellingen blijven steken in wensen als ’het kind centraal’ en ’geen kind tussen wal en schip’. Dat constateert de evaluatiecommissie die staatssecretaris Dijksma adviseert over passend onderwijs in een tussentijds rapport. Integrale invoering van deze onderwijsvernieuwing, die voor het schooljaar 2011 op het programma staat, is volgens de commissie ’vrijwel onmogelijk’
Maar even verderop zegt Ursie Lambrechts, nota bene de voorzitter van de commissie: Maar de invoering gaat traag, signaleert de commissie. Dat komt mede omdat het een vernieuwing is van onderop, die het veld zelf moet invullen. „Het duurt lang voor je alle schoolbesturen op één lijn hebt. Ze moeten elkaar leren kennen, elkaar vertrouwen. Nu zijn het vaak allemaal eilandjes bij elkaar”, verklaart commissievoorzitter Ursie Lambrechts.
Kennelijk gaat het hier om een een vernieuwing van onderop, waar de mensen onderop het niet mee eens zijn. Wie het begrijpt mag het zeggen.
Voor een verslag van binnenuit hoe de invoering van passend onderwijs als zogenaamde vernieuwing van onderop verloopt, verwijs ik graag naar een eerder artikel op het BON forum.
Meer hierover ook op de website van de evaluatiecommissie passend onderwijs
Onderop
Blijkbaar wordt met “onderop”de besturen en bestuurdertjes bedoeld en niet leraren. Dat zal dan in het VO, MBO en HBO ook wel zo zijn. Gelukkig weten we nu met zijn allen als de politiek “onderop”zegt dat ze dan de boven ons gestelden bedoelen, maar ja die zijn voor minister en staatsecretaresse de onderknuppeltjes. Het is maar hoe je het bekijkt.
Waar begint “onderop”?
Het valt mij tegen dat in de perceptie van Ursula Lambrechts het bij “vernieuwing van onderop gaat om het op één lijn brengen van de schoolbesturen. Op ze daarmee “het veld” bedoelt is onduidelijk maar ik dacht bij “het veld” en “onderop” altijd aan de leraren op “de werkvloer” en -vergeef mij Hals- de ouders die hun kinderen aan de school moeten toevertrouwen. Verder zullen leraren en ouders natuurlijk niet van harte aan invulling denken als ze principieel tegen zijn. Dat Ursula daar helemaal niet aan denkt!
Seger Weehuizen
Inzake commissies
Een probleem is hier misschien ook wel, dat er geen commissies worden ingesteld om te zien of een plan wel een goed idee is, maar alleen om te zien hoe het plan kan worden uitgevoerd. Maar het eerste houdt natuurlijk wel direct verband met het tweede.
Stel dat een minister een volkomen mesjogge besluit neemt en een commissie instelt om te onderzoeken hoe dit besluit moet worden uitgevoerd, dan zal die commissie talloze moeilijkheden tegenkomen. Maar nooit zullen ze op het idee komen dat die moeilijkheden gewoon veroorzaakt worden door het slechte plan en dus consequent de opdrachtgever erop wijzen dat het gewoon een slecht plan is. Daarvoor worden ze niet betaald.
de revisor
De commissie Immelman rapporteerde wel aan de minister dat hij een slecht plan wilde laten uitvoeren. Dat plan verdween in een bureaula en aan de makers van het plan (die dus betaald kregen voor een opdracht die ze (ook volgens OKW) niet uitgevoerd hadden) werd te kennen gegeven dat ze moesten zwijgen over het rapport dat zij immers voor de minister gemaakt hadden want hij had er voor betaald en (de inhoud van) het rapport was daarom van hem. De commissieleden zullen sedert dien wel begrepen hebben dat een rapport voor OKW slechts ten doel mag hebben je opdrachtgever legitimatie te verschaffen voor zijn plannen en dat is het. Onderwijscommissies hebben met harde hand geleerd: “Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Wat de ministeriéle commissies nog met vallen en opstaan moesten leren weten de bureau’s die scholen voorbereiden op het bezoek van “de revisor” al onmiddelijk: Hoe laat je hem geloven dat alles op school opperbest gaat?
Seger Weehuizen
Nog meer onderop
Weet u nog, 1989, in 1989? Hoe ‘onderop’ in de DDR van zich liet horen? ‘Wir sind das Volk!’ Tot die tijd was Walter Ulbricht helemaal in zijn eentje het Volk. Toch moet Ursie Lambrechts die tijd óók meegemaakt hebben; toch zou ze kunnen weten dat Boris van der Ham van D66 zitting had in een commissie-Dijsselbloem; toch zou ze eens kunnen vragen wat de mensen bedoelen met ‘onderop’ als ze praten over de zorg, het onderwijs of de politie.
Ik zou zo langzamerhand ook graag eens op een toepasselijke plaats ‘Wir sind das Volk’ gaan schreeuwen. Jammer genoeg heb ik steeds het gevoel dat ik dat bij de achtertuin van Plasterk doe, net als hij weer ergens op de bres staat voor de verdrukten in de Russische samenleving.
Het is nog geen 9 november, vrees ik.
DE analogie is treffend Bernard.
Ik blijf het verbijsterend vinden. Zelfs als je onder “onderop” de schoolbesturen zou verstaan, dan nog is het een gotspe om deze “vernieuwing” als komend van “onderop” te beschouwen. Van onderop betekent toch dat er niet door allerlei centrale bobo’s aan knoppen wordt gedraaid? Het eenvoudige feit dat er een commissie is die het traject beoordeelt. dat er een tijdstip is waarop alles geregeld moet zijn, alleen dat betekent toch al dat het niet van onderop kan komen.
Maar .. inderdaad … hetzelfde gold onder Ulbricht en Honecker.
Waarom…
…denk ik toch steeds dat ik passend onderwijs al dertig jaar geleden heb uitgevonden en toegepast?
Universeel uniek passend
Laat ik nou eens heel onnozel en dom reageren door de volgende vraag te stellen: Is het überhaupt mogelijk iets te realiseren dat adequaat passend is op een onbeperkte verzameling van ongeleide projectielen waarbij niet eens helder is waar dat passende dan uiteindelijk in zou moeten voorzien of welk resultaat deze inzet zou moeten genereren? Dom antwoord: Nee en al zeker niet als dat passende gerealiseerd moet worden in en door één persoon die zich geplaatst ziet in een veld met wel 20 tot 30 van deze objecten.