15 Reacties

  1. Bijzonder hoor..!
    In het basisonderwijs zetten leerkrachten bijna overal leerlingen in groepjes bij elkaar om ze vervolgens ook samen te laten werken aan de stof. „Wat de juf of meester niet weet, is dat dit lang niet altijd effectief is”.

    Zodra de leerkracht met een ander groepje aan de slag gaat, valt de aandacht van sommigen uit het groepje weg. Zij haken af en gaan uit het raam staren. Het zijn de twee besten die de opdracht uitvoeren voor de hele groep. Voor de anderen is het verloren tijd.

    Onderwijsadviseurs (?) vinden dagelijks opnieuw het wiel uit.
    En de media papagaaien hen maar na.
    Misschien moeten ze maar gaan solliciteren om het lerarentekort in de komende jaren te helpen opvangen…

    Maar wel eerst een onderwijsbevoegdheid halen.

    • Marketing…..
      Ik heb nog wel wat nieuwe concepten voor de dames en heren zweefliegers:

    • TomTomTeaching: de leerlingen luisteren naar iemand die de weg kent en weet waar de goede plekken zijn
    • HNL plus, nu met granddad’s knowledge (schakel opa in voor de staartdeling)
    • Het Tripple Ar concept: rust, reinheid en regelmaat

      Ik had even hoop dat het blaas-brein leren iets zou worden (when you gotta go you gotta go, ook wel: pee first, learn later) maar nu het hart-breinleren een infarct lijkt te hebben wacht ik even met dat concept.

    • optimaliseringsregels toepassen
      “leren samenwerken” is meestal ook een doel van het werken in groepjes. Daar hoort het vermogen bij om de taken verstandig te verdelen. Iedereen doet dat waar hij/zij het beste in is. Dus hoogstens wordt nog elke leerling beter in wat hij al kon. Om dat verschijnsel te bestrijden met handhaving van de component “leren samenwerken” zou je de leerlingen zo ver moeten brengen dat zij handelen in het bewust zijn dat het doel van de samenwerking moet zijn dat elke leerling zo veel mogelijk leert. Je moet ze dus ook bewust maken van optimaliseringsregels. Is dat niet een beetje te veel gevraagd van de meeste scholieren? Seger Weehuizen

      • leren samenwerken moet op straat of het voetbalveld
        Kunnen samenwerken is uiterst nuttig, dus moeten kinderen het ook ergens leren. Maar de school is de allerslechtst denkbare plaats om dat te doen.

        Op de eerste plaats is schooltijd schaars. Er is veel meer tijd buiten school. Verder zijn er zaken die eigenlijk niet buiten school geleerd kunnen worden: lezen en schrijven, wiskunde en natuurkunde etc. Die zaken hebben dus prioriteit.

        Maar samenwerken is ook niet goed te leren op school, zelfs als je de tijd zou hebben. Iedereen zit op school voor zichzelf. Schoolwerk doet iedereen voor zichzelf. In een (latere) werkomgeving werken de meeste mensen voor een bedrijf/organisatie/baas. Wat ze produceren gaat naar anderen, is niet voor henzelf. Dat realiseren onderwijsgoeroes zich ook, vandaar de vruchteloze pogingen om een product te laten maken voor “een echte opdrachtgever”. Een absolute ramp voor de onderwijsorganisatie, die externe “echte” opdrachtgever kost een enorme berg tijd en maakt iedere planning onmogelijk.
        Een ander aspect is dat bij samenwerken in een organisatie er altijd een baas is. Die grijpt in als zaken mis gaan. Bij samenwerken op school is dat ingrijpen niet goed te doen, je kunt een ind niet ontslaan bv. Ook is de docent niet de juiste figuur om dat te doen.
        Conclusie, samenwerken op school lijkt in de verste verte niet op samenwerken buiten school: het is een kunstmatig flauw aftreksel en vele malen ingewikkelder ook nog. Verder kost het bergen tijd dis uitermate schaars is., en is er relatief veel tijd buiten school die beter geschikt is om dat samenwerken aan te leren.

        • Afkijken…
          Op ‘samenwerken’ stond vroeger straf.
          Dat heette toen ‘afkijken’.

          Ook het belang hechten aan samenwerken komt voort uit de feminisering van het onderwijs.

        • WIl niet samenwerken
          Iemand die bij zijn sollicitatie beweert ‘ik kan goed samenwerken’ zou ik al direct wantrouwen.
          ‘Ik kan goed samenwerken’ is net zo’n uitspraak als ‘ik ben sterker’ of ‘ik ben langzamer’. Sterker dan wie? Langzamer dan wie? Samenwerken met wie? Je kunt hooguit zeggen dat Jantje en Pietje goed kunnen samenwerken. Samenwerken is niet iets wat je in zijn algemeenheid goed of slecht kunt. Je kunt van iemand beweren dat hij plooibaar en flexibel is, of weinig mededeelzaam, dat soort dingen. Maar iemand die goed met Paul de Leeuw kan samenwerken kan misschien niet goed met Patty Brard samenwerken, en al helemaal niet met mij.
          Een andere vraag, nog afgezien van het kunnen, is of mensen wel willen samenwerken. Ik in sommige gevallen beslist niet.

    • wetenschappelijke inzichten versus onderwijspraktijk
      Vanochtend las ik in Trouw dezelfde alinea als in het bericht van Hals van vanmiddag – over het gangbare ‘groepjes-werk’ in het basisonderwijs terwijl/hoewel de effectiviteit daarvan doorgaans minimaal is.

      Ik las deze alinea in een artikel over het Internationaal Forum Onderwijspraktijk (Ifo), een nieuw netwerk dat een verbinding wil maken tussen internationaal wetenschappelijk onderzoek en de onderwijspraktijk. Toen ik het artikel begon te lezen, verwachtte ik dat de BON genoemd zou worden, net als ik verwacht had dat op de site van dit Ifo de BON op zijn minst voor zou komen en ik verwacht had dat op de site van de BON de Ifo genoemd zou zijn. Voor zover ik dat heb kunnen nagaan, is dit allemaal echter niet het geval.

      Is er nu naast de BON een nieuwe vereniging/nieuw netwerk verrezen? En, als dat zo is, waarom? Misschien heb ik het fout maar mij schijnt het toe dat beide ‘clubs’ een zelfde terrein bestrijken en een gemeenschappelijk doel hebben, nl. een (op kennis en inzicht gefundeerde) verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Het zou m.i. heel jammer zijn als in het werken aan het bereiken van dit doel versnippering zou optreden en er niet voortbouwend en reagerend op elkaar maar slechts NAAST elkaar verder aan de verbetering zou gewerkt worden.

      Ik hoop dat ik het verkeerd gezien heb en dat er al intensief contact is tussen deelnemers aan beide netwerken/verenigingen. Als dat niet het geval is, hoop ik dat dat contact er binnenkort zal komen en er zelfs een directe aansluiting van de ene bij de andere zal zijn.

      Met vriendelijke groet,

      Francine Swets (zelfstandig remedial teacher voor het basisonderwijs)

      • Wat is BON?
        Beste Francine,

        Voor zover ik weet is BON niet gevraagd door de staatssecretaris om hier zitting in te hebben. En eerlijk gezegd ben ik daar ook niet rouwig om. Ik begrijp namelijk niet wat er zo ingewikkeld is dat er een heel netwerk voor opgezet zou moeten worden (inclusief Canadese goeroe).
        Kennelijk heeft iemand bedacht dat groepswerk niet handig is en verkoopt hij die wijsheid als baanbrekend inzicht.

        BON (allemaal vrijwilligers met een drukke baan) heeft ook helemaal niet de mankracht om aan zulke projecten mee te doen. Al het werk dat door bestuursleden en anderen wordt verricht is liefdewerk oud papier en dient ingepast te zijn naast een normale werkweek: de avonden en weekenden dus.

        Ik weet niet hoeveel geld er met dit “netwerk” allemaal gemoeid is, maar het is weggegooid geld. De boodschap is namelijk zo eenvoudig dat het op een A4tje te verwoorden is. Dat er een heel circus omheen komt heeft, vrees ik, met andere belangen te maken. Welke organisaties er aan mee doen, weet ik ook niet, maar het zou me verbazen als al die organisaties de laatste jaren niet bezig waren geweest subsidie te verbranden door op scholen te vertellen hoe geweldig groepswerk wel niet is (“sociaal constructivisme, van en met elkaar leren, de docent als kootsj etc). Voor die criminele boodschap zijn honderden miljoenen aan onderwijsgeld weggegooid en hebben honderdduizenden kinderen slecht onderwijs gekregen.

        Ik zie een sterke overeenkomst met de rekenproblematiek. Het realistisch rekenen is in Nederland feitelijk opgelegd dankzij opnieuw honderden miljoenen guldens (destijds). Hiermee had Nederland, zo werd trots verkondigd, het beste rekenonderwijs van de hele wereld.
        Toen BONners en ook anderen daartegen in het geweer kwamen omdat zij zelf ervoeren dat de kinderen in het geheel niet konden rekenen werden we weggezet als oude onderbuikdombo’s die de zegeningen niet wensten te waarderen en die iets anders konden zeggen dan dat alles vroeger beter was. Dankzij BON (en natuurlijk Jan van de Craats en de stichting goed rekenonderwijs), weet Nederland nu eindelijk dat het allemaal niet klopt, dat er inderdaad een enorm rekenprobleem is. Wat gebeurt er dan? Plotseling slaan APS en Freudenthalinstituut aan het lobbyen. Ze willen het rekenonderwijs verbeteren (dat eerst zo perfect was) en krijgen daarvoor tientallen miljoenen euro’s). BON of de stichting goed rekenonderiwjs wordt verder niet geraadpleegd. Niemand stelt eisen aan de manier waarop dat rekenonderwijs dan moet veranderen. Nee hoor, de mensen die het 20 jaar lang verruineerd hebben krijgen bergen geld om het “te verbeteren”.

        Iets zegt me dat er het in de kringen van de besluitvorming een, laat ik het netjes zeggen, een inteelt bende is van elkaar gelden en macht toestekende hooggeplaatsten.

        Ik ben er van overtuigd dat als de minister BON vraagt om een advies dat het bestuur dat graag opstelt. Wellicht nog gratis ook, want BON heeft de samenleving NUL euro gekost. Return on investment heet dat in jargon. ROI: oneindig. En Wouter hoeft er geen eens voor langs de drukpers of de Chinese kapitaalverstrekkers.

        • Après nous le déluge
          Eén troost hebt gij, 1989, het is op vele andere plaatsen in de maatschappij hetzelfde. Nadat de dure consultants vertrokken zijn kunnen vaste medewerkers de aangerichte schade met enige moeite herstellen, tegen een fractie van de honoraria van de externen. Nadat dat is gebeurd komen de consultants nog even terug om dit als hun eigen bedenksel te presenteren en te formaliseren. Ook daarvoor mogen ze nog een leuke vergoeding toucheren.
          Horen wij woorden als ‘een traject ingaan’, ‘op de rails zetten’, ‘razendsnelle veranderingen’, ‘visie’, ‘uitdaging’, ‘upgraden’, ’tijdpad’, ‘interim’ en meer van dat moois, dan weten we dat we ons op Consultancy Island bevinden en dat de portemonnees moeten worden getrokken.
          Mijn zwager is van mening dat alleen dure schilderijen ook mooie schilderijen zijn. Zeer, zéér veel leidinggevenden zijn dat met hem eens.

        • Forum onderwijspraktijk
          De website van dit clubje is hier te vinden. Betrokken organisaties zijn voornamelijk onderwijsadviesbureaus, maar ook het ministerie, de PO raad, CNV en SBL.

          • 13 participerende organisaties
            Iedere keer weer sta ik te kijken hoeveel organisaties aan dergelijke initiatieven deelnemen. AL die organisaties moeten er allemaal over vergaderen, intern en onderling en wellicht ook nog met derden die er niet bij aangesloten zijn. Het is mathematisch uitgesloten dat er ook maar iets zinvols uit dergelijke mega overhead clubjes komt.

            Ooit lang geleden heb ik een korte cursus programmeren bij dr van Amstel TU/e gevolgd. Hij was een leerling van Dijkstra en vanzelfsprekend ging het over wiskundig bewijsbaar programmeren. Behalve een mooi verhaal over dat concept van pre en postcondities heb ik zijn inleiding ter harte genomen. Hij vertelde dat, als je voor het schrijven van een correct computerprogramma een bepaalde tijd (zeg t) nodig had, dat je dan 3xt tijd nodig hebt om een dergelijke programma niet in je eentje maar meer meerder mensen samen te maken. Twee derde ging namelijk op aan overhead, afstemming e.d.
            Als je een programma niet voor jezelf schrijft, maar voor anderen, dan heb je voor datzelfde programma ook 3xt tijd nodig (handleidingen, leesbare foutcodes en andere mededelingen, overleg en ondersteuning van de gebruiker etc).
            Je begrijpt: moest je niet in je eentje maar met meerdere mensen datzelfde programma voor anderen schrijven, dan was de vermenigvuldigingsfactor 3×3 of 3^3.

            In onderwijsland is er geen enkel project of activiteit meer dat je simpelweg in je eentje voor je eigen opleiding kunt uitvoeren. Om onduidelijke redenen moeten er altijd andere organisaties bij betrokken worden. En, hoe groot mijn werkgever ook is, die samenwerking blijft beslist niet beperkt tot de eigen hogeschool. Dat betekent dat er voor de simpelste activiteit tenminste 10x zoveel tijd en geld nodig is dan anders het geval zou zijn.

            Dertien participerende organisaties, maar als je wilt, dan kun je contact opnemen met een juffrouw en mag je ook meedoen.

          • ‘In onderwijsland is er geen….’
            ‘In onderwijsland is er geen enkel project of activiteit meer dat je simpelweg in je eentje voor je eigen opleiding kunt uitvoeren….’

            Behalve binnen je klas natuurlijk.

          • Re: 13 participerende organisaties
            Al dat vergaderen is het doel van initiatieven als dit. Geeft de vergadertijgers die al deze organisaties bevolken een reden van bestaan.

          • Inzake praktijkliefhebbers
            Leuke naam (IFO, Internationaal Forum Onderwijspraktijk) voor een verzameling mensen die je alleen met een geweer in hun rug de onderwijspraktijk in zou krijgen. Zou er ook zo’n forum voor de voetbalpraktijk bestaan, of voor de slagerspraktijk? Voor de kapperspraktijk?
            Ik denk dat dergelijke klaplopers alleen gedijen in een omgeving waar toch al veel gepraat wordt. Waar een duidelijke prestatie kan worden geleverd in tastbare resultaten, daar tref je ze niet aan. Het probleem van het onderwijs is dat er nu eenmaal enorm veel in gepraat moet worden. Dan zet je de deur voor oplichters wagenwijd open. Waarom moest ik zo nodig verder leren? Ik had gewoon, net als mijn vader, gewichtheffer moeten worden.

    • In het basisonderwijs
      vond men dat ’t speciaal onderwijs te duur werd. ’t Reguliere onderwijs kon dat ook best wel zelf oplossen. Liefst goedkoop. Kinderen konden elkaar ook in groepjes onderling “onderwijzen”. Kon de leerkracht hier en daar ook nog wat rugzakjes persoonlijk helpen.
      Niet dus! Op veel scholen gaat ’t weer terug naar rijen van twee en gezicht naar de leerkracht. Frontaal. Uit noodzaak, helaas te laat. ’t Inclusieve onderwijs, alle kinderen opgevangen binnen het gewone basisonderwijs, vaart op de Titanic vrolijk richting ijsberg. De kinderen staren overigens niet uit ’t raam, ze meppen elkaar vrolijk de hersens in.

Reacties zijn gesloten.