On- en onderbevoegde docenten en aanverwante zaken

De wiskundE brief heeft een enquete gehouden onder wiskundeleraren over tekorten aan wiskundedocenten. Lees de uitslag hier.

Meest opvallend:
*circa 55% van de wiskundelessen in de bovenbouw HAVO-VWO wordt gegeven door docenten zonder universitaire opleiding wiskunde.
*Op 55% van de scholen geven onbevoegden wiskundeles in de onderbouw.

42 Reacties

  1. Universiteit
    De eerste groep hoeft, op deze manier gesteld, niet per sé on- of onderbevoegd te zijn. Maar kan ook na de 2e graad een 1e graads bevoegdheid behaald hebben.

    • Klopt
      Dat wordt ook geschreven in de wiskundE brief (zie de link). Dat was misschien niet duidelijk door mijn oorpronkelijke titel boven dit stuk (die heb ik dus veranderd).

      Het aantal lessen door niet 1e graders in de bovenbouw HAVO-VWO is 16% volgens de enquete. Dus we hebben voor de lessen bovenbouw HAVO-VWO
      -16% niet eerstegraads
      -39% eerstegraads, maar geen universitaire opleiding
      -45% eerstegraads en afgeronde universitaire opleiding
      Overigens hoeven deze laatsten lijkt het geen afgeronde universitaire opleiding wiskunde te hebben….

      Er lijkt dus dat ongeveer de helft van de 1e graders wiskunde geen academici zijn.

  2. Onbevoegd
    In de krant ‘Dag’ staat een berichtje:

    Onbevoegde Rechter verbijstert Minister.

    In Den Bosch is een rechter aangetroffen die niet helemaal bevoegd is. Je zou zeggen, wat maakt ’t uit, vonnisje doen en dan snel naar huis, heb je geen opleiding voor nodig. Maar de minster vindt van wel.

    Anders gezegd: buiten het onderwijs is on(der)bevoegdheid wel een item! Alleen in het onderwijs niet.

    Of zou het onderwijs de uitzondering op de regel zijn: zou het daar nu eens een keer echt helemaal niets uitmaken dat je geen bevoegdheid hebt? En zou onze minister stiekum ook verbijstert zijn?

    Het aantal onbevoegden in het onderwijs is zo groot dat het niet eens meer opvalt. Je bericht -de percentages die je noemt zijn schrikbarend- doet eigenlijk niemand iets. En dat is iets wat mij verbijstert.

    (Voor de goede orde: Mark79, de ‘Dag’ is een nieuwe krant in Nederland. Of eigenlijk, een krant is het niet, het is een soort reclame blaadje met nieuwsberichten. Je krijgt het blaadje bij de kruidenier. De berichten die er in staan zijn soms, evenwel, gewoon echt waar. -Of wist je daar in Engeland wel dat de Dag bestond?)

    • appels met peren vergelijken.
      In Het geval van de rechter gaat het om een haal anders soort bevoegdheid. De man had ingezworen moeten worden. Wat zijn opleiding betreft was hij volkomen gekwalificeerd. Misschien zou je het geval kunnen vergelijken met de aanstelling van een leraar aan een school zonder dat hij een bewijs van goed gedrag heeft afgegeven. Als er op het gedrag van de leraar bij het uitoefenen van zijn functie niets valt aan te merken en de leraar het bewijs te laat toont zal niemand zeggen dat de cijfers die zijn leerlingen bij zijn proefwerken gehaald hebben niet geldig zijn omdat de leraar “onbevoegd” was. Maar wanneer het er om gaat iemand gevangen te zetten of vrij te spreken mogen er terecht geen procedurele fouten gemaakt worden.
      Seger Weehuizen

      • @Seger: wanneer het er om gaat…..
        kinderen voor te bereiden op hun latere leven, dan mogen er terecht geen beunhazen worden ingezet.

        Inderdaad appels en peren, maar toch:
        – de rechter is wel bekwaam, heeft al zijn opleidingen afgerond en het enige bezwaar is van procedurele aard.
        – de onbevoegde “leraar” heeft niet aangetoond bekwaam te zijn, heeft niet de moeite genomen om zich afdoende te scholen, de school heeft het bewust wenselijk geacht die bewust onbevoegde aan te nemen.

        Voor het individuele geval van de benadeelde in beide stitauties:
        –er is geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de gerechterlijke uitspraak onjuist was en feitelijk is de veroordeelde dus niet benadeeld.
        – Er is echter geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de kinderen wél goed les hebben gekregen. Zij zijn beslist daadwerkelijk benadeeld en dat werkt door in hun leven, de komende 60 jaar of zo.

        Er is wel degelijk een sterk argument om bij die rechter de procedures helder te houden en dus de procedurele blunder af te straffen (hoe is een tweede). Omdat het hier niet enkel om het individu gaat, maar juist om het systeem van de rechtsstaat. Dát is de werkelijke drijfveer achter het belang van procedures.

        Maar dat zelfde argument moet ook in het onderwijs gebruikt worden. Het aanstellen van onbevoegden kan in individuele gevallen wellicht geen probleem zijn, de onbevoegde zou misschien wel degelijk goed les kunnen geven. Maar ook hier zouden de procedures dat toch moeten tegengaan omdat nu niet de rechtsstaat, maat het onxerwijs naar de Filistijnen gaat: onbevoegdheid gaat van kwaad tot erger.

        Appels en peren? Laten we fruit vergelijken. Dat kan best en dan blijken er heel veel overeenkomsten.
        En omdat ik het belang van goed onderwijs voor individu en maatschappij hoger inschat dan het belang van een juridisch (procedureel) smetteloze rechtsstaat, is de structurele en bewust gecreëerde beunhazerij in het onderwijs kwalijker dan de incidentele procedurele missers in de juridische wereld.

        Appels en peren? De vergelijking kan niet duidelijker. Het onderwijs staat achter met 9-0 of zo.

        Oh ja, dan heb ik het nog niet eens over wat die beunhazerij doet met een docentencorps. Ik heb in een wiskunde sectie gezeten waar ik de enige bevoegde (en bekwame) was. De andere was pedagoge en kleuterjuf. Dat waren “aangename” sectieoverleggen, waarin ik me steeds mocht verdedigen waarom de studenten mijn wiskunde moeilijk vonden en haar schoenmatenprojecten niet.

        Appels en peren? Het is inmiddels 10-0 in het nadeel van het onderwijs. Ik hoor de fat lady haar stem al los zingen.

        • certificering, ad 5_5_1945
          Het ging bij de benoeming van de rechter om een vergissing. Niemand dacht: Dat afnemen van de eed is niet belangrijk. Het probleem is te vergelijken met dat van de geldigheid van parlementsbesluiten sedert Hirschi Ayaan parlementslid was als de conclusie zou zijn geweest dat zij geen Nederlander zou zijn. Heel ernstig. Dat laatste geldt natuurlijk ook voor de macht van schoolbesturen om op eigen houtje bevoegdheden uit te delen. Maar daar staan we met onze neus bovenop. Amerikanen zijn dol op de trias politica waaronder ik nu in een wat uitgebreidere betekenis wil verstaan SCHEIDING DER MACHTEN en BALANCE OF POWER. Macht corrumpeert. Alleen daarom al is de macht van de grote schoolbesturen om zelf bevoegdheden uit te delen in strijd met de met de eisen van goed bestuur en rechtvaardigheid binnen de samenleving. De bevoegdheid van de schoolbesturen om bevoegdheden uit te delen brengt de docenten in een ongewenste afhankelijkheidpositie t.o.v. hun werkgever. Omdat, zoals al vaker opgemerkt is, de schoolbesturen een spelletje spelen met overheidsgeld kun je wat op scholen gebeurt niet vergelijken met promoties in het bedrijfsleven of interne bedrijfsopleidingen. De laatstgenoemden kan een werknemer ook buiten het bedrijf gebruiken omdat bedrijven er geen monopolies op na mogen houden.
          Wel herinner ik mij ven mijn eigen schooltijd heel goede docenten die geen vaste aanstelling konden krijgen en geen volledig salaris kregen omdat ze niet bevoegd waren, soms alleen maar omdat ze aan een buitenlandse universiteit gestudeerd hadden. (Didaktiek en paedagogiek speelden toen een marginale rol).
          Seger Weehuizen

          • “De bevoegdheid van schoolbesturen om bevoegdheden uit te delen”
            “De bevoegdheid van de schoolbesturen om bevoegdheden uit te delen” bestaat niet. Althans, nog niet.

            Vooralsnog zijn alleen opleidingsinstanties geaccrediteerd en hebben een licentie om aan studenten een bevoegdheid uit te delen. Wat schoolbesturen sinds de wet-BIO wel mogen, is onbevoegden en onderbevoegden ongelimiteerd in dienst nemen voor welk vak dan ook. Dat hoeven ze niet eens meer aan de Inspectie te melden.

            Maar een communicatioloog benoemen in de functie van ‘docent Nederlands’ betekent niet dat het schoolbestuur hem of haar een bevoegdheid uitdeelt. Het betekent slechts: wettelijk toegestane beunhazerij. Het nieuwste plan is inderdaad om sommige scholen wél uit te rusten met de licentie om bevoegdheden uit te delen, maar zover is het nog niet.

            Met dank aan Maria van der Hoeven. Ik ken geen ministeriële maatregel die de kwaliteit van de beroepsuitoefening zozeer bedreigt c.q. beschadigt als dit aspect van de wet-BIO. Het leidt ertoe dat anything goes in PO en tweedegraads gebied, en dat er minder belemmeringen zijn voor rectores om tweedegraders en onbevoegden in te zetten in het eerstegraads gebied.

            Daarom ben ik met het oog op het lerarentekort ook niet optimistisch over een wal die een eventueel schip zou keren, of een dijk die zou doorbreken waarna Deltaplan vanzelf volgt. Die wal blijkt allang van zachte aarde, de dijk is allang doorgebroken en onze voeten zijn allang nat. We willen het alleen niet weten, en doen alsof natte voeten acceptabel zijn. Rectores hebben belang bij behoud van de status quo, waarin ze minder problemen hoeven op te lossen. Een groeiend deel van de docenten heeft belang bij behoud van de status quo, want anders staan hun nu onbevoegd gegeven lesuren op de tocht en moeten ze misschien wel terug naar school. En de belastingbetaler heeft belang bij behoud van de status quo, want anders wordt hem misschien wel een grotere bijdrage gevraagd voor herstelwerkzaamheden in het onderwijs.

          • uit 1999
            “Naar school moeten gaan wegens de leerplicht en tegelijkertijd van een onbevoegde leraar les krijgen, is mogelijk juridisch onverenigbaar”.

            Uit: Onbevoegde leraar hoort niet voor klas , een artikel van Douwe Jansz in de NRC van 18-05-1999

            Seger Weehuizen

          • @Seger
            Je somt precies alle argumenten op waaruit blijkt dat de situatie juist wel te vergelijken is.
            Het gaat in beide gevallen om overheidstaken, in beide gevallen om de kwaliteit van de “dienst” die wordt geleverd en de manier waarop die kwaliteit wordt gezekerd.

            En de uitkomst van die vergelijking luidt dat de onderwijssituatie belangrijker is, dat de fouten die daar gemaakt worden geen fouten zijn , maar bewust beleid en dat dat onderwijs dus in elk aspect van die vergelijking het onderspit delft, Inmiddels is de stand 11-0.

            Maar… misschien bedoelen we allebei wel hetzelfde.

          • fouten
            Als automobilist heb ik de maximale no claim korting. Maar ik ben er me volledig van bewust dat het nog steeds mogelijk is dat ik een keer niet oplet of een verkeerssituatie verkeerd beoordeel en daardoor schuldig wordt aan een ernstig ongeluk en probeer anticiperend te rijden. In Middelburg was een motorrijder die het spook van Middelburg werd genoemd en die in die stad op de rijweg gevaarlijke stunts uithaalde. Hij veroorzaakte een dodelijk ongeluk. Het lijkt mij dat je hier onderscheid moet maken. Fouten maken is onvermijdelijk. Maar fouten tolereren kan onvergefelijk zijn. Seger

        • Die ga ik onthouden.
          5_5_1945 schreef: “Appels en peren? Laten we fruit vergelijken. Dat kan best en dan blijken er heel veel overeenkomsten.”‘

          Lekker bondig geformuleerd. Die ga ik onthouden. De komende 60 jaar of zo. 😉

      • Onbevoegdheid ook in het onderwijs niet acceptabel
        Seger schreef: “Wat zijn opleiding betreft was hij volkomen gekwalificeerd.”

        Daar moeten we naar raden. Pas als iemand formeel bevoegd is, mag de samenleving er op rekenen dat de persoon “volkomen gekwalificeerd” is. Daarvoor is het ongewis, en kun je hooguit afgaan op incidentele, subjectieve oordelen over de bekwaamheid. Een formele bevoegdheid is er om te garanderen dat de (start)bekwaamheid in orde is bevonden door erkende opleiders, vaak in de praktijk van de beroepsuitoefening.

        Natuurlijk is er altijd een verschil tussen doelstelling en realiteit. Er worden wel eens bevoegdheden afgegeven aan personen aan wier bekwaamheid later gerede twijfel bestaat. Maar dat is geen reden om de bevoegdheidseis niet serieus te nemen. Daarvan komen brokken. Want op dezelfde ticket als waarop je je een onbevoegde, maar zeer bekwame rechter of leraar in volle verantwoordelijkheid het beroep laat uitoefenen, op diezelfde ticket sluipen er ook onbevoegde onbekwame lieden het beroep binnen. Dat moeten we niet willen.

        Sjoemelen met de beroepskwalificatie is sjoemelen met de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Dat lijkt mij tegen de belangen van BON.

        Om op je cijfer-voorbeeld in te gaan: als mijn kind gezakt was, of zou blijven zitten, op het cijfer van een onbevoegde docent, zou ik de kamer van de rector wel weten te vinden. De school is nog steeds wettelijk gehouden aan het verzorgen van onderwijs door gekwalificeerde docenten. Als de school daarbij in gebreke blijft – door niet aantoonbaar op zoek te zijn geweest naar een bevoegde opvolger of de onbevoegde niet adequaat en verplicht bij te scholen – is er sprake van wanprestatie. Bovendien moet de school dan maar eens aantonen dat de gebruikte toetsen van de onbevoegde docent aan redelijke kwaliteitsmaatstaven voldoen van betrouwbaarheid en validiteit. Lukt ze nooit. Het voorkomen van een jaar mogelijk ‘nodeloos blijven zitten’ van mijn kind is me wel een hoogoplopend conflict waard.

        • het gevaar en de noodzaak van juridisering in het onderwijs,@Cou
          Het slot van jouw verhaal roept zowel een vraag als een bezorgdheid op. De vraag waarom niet meer ouders net zoals mevr. Schaepman naar de rechter stappen om door een schoolbestuur schadeloos gesteld te worden voor slecht onderwijs aan hun kind. De bezorgdheid dat de schoolleiding vrees voor aansprakelijkheidsprocessen zal gaan aanvoeren als reden om een docent precies voor te schrijven hoe hij moet les geven. De juridisering van het onderwijs is een grote bedreiging voor de ontplooïng ervan. Dit gevaar kan verminderd worden als ouders kunnen kiezen voor een onderwijsmethode en voorgelicht worden over de risico’s van de gekozen methode. De risico’s die zij wat de docent betreft lopen zouden zij moeten kunnen aflezen in een docentenregister en een intentieverklaring van de verschillende docenten. Ik probeer nu te achterhalen of ik het verhaal van de onbevoegde rechter misschien verkeerd gelezen heb.
          Seger Weehuizen

          • Leraren bepalen hoofdzakelijk zelf hoe ze lesgeven
            Seger schreef: “De bezorgdheid dat de schoolleiding vrees voor aansprakelijkheidsprocessen zal gaan aanvoeren als reden om een docent precies voor te schrijven hoe hij moet les geven.”

            Dit begrijp ik niet. Wie is hierover bezorgd? Jij?

            En sinds wanneer ‘schrijven schoolleidingen docenten precies voor hoe zij moeten lesgeven’? Last time I checked hadden en hebben docenten dagelijks een schier onmetelijke vrijheid bij het invullen van alle essentiële voorwaarden voor goed onderwijs: de leerstof, de didactiek, de planning oftewel het curriculum, de leermiddelen, de werkvormen, de wijze van toetsing, de eisen oftewel de normering. In de afgelopen jaren zijn tientallen collega’s mijn revue gepasseerd, hetzij collega’s (en ikzelf), hetzij ervaren docenten die zich laten bijscholen, hetzij stagebegeleiders van mijn studenten.

            Let wel: ik prijs die vrijheid hoog. Maar in weerwil van de twee feiten dat 1) er schoolleidingen zijn die een bepaalde retoriek of druk uitoefenen om docenten aan nieuwe-leren-achtige methoden te krijgen of juist tot braaf klassikaal onderwijs aan te zetten en 2) de overheid schoolleidingen aanzet tot beperking van de keuze van leermiddelen via de ‘gratis schoolboeken’-regeling, meen ik dat de vrijheid van docenten om het onderwijs van hun keuze vorm te geven wettelijk en in de praktijk nauwelijks wordt beperkt door schoolleidingen. Laat staan dat ze die in detail zouden voorschrijven.

            En laat staan dat er aanleiding is te veronderstellen dat schoolleidingen ‘vrees voor juridische aansprakelijkheid’ aanvoeren om docenten precies voor te schrijven hoe zij moeten lesgeven. Als daar al bezorgdheid over is, deel ik die in ieder geval niet. Volgens mij bemoeien schoolleidingen zich veel en veel minder met didactiek dan chefs de clinique zich met de taakuitoefening van artsen.

          • iets te snel, couzijn
            Dag couzijn, je gaat wel erg snel door de lijst heen. Laten we even punt voor punt nemen:

            – leerstof: in de wiskunde, bijvoorbeeld, geenszins: daar schrijft de overheid (op 7% na) de leerstof voor.
            – didactiek: Ralph Hanzen vertelde een keer dat bij hem wel degelijk de lokale baas langskwam en door de ramen tuurde, om te zien of je niet teveel frontaal les gaf.
            – ‘planning oftewel curriculum’: ik vind dat twee nogal verschillende dingen. Als we planning nemen, dan ben ik het met je eens (curriculum niet, zie ‘leerstof’).
            – leermiddelen: ook vaak niet; we kennen de verhalen van open leercentra. Dan kiest een docent blijkbaar niet de fysieke leeromgeving, die wordt gekozen. Ook nu met de schoolboeken is die vrijheid op veel plekken ingeperkt.
            – werkvormen: zie didactiek hierboven
            – toetsing: Em70 vertelde dat bij hem op een vorige school de schriftelijke overhoringen zijn uitgebannen.
            – eisen oftewel de normering: bij het meldpunt zijn klachten binnengekomen van docenten die gedwongen zijn om cijfers aan te passen.

            Let wel: ik zeg niet dat er een wettelijke of andere basis is voor deze praktijken. Maar dat het gebeurt, daar ben ik van overtuigd. Je zou je kunnen afvragen of het veel gebeurt, dat is een goede vraag. Maar jouw constatering dat de docenten in al deze dingen onmetelijk vrij zijn, die vind ik wel kort door de bocht 🙂

          • Een paar amendementen
            Dag Mark, sta me toe enkele punten te amenderen:

            – Leerstof: het is maar wat je ‘overheid’ noemt. Ook voor mijn vak stelde de minister in 1996 een ontwikkelgroep in, bestaande uit vakdocenten, een vakwetenschapper en een vakdidacticus, die samen bepaalden wat er aan leerstof in het examenprogramma moest worden opgenomen. Dat is toch weinig ‘overheid’, de invloed van ambtenaren was zeer beperkt. Voor elk schoolvak werd zo’n vakontwikkelgroep aangesteld. Ook voor wiskunde zaten er geen ambtenaren in. Dat de overheid de gemaakte keuzes later formeel vaststelt, wil niet zeggen dat ‘de overheid het bepaalt’. (N.b. voor wiskunde werd in 2005 toch een speciale commissie aangezocht? Wie zitten daar in?) Een vergelijkbaar verhaal geldt voor de kerndoelen. Overigens gaat het steeds om een *minimum*programma; er mag altijd meer bij.

            – Didactiek: sommige schoolleidingen willen *in het algemeen* dat je niet teveel zus, of juist meer zo. Dat wil lang niet zeggen dat, zoals Zeger schreef, zij precies bepalen hoe je lesgeeft. Andere schoolleidingen bemoeien zich niet met je manier van lesgeven, zolang klachten van ouders of leerlingen uitblijven. Een tussenvorm zijn schoolleidingen die slechts adviseren over didactische keuzes. Met alledrie de typen schoolleiders heb ik zelf te maken gehad, en via stagescholen, onderzoek en nascholing met tientallen andere. Mijn conclusie: verreweg de meeste didactische keuzes liggen op het bordje van de docent, waar ze m.i. ook horen.

            – Curriculum v.e. schoolvak: daaronder versta ik de ordening van leerdoelen, leerstof en toetsen, en de verdeling daarvan over een periode. Leerplan dus. In Nederland kennen we geen nationaal curriculum en geen vakspecifieke eisen aan curricula. Geordend en gepland wordt er op docent- of sectieniveau.

            (Wordt vervolgd)

          • het gaat niet over wat overheid is …
            … maar over de vrijheid van de leraar. Of de commissie in kwestie wel of niet overheid mag heten doet niet ter zake – in beide gevallen wordt de stof niet door de leraar bepaald. In de wiskunde wordt de CE-stof (dat is vrijwel alles) vrij precies vastgegd in een syllabus, die ook door een dergelijke commissie wordt samengesteld. Voor een leraar is de ruimte om daarin nog ‘je eigen ding’ te doen best gering.

            Misschien dat dat anders is voor andere vakken dan wiskunde …

          • Wie bepaalt leerstof: overheid, beroepsgroep, individuele docent
            Kennelijk is niet alleen het onderscheid tussen ‘overheid’ en ‘leraar’ relevant, maar ook dat tussen autonomie van de individuele vakdocent en autonomie van de beroepsgroep van vakdocenten. In deze gevallen wordt de leerstof niet door de overheid bepaald (zoals je eerder stelde) maar door leraren. Het is dan de vraag welk type autonomie wenselijk is, ofwel welk type – of combinatie van typen – het meest bijdraagt aan Beter Onderwijs. Daar kun je geen experimenteel onderzoek naar doen, dus die vraag moeten we met ervaringskennis en gezond verstand te lijf.

            Een diploma heeft alleen serieuze waarde als dat de verwerving van een duidelijk pakket aan kennis en vaardigheden garandeert. Afspraken over dat pakket moet je samen maken, en als docent moet je je daaraan willen conformeren. Daarboven kun je als docent natuurlijk toevoegen wat je wilt, en bij de jaarlijkse bevordering mag je er voor mijn part ook leerlingen op afrekenen. Maar bij het eindexamen ben ik voor toetsing van gelijke inhouden op basis van gelijke normen.

            Er is een pay-off tussen professionele en individuele ambitie en autonomie. Naarmate je met je collega’s een omvangrijker ‘basispakket’ afspreekt, is je individuele keuzevrijheid kleiner. Het basispakket kost dan meer tijd, en je houdt minder ruimte over om ‘eigen dingen’ te doen. Ook vergt een omvangrijker basispakket meer compromissen. Een basispakket met alleen leerstof waar iedereen het over eens is, is minder omvangrijk, en als individuele docent houd je meer autonomie over – maar is de ambitie van de hele groep dus kleiner en het diploma garandeert dan een lager niveau. Deze paradox is niet eenvoudig op te lossen.

            Voor mijn vak is ‘literatuurgeschiedenis in het havo’ een discutabel punt. Tussen 1998 en 2007 was het onverplicht, maar collega’s konden het naar believen doceren. M.i.v. 2007 is het onderwerp weer verplicht, dus doceert de helft van mijn collega’s het met tegenzin – maar het diploma garandeert weer wat meer kennis.

          • Over de CEVO-syllabi
            N.B. ook over de syllabi die het CE en het SE moeten uitleggen voor vakcollega’s valt het een en ander te zeggen.

            1. Ze verschijnen onder verantwoordelijkheid van de CEVO, waarin vakdocenten opereren, geen ambtenaren.

            2. De SE-syllabus dient slechts als advies of ‘handreiking’, geenszins als verplichting. Onder Van der Hoeven is het SE immers volstrekt vrij geworden qua inhoud, vorm en normering. (Daardoor krijg je straks ook voldoendes op het diploma die door activerende en samenwerkende onzin zijn verdiend, maar de ‘ruimte’ daartoe is wat de scholen graag wilden en die Van der Hoeven hun graag gunde.)

            3. De CE-syllabus geeft een concretere invulling van de onlangs ‘geglobaliseerde’ eindtermen. De CEVO moet voor mijn vak immers tijdig uitleggen wat zij verstaat onder ‘De kandidaat kan teksten en tekstgedeelten beknopt samenvatten’, opdat het veld daartoe effectief onderwijs kan verzorgen op bijvoorbeeld vmbo-, havo- of vwo-niveau.

            Dat laatste punt stinkt. De facto is het per 2007 niet meer de beroepsgroep als geheel die beslist over de concrete invulling van het examenprogramma, maar de afvaardiging daarvan in de CEVO, of liever: de CEVO zelf (want de afvaardiging van docenten aldaar verschilt jaarlijks). Dat lijkt mij teveel eer voor de CEVO. Het kan niet zo zijn dat een CEVO-medewerker, al of niet in overleg met SLO en/of CITO, besluit dat het ‘argumentum ad hominem’, de ‘gevolgtrekking’ of het ‘pleonasme’ al of niet tot de examenstof behoort van schooltype X. Toch hebben we dat nu zo geregeld. Opnieuw met dank aan Van der Hoeven, die haar ambtenaren schone handen wilde laten houden maar ervoor waakte docenten aan het roer te laten.

          • Restant amendementen
            (vervolg:)

            – Leermiddelen: ik beperk me tot concrete materialen: schoolboeken, AV-middelen, ICT etc. De keuze hiervan is vrij, in de praktijk alleen beperkt door financiële kaders. De redelijkheid daarvan is discutabel, maar gekozen wordt er steevast door docenten. Die hoeven daarover zelden verantwoording af te leggen.

            De keuze van lokalen en aantal lesuren is inderdaad niet vrij; ‘vrijheid’ op dat gebied lijkt me moeilijk te realiseren. Ook voor aanvang van Basisvorming of Tweede Fase waren daar natuurlijk beperkingen aan. ‘Open leeromgevingen’ en zelfstudie-uren onder de bezielende leiding van de conciërge mogen best *bovenop* een redelijk aantal vaklessen, maar niet in plaats van (zoals nu gebeurt).

            – Toetsing: het waarborgen van de kwaliteit van toetsing vergt bepaalde afspraken (extern/zelfgemaakt; mondeling/schriftelijk; aangekondigd of niet; welke normen). Gek genoeg verschillen die sterk tussen scholen, vakken en zelfs docenten. Gezien het belang van toetsing voor leerlingen zou dat beter moeten. Ik vind het al heel wat als een sectie zijn toetsbeleid goed op orde heeft.

            Schriftelijke overhoringen worden vaak gebruikt om leerlingen tot werken aan te zetten, of hooguit voor ‘weer een cijfer erbij’ om het rapportcijfer te schragen. Het is maar de vraag wat een *onverwachte* s.o. eigenlijk toetst: huiswerkdiscipline of vakkennis. Om die reden zijn *sommige* scholen centraal overgegaan tot afschaffing van onverwachte toetsen. De overheid stuurt of controleert op dit gebied helemaal noppes. Langs welke toetsen een leerling van de brugklas naar de examentafel geraakt, is geheel een zaak van de school, d.w.z. vrijwel geheel van de docenten.

            – Normering: klachten moeten serieus worden genomen, maar niet als representatief voor ‘de’ praktijk. Kwalijke praktijken moeten worden bestreden, niet als ‘normaal ‘worden beschouwd.

            Ik schreef niet ‘onmetelijk’ vrij, maar ‘schier’ onmetelijk. Dat houd ik nog maar even staande.

          • schier onmetelijk: persoonlijke inschatting
            Dag couzijn, zo verschillen we toch nog van mening 🙂 Met dezelfde gegevens komen we toch nog tot verschillende conclusies. Ik zou de vrijheid die jij schetst – waar ik overigens zeker nog wat op aan te merken heb, maar dat terzijde – zeker niet als schier onmetelijk beschrijven.

            Maar goed, variatie is een groot goed …

          • Wat vind je dat wél?
            Mark schreef: “Ik zou de vrijheid die jij schetst – waar ik overigens zeker nog wat op aan te merken heb, maar dat terzijde – zeker niet als schier onmetelijk beschrijven.”

            Dag Mark,

            Dat maakt me dan toch benieuwd hoe jij die vrijheid wél zou kwalificeren, bijvoorbeeld op een dimensie die loopt van ‘absurd klein – onredelijk klein – redelijk groot – schier onmetelijk’.

            GA daarbij gerust uit van wat je wenselijk acht, mar je mag ook de alternatieven in gedachten houden die in veel andere westerse en Europese landen opgeld doen, zoals een nationaal curriculum, externe toetsing en normering, regionaal of qua signatuur bepaalde leerboeken, door de overheid beperkte didactiek, door de overheid verboden leerstof, door een inspectie beoordeelde didactische competentie, de praktische *afwezigheid* van AV- en ICT-middelen.

            Mijn opvatting is dat leraren in Nederland juist qua didactische keuzes weinig te klagen hebben – maar dit desondanks wel doen.

          • Misschien …
            Misschien leg je hier wel de vinger op de zere plek, als het gaat om de aversie tegen alle onderwijs- en adviesbureau’s. Ik denk niet dat het een nationaal curriculum is, maar juist de via directie en andere bobo’s binnensluipende broodetende ‘profeten’ die een heilsverwachting aangaande de door hen ontwikkelde didactiek prediken en waar je je als docent maar moeilijk aan kunt onttrekken. En als je daar niet voor bent (wat het management wel is), dan ben je tegen (dus tegen het management) en voor de gevolgen hoef je alleen maar het Eindhovens Dagblad van de laatste weken te volgen.

            Wellicht is het juist die vrijheid van didactiek, van keuze voor een lesmetode, kortom van onderwijs, die die ontwikkeling stimuleert. Het zou interessant zijn te onderzoeken hoeveel KPC’s/APS-en/CPS-en/SLO’s/etc etc er in de landen om ons heen bestaan – in de landen waar wél een sterk nationaal curriculum en wellicht meer voorgeschreven didactiek bestaat.

            Docenten willen graag met rust worden gelaten. Maar zolang door afwezigheid van een nationaal curriculum de profetenbureau’s brood kunnen eten, is die rust er niet.
            Vraag is waar je ’t meeste mee bent gebaat: dwingelandij door de overheid of relatieve vrijheid maar wel de adviesbureau’s op de stoep. Blijkbaar is er geen compensatie voor dat vacuüm en is BON dat nu enigszins aan het invullen.

            Zomaar een gedachtegang.

          • Goede leraren verdienen een grote autonomie en zijn niet bang
            Je snijdt een interessant punt aan: waarom voelen juist in Nederland docenten zich bedreigd in hun autonomie, terwijl ze internationaal gezien veel autonomie hebben? Een voor de liggende antwoord: wie veel heeft, heeft veel te verliezen. Dagobert Duck ligt wakker van de zorgen om zijn geldkluis, terwijl Oom Donald gewoon de voordeur laat openstaan 😉

            Jij benadrukt de bemoeienissen van professionele adviseurs. Volgens mij lukt het veel docenten aardig om zich daaraan te onttrekken en hun eigen weg te gaan. In praktische zin althans, in het eigen klaslokaal. Je moet hooguit mee met de keuzes van je sectie betreffende leermiddelen of toetsing. Maar het APS krijgt teveel (twijfelachtige) eer door te stellen dat het de didactiek van docenten tegen hun zin bepaalt. Ook de Eindhovense docent kan gewoon lesgeven zoals hem goeddunkt; diens rector kwam pas in het geweer toen hij zijn mening over de school publiek maakte.

            Let wel: ik heb die autonomie van Nederlandse leraren zeer lief, zou hem niet kleiner wensen, vind het een vruchtbare bodem voor verbetering, ben niet blind voor bedreigingen aan de horizon, en vind dat leraren als beroepsgroep slecht zijn toegerust om die autonomie te verdedigen. Eigenlijk is die professionele autonomie van de beroepsgroep nergens georganiseerd, ook niet bij de onderwijsbonden, zodat andere krachten hun invloed beproeven.

            Tegelijk, schreef ik al, moet vrijheid gepaard gaan met verantwoordelijkheid, transparantie en expertise. Docenten mogen er niet stiekem een potje van maken onder het mom van ‘autonomie’. Als individuele docenten niet het laatste woord verdienen, noch wetenschap, noch nihilisme, dan geef ik graag de beroepsgroep een sterke stem, in de hoop dat die zich weet te disciplineren. We weten immers wel *iets* over ‘wat werkt’ in het onderwijs. Die expertise hoor je als beroepsgroep te delen, starters erin inwijden, aan ouders verantwoording afleggen, kortom: we moeten een ‘verantwoorde autonomie’ verdienen.

          • Even één onderdeel eruit
            Je schrijft “Volgens mij lukt het veel docenten aardig om zich daaraan te onttrekken en hun eigen weg te gaan. In praktische zin althans, in het eigen klaslokaal.”
            Wat betreft het CGO zie ik dat dat in mijn organisatie dus beslist niet het geval is (nu had ik een heel verhaal getypt maar ik ben er wat huiverig voor dat op ’t net te gooien dus ik laat het hier maar bij. Maar oriënteer je wat dat betreft op de MBO-opleidingen in den Lande).
            Verder ben ik wel benieuwd hoe het er in de HBO’s aan toegaat – ik heb een paar keer een interessante vacature van een Hogeschool voorbij zien komen maar de didactische invulling, zoals gesteld in de vacature, schrok me toch af. Maar is dat ook de dagelijkse praktijk?
            Een natte-vinger conclusie, maar ik denk dat de docenten in het VO en WO over de meeste autonomie beschikken. MBO zeer zeker niet, wanneer er besloten is de weg van het CGO te bewandelen. En wat ik meekrijg van mijn eigen lerarenopleiding en de opleidingen waar “mijn” stagiaires vandaan komen, stemt me ook droevig (ook hier heb ik een hoop over op te merken, maar ik laat ’t maar even).

          • de HBO docent in zijn klaslokaal
            In het VO is er uiteindelijk het centraal eindexamen dat per schoolvak examineert en dat op die manier een dam opwerpt tegen al te extreme excessen.
            In het WO zijn er geen beroepscompetenties die de zaak verstieren, het gaat in het WO nog steeds over het vak: geen scienve bij natuurkunde.
            Bij HBO en MBO is de situatie erger. Altijd een beroep waat je voor opleidt en dat betekent samenwerk/project/leiderschaps/ en allelei ander compedingesten en NOOIT een centraal eindexamen. Dus is de opleiding volledig vrij om welke theorie dan ook aan de kant te zetten. Geen wiskunde meer bij de informatica opleiding? Geeft niks, niemand die er iets tegen doet.
            Kortom: mijn ervaring bij het HBO is dat veel colleges van vroeger zijn vervangen door allerlei projectvormen, met op zijn best “just in time” theorielessen die gefocussed zijn en gevraagd worden door de projecten die door de studenten worden uitgevoerd. Theorie dus als het enigszinns kan alleen maar just in time vanuit projecten. En dát nu is precies wezensvreemd aan elke theorie. Even just in time differentiaalrekening leren wil niet zo lekker. Just in time Duits leren (het project moet in Duitsland worden uitgevoerd) is ook tricky.
            Vacatures voor vakdocenten worden snel een verwaarloosbare minderheid: het gaat om praktijkbegeleiders of coaches of… blablabla…

          • De HBO-docent en zijn CGO-gerichte collega’s
            Een droef stemmend relaas, 1945. Maar wat zou er gebeuren als jij morgen een briefje in het postbakje van al je collega’s legde met de vraag ‘zullen we een centraal eindexamen voor onze opleiding invoeren?’? Zouden daarvoor de handen op elkaar komen? Zo ja, dan heb je een punt voor de volgende teamvergadering. Zo nee, dan is er in het team wellicht een kritische massa gepasseerd van collega’s die meer voelen voor compedinges en projectblabla dan jij. En wie de autonomie van docenten hoog acht, moet niet zeuren als ze iets anders willen dan jij.

            Hoe het zo gekomen is, zo is het, maar opgescheept zit je er dan maar mooi mee. Met voor een deel jaren-zeventig-adepten, voor een deel CGO-bevlogenen, en voor een deel collega’s die hun positie louter te danken hebben aan de lasciviteit van de vigerende onderwijsvisie en goede contacten met een CGO-gerichte schoolleiding (les: onbevoegden en incapabelen). In mijn donkerste momenten vrees ik dat schoolleidingen gebrand zijn op het laten passeren van zo’n kritische massa in het team. Dan zijn centrale eindexamens nog niet zo’n slecht idee.

            Bij mijn lerarenopleiding zijn we juist een jaar geleden weer begonnen met kennistoetsen. Tentamens dus. Waarin je moet tonen wat je na verloop van een aantal maanden *weet* van vakdidactiek, van onderwijskunde, van pedagogiek. Pas als die horde genomen is, kan er verder worden gecompedingest. Gelukkig kunnen ook de bewijzen die studenten bij elkaar compedingesen worden beoordeeld op voldoende en adequate vakinhoudelijke of vakdidactische *kennis*.

            (Een gewetensvraag hierbij is of docenten *vakdidactische kennis* eigenlijk wel belangrijk vinden, of dat ze het voldoende vinden te vertrouwen op hun *competentie* als docent 😉

          • Precies
            Je schrijft: “en [ik] vind dat leraren als beroepsgroep slecht zijn toegerust om die autonomie te verdedigen. Eigenlijk is die professionele autonomie van de beroepsgroep nergens georganiseerd, ook niet bij de onderwijsbonden, zodat andere krachten hun invloed beproeven.”

            Ziehier: BON
            (we hebben er alleen wel verd*md lang op moeten wachten 🙂 )

          • Hoe raken de beroepsgroep en zijn belangen georganiseerd?
            Ik schreef: “Eigenlijk is die professionele autonomie van de beroepsgroep nergens georganiseerd”.

            Jij schreef: “Ziehier: BON”.

            Met respect voor de kwaliteiten van BON, maar BON is geen organisatie voor en van leraren. BON is een beweging die openstaat voor iedereen die Nederland Goed of zelfs Beter Onderwijs toewenst. BON trekt veel leraren, maar ook andere betrokkenen, zoals ouders, opiniemakers en andere sympathisanten. Daarbij komt dat lang niet iedereen, vooral buiten BON, van mening is dat de belangen van docenten parallel lopen met de belangen van Beter Onderwijs. En er is een aanzienlijk deel van het docentencorps dat meent dat BON hen niet vertegenwoordigt. Ik zie BON wel als ideeënleverancier en boelopschudder, maar voor het *realiseren* van verbeteringen en wat ik noemde ‘disciplinering van de beroepsgroep’ is meer nodig dan ons massaal op te geven als lid van BON. Ik denk dat ik hierin niet van mening verschil met het BON-bestuur. Niet voor niets zet het bestuur in op beïnvloeding van andere gremia.

            Ik zou het interessant vinden om op deze plek door te praten over wat we verstaan onder ‘professionalisering van de beroepsgroep’ of, zoals Plasterk het noemt in zijn brief die ik vandaag citeerde, ‘een sterker beroep en een professionelere school’. Hoe zien jullie dat voor je, wat vraagt dat van leraren, van wie is dan medewerking nodig, en wat moet BON dan doen om die medewerking te krijgen?

          • @couzijn treurige en hopelijk onjuiste analyse
            Om professionele autonomie te verkrijgen hebben leraren een organisatie nodig.
            Die organisatie wordt de zoveelste deelnemer aan het overlegcircus tussen en binnen de verschillende organisaties, nn is als zodanig de zoveelste nagel aan de doodkist van goed onderwijs.

            Waarom is er niet gewoon heel simpel een overheid, die garandeert dat er geen beunhazen worden benoemd en die garandeert dat die bevoegde leraren inhoudelijk de touwtjes in handen hebben als het om het onderwijs gaat.
            Moet ik een vraagteken achter de vorige zin plaatsen of is het retorisch en daardoor geen vraag. Ik weet het antwoord wel.

            Niks professionalisering en beroepsorganisatie. Ik kan het woord professional niet meer horen. Ik ben leraar.

          • Ruggen recht en ’trots’ omzetten in daadkracht
            Goed, 1945, je bent dus leraar. En dan? Je bent ook BON-lid, duidelijk niet voor niets. Je wilt het woord ‘professional’ niet meer horen. Noem het voor mijn part floebeleglab, als dat minder uitslag veroorzaakt. Punt is dat floebeleglab, en floebeleglabisering van je beroepsgroep wel nodig is om je teweer te stellen tegen de bedreigingen van je autonomie, die jou er toe hebben aangezet om BON-lid te worden. Ik zie BON die rol niet vervullen, om de reden – zei ik al – dat BON geen lerarenorganisatie is, en tot op heden een groot deel van het veld afstoot (en een een ander deel aantrekt).

            We hebben de vakverenigingen om leuke vakdidactische service te verlenen en een ‘wij’-gevoel te creëren. We hebben de AOB om de arbeidsvoorwaarden te bepleiten, hetgeen ze plichtmatig en bepaald beroerd doen. Maar we hebben *niks* ter verdediging van de beroepsmatige mores, van de noodzakelijke autonomie, van de vakdeskundigheid, van de bescherming van de beroepsgroep, van het belang van het diploma en de vakbekwaamheid waarin we hebben geïnvesteerd, van de kwaliteit van onze beroepsuitoefening die niet uitgehold mag worden door beunhazen en rigide, ineffectieve van-bovenaf-opgelegde praktijken.

            Leraren zijn vogelvrij zolang ze zich schietklaar in de open lucht begeven. Ik zie hoe mijn diploma inflateert; mijn master- en post-academische opleiding op slag hun waarde verliezen als de school ongehinderd beunhazen in mijn plaats kan aanstellen. Het onderwijs dat ik geven kan, blijkt niks waard zodra de schoolleiding genoegen neemt met de malversaties van beunhazen die ook op een gemiddelde van 6,7 uitkomen, net als ik. Alleen geef ik zestig keer beter les, en dat telt niet meer, ook niet in de FuWaSys.

            Het helpt mij dan niet om me op te sluiten in mijn eigen gelijk en trots voorrang te geven. Of de handen ten hemel te heffen en te vragen ‘waarom doet de overheid dat niet gewoon’. Het *is* kennelijk niet gewoon. En de bal ligt bij ons.

          • En toch…
            Natuurlijk doet BON hier niets aan. Dát is precies de reden waarom BON wel degelijk veel bereikt, waarom BON simpelweg “gewoon” de juiste mening kan verkondigen. Omdat BON geen belangenorganisatie is, omdat BON niet afhankelijk is van intern en extern geneuzel.

            En juist omdat BON er niets aan doet, heeft BON wel degelijk effect, óók als het gaat om het aanzien van gekwalificeerde leraren. BON kan WC Eend adviseren, zonder zelf WC Eend te zijn.
            Een belangenorganisatie verwordt automatisch tot een nagel aan de doodskist van goed onderwijs.

            Inderdaad ligt de bal bij ons, maar ik speel nog maar even voor het BON team en houd een transfer naar FC Professionals nog maar even af.

            Wellicht naief, want “het is nu eenmaal niet gewoon”, maar meewerken aan de zoveelste club waarvan je een jaar later merkt dat diezelfde club zich in het compromissen en belangen circuit niet anders gedraagt dan bv de huidige bonden, ik zie daar de oplossing ook niet vandaan komen.

          • Vinger op de zere plek
            Couzijn schrijft: Mijn opvatting is dat leraren in Nederland juist qua didactische keuzes weinig te klagen hebben – maar dit desondanks wel doen.
            Hoe zou dat komen ? Leraren met een sterke persoonlijkheid klagen niet, die hebben hun eigen opvatting over didactiek en als de leerlingen daar ook nog mee weglopen, dan heb je al gauw veel troep over de schutting.

          • Inderdaad
            Adios. Toch blijven al die (tussen)managers die erin geloven je constant lastig vallen met de opmerking dat je het niet goed doet, dat het zo niet werkt, dat wat in het pre-mammoettijdperk mogelijk was nu niet meer kan. Een zo een tussenmanager droomt tijdens de lange zwerftochten die hij door de schoolgangen maakt, met een glimlach van de vrije tijd die hem over enige jaren in Frankrijk te wachten staat. Hij gaat daar een huisje op het platteland kopen. Is al een tijd geleden bij een jonge, constant vernieuwende collega te rade gegaan hoe hij het best die moeilijke Franse taal kan leren spreken. Hij zoekt me op, ik vraag me af wat ik nu weer fout gedaan heb; zegt hij me, dat het best wel eens zou kunnen dat mijn “ouderwetse”, door hem zo verfoeide methode waarschijnlijk toch beter werkt.

          • betrouwbaarheidsgrenzen
            Omdat ik zelf al heel lang geen les meer geef en niet op de middelbare school heb lesgegeven baseer ik mijn vrees dat de schoolleiding een sterke greep op het verloop van de lessen wil verkrijgen op alle verhalen die ik over de nu reeds als irritant ervaren bemoeizucht van de directie en de managers op deze website heb gelezen alsmede op de constatering dat niet veel discussiepartners die bestreden.
            Seger Weehuizen

          • een flinke uitglijder
            Ik heb het nog even op de website van de NRC nagezocht:
            “De rechtbank in Den Bosch was vergeten haar te beëdigen, waardoor zij officieel geen rechter was toen zij de zaken behandelde”.
            Het gaat hier toch echt om een ander soort onbevoegdheid dan in het onderwijs en bovendien gaat het hier om een incident, niet om een beleid.
            Seger Weehuizen

          • Het is beleid geworden
            Het is beleid geworden onbevoegden, onderbevoegden en andersbevoegden aan te stellen. Met dat laatste bedoel ik dat op je aanstelling alleen nog maar docent staat en je dus zomaar andere vakken dan je bevoegdheid krijgt opgedragen. Zo heb ik 2 jaar lang 3 vakken moeten geven waarin ik niet bevoegd ben en ook niet voor (ga) studeren. Aantasting van de kwaliteit van onderwijs en overbelasting van een docent ineen. Waarom viel mij nu juist deze behandeling te beurt? Omdat ik als eerstegrader in staat moest worden geacht ieder vak te geven… (zo iemand is directeur). Mijn vak werd ondertussen op tweedegraads niveau gegeven. Juridisch is het ook nog o.k .want men hoeft zelfs niet meer als vroeger dispensatie te vragen (was formaliteit). De inspectrice in kwestie was hier niet gelukkig mee maar kan dus niets, dankzij gebrek aan politieke bemoeienis. Protesteren leidt tot ontslag.
            Ik heb wel de indruk dat de zelfstandige gymnasia hier niet aan mee willen doen, behoudens een enkele student bij een te kort vak.
            Door het leraretekort zal dit nog veel erger worden en zal het vak nog verder naar beneden worden gehaald, zodat het zijn aantrekkingskracht op bevoegden verder verliest. Trouwens een onbevoegde collega betekend maar al te vaak extra belasting voor de bevoegden. Die zullen de kar meer en meer gewoon in LB moeten trekken.

          • Nog steeds aanleiding tot openbaarmaking vakbevoegdheden
            Ik vind dit een zeer belangrijk pijnpunt. Wie de kwaliteit van het onderwijs wil bevorderen, en de leraar als belangrijkste factor daarin ziet, moet de inzet van beunhazen een doorn in het oog zijn. Ook al gaat het om bereidwillige, en incidenteel capabele beunhazen.

            Ik kan me niet voorstellen dat ook ouders met deze wanpraktijken akkoord gaan. Wie wil er nou dat de leraar X van zoon of dochter zelf nooit voor X heeft gestudeerd? Helaas zijn ouders er vrijwel nooit van op de hoogte, en doen scholen er alles aan om dat zo te houden.

            Vandaar dus mijn wens dat BON zich ervoor inzet dat bevoegdheden van docenten openbaar worden gemaakt. Opdat de ouders van Marietje weten of Marietjes leraar wiskunde of Nederlands eigenlijk wel gekwalificeerd is voor zijn taak. Als leerling en als ouders moet je daarop kunnen rekenen, maar dat is anno 2007 dus niet meer zo, en bij ongewijzigd beleid neemt dat alleen maar toe.

            In Nederland is het is verboden dat de huisarts, de slager, de advocaat, de cafébaas, de rij-instructeur en de loodgieter hun beroep onbevoegd uitoefenen. Waarom zouden we daar bij vakdocenten opeens genoegen mee moeten nemen? Omdat het anders zo zielig is voor de beunhazen?

            Kortom, BON, ik denk dat er een belangrijk politiek en publicitair succes te boeken is als BON lobbyt voor publicatie van vakspecifieke bevoegdheden in de schoolgids. Ouders en leerlingen hebben recht op deze informatie. Het privacy-argument geldt ook niet bij andere beschermde beroepen, dus ook niet in het onderwijs.

        • Zeker
          Het verschil is alleen dat deze “arts” zelf de boel belazerde en dat bij de onbevoegde docent, die docent volledig onschuldig is, maar de school, de inspectie en de maatschappij de boel belazert. Ik weer wel wat ik kwalijker vindt. Geinstitutionaliseerde kwakzalverij is persoons gebonden kwakzalverij.

Reacties zijn gesloten.