Waarde mede-BONners,
Er lijkt onder ons geen consensus te ontstaan over de meerwaarde van academisch onderwijs ten opzichte van HBO. De academisch gevormden onderons neigen ernaar de nadruk te leggen op hun achtergrond, terwijl onze HBO collega’s het feitelijke werk belangrijker lijken te achten. Een collega-student van mij destijds, die de HTS verruild had voor de TU, liet er in elk geval geen twijfel over bestaan dat je wat hem betreft veel meer leerde aan de universiteit. Een andere student, die de omgekeerde weg bewandeld had omdat de universiteit te zwaar bleek, was opgelucht omdat hij aan de HTS gemakkelijk door zijn studie heen rolde.
Om de mist echt te doen optrekken wil ik hierbij een oproep doen aan diegenen die zowel op HBO- als op WO niveau hebben gestudeerd, de zogenaamde ‘stapelaars’: Wat is volgens u de meerwaarde van academisch onderwijs ten opzichte van HBO, met name met het oog op de dagelijkse praktijk in uw werk?
Ik heb geen idee hoeveel (of hoe weinig) mensen ik met deze oproep bereik, maar de meerwaarde van uw informatie lijkt me heel groot!
Voor mij is het verheven boven alle twijfel
dat je veel meer hebt aan een academische opleiding, maar ik heb die dan ook eerst afgerond en ben pas jaren later een HBO-opleiding gaan volgen. Zelfs de algemene onderwijskunde en vakdidactiek op de universiteit waren van veel betere kwaliteit dan wat ik hiervan op de HBO-opleiding heb meegekregen.
Belangrijke pluspunten van een academische opleiding: het scherpt je denken, je leert kritisch omgaan met bronnen, je leert zelfstandig een onderzoek doen, je leert grote hoeveelheden stof te begrijpen, reproduceren en toepassen. Je leert grotere lijnen te zien, terwijl je ook kennis maakt met een schat aan details. Je leert jezelf beter leren van een academische opleiding.
Wat ik in de HBO-opleiding heb geleerd, was in enkele syllabi samen te vatten, veel minder kritisch ten aanzien van bronnen en bewijsvoering etcetera. In het begin vond ik het zelfs een schok te constateren hoe makkelijk er allerlei beweringen werden gedaan, zonder solide argumentatie. Dat went alleen tijdelijk. Ik bleef er weerzin tegen houden.
HBO’ers stellen zich mijns inziens veel minder kritisch op, in allerlei opzichten.
Ik vind het prettiger discussiëren met academici, omdat ze geïnformeerde meningen hebben en omdat ze zich sterker bewust zijn van de beperktheid van de eigen kennis. HBO’ers koesteren vaak vooroordelen, zonder dat ze dit van zichzelf zien.
Als ik het wel heb bent u
Als ik het wel heb bent u uit de alfa-hoek? De door mij genoemde studenten waren bèta’s, dus daarmee zijn er al eensluidende meningen te horen vanuit totaal verschillende disciplines.
Wie heeft (andere) ervaringen?
WO-HBO
Ik heb een HBO en WO-diploma maar ben toch geen stapelaar en wel en alfa. Ik ben namelijk HBO gaan doen in de tijd (1978) dat dit nog onder de Wet op het Middelbaar Onderwijs viel. Toen ik daarna WO ging doen begon ik op grond van een VWO-diploma gewoon weer in studiejaar 1 en het HBO-diploma werd volledig buiten beschouwing gelaten. Maar het heeft ook zijn voordelen om de vorming compleet op WO-niveau te hebben gehad. Mijn HBO was geen lerarenopleiding. Ik vond deze opleiding erg breed, omvangrijk qua kennis, degelijk, maar wel schools. Ik profiteer nog dagelijks van de brede algemene kennis die ik er heb op gedaan. Maar ik heb er niet geleerd omvangrijke hoeveelheden stof zelfstandig en kritisch te bestuderen dat kwam pas op het WO. Over mijn HBO opleiding ben ik dus positief maar over die van mijn stagaires bepaald niet. De vakinhoudelijke kennis van een LIO-er is minder dan een propedeuse. De eerste stagaire die ik kreeg vroeg bij de lessen voor een onderbouw klas VMBO direct naar het antwoordenboek. Ik : dat heb ik niet, je weet toch als docent genoeg om zonder antwoordenboek na te kijken. Ik heb haar ik het belang van de leerlingen toch maar een antwoordenboek op kosten van de school laten aanschaffen, want dat bleek wel te bestaan hoewel je bij geschiedenis vaak niet alle mogelijke goede redeneringen kunt op sommen (er was kennelijk een markt voor). Deze ex-stagaire staat nu op dezelfde school voor de onderbouw (leuk met de kinderen weet je wel), de bovenbouw VMBO durft zij niet aan. Ze zegt : ik weet zo weinig.. (goed zelf inzicht). Ik heb nog nooit een tweedegraads collega vakinhoudelijke literatuur zien bestuderen/ bijhouden. Zij zijn kennelijk klaar na het HBO-diploma, terwijl ik als academica vind dat je verder gaat d.m.v. zelfstudie. Dat is vanzelfsprekend .Samenvattend kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat het niveau van het HBO harder achteruit kachelt dan het WO en de kloof groter wordt.
tijd- en plaatsafhankelijk
Ik denk dat het goed is onderscheid te maken in tijd en zelfs plaats m.b.t. de gevolgde opleiding.
Ik heb zelf de route 2e graad (voltijd) – 1e graad (deeltijd) gevolgd. Een 2e grader van mijn opleiding stroomde destijds zonder problemen ergens halverwege het 3e jaar universitaire opleiding in, een 1e grader zelfs eind 3e jaar.
Zegt dat nou iets over de kwaliteit van de lerarenopleiding, of die van de universiteit???
In ieder geval werd *mijn* opleiding destijds al hoger aangeschreven dan andere 2egr opleidingen.
Je krijgt met je vraag (zoals ik ook weergeef) dus vooral persoonlijke verhalen en (met alle respect) persoonlijke interpretaties. Voor mijzelf weet ik dat ik met mijn 1e graad na HBO prima m’n mannetje sta in de eindexamenklassen VWO (al zo’n 11 jaar nu); dat ik al met mijn 2e graad bezig was met het bijhouden van vakliteratuur (volgens mij heeft dat veel meer met interesse dan niveau te maken) en kon ik met mijn 1egraad tijdens m’n stage prima meedraaien bij het vak Militaire Geschiedenis op de KMA – ik werd zelfs uitgenodigd om te solliciteren op een promotieplaats bij de SMG.
Anderzijds had ik vorig jaar een 2e graads en 3e jaars stagiaire in de klas en daar past het bovenstaand verhaal van historica prima bij. Geen Engelstalige boeken meer op de lijst (en dat voor historici !! 🙁 ), veel CGL, weinig colleges … ergo: weinig vakinhoudelijke kennis en bij de stagiaire zelf gelukkig ook het besef van haar eigen tekortkomingen. Díe 2e graads opleiding zou ik dus zeker niet met mijn eigen 2e graads opleiding durven te vergelijken. En daar zit maar ruim 10 jaar tussen.
Niettemin ben ik van plan me voor komend schooljaar voor een deeltijd master in te schrijven. Omdat ik vind dat dat wel degelijk een meerwaarde heeft voor m’n VWO-ers en havisten. Ondanks dat ik regelmatig in ‘universitaire kringen’ vertoef, om redenen uiteenlopend van geschiedenis tot educatietechnologie – en die ervaringen dus ook regelmatig met mijn VWO-ers deel.
Ja
dat klopt.
Beste BramRoth
Ik ben ook zo’n ‘stapelaar’: eerst een hbo-opleiding tot docent dieren- en veehouderij aan de Agrarische Pedagogische Hogeschool (APH) te Dronten en daarna een universitaire opleiding Toegepaste Onderwijskunde (TO) aan de Universiteit Twente. U vraagt naar de meerwaarde van het academisch onderwijs.
Ik heb de twee genoemde opleidingen als zeer verschillend en feitelijk onvergelijkbaar ervaren. Daar ben ik blij om, want ik vind dat hbo-opleidingen en universitaire opleidingen in beginsel verschillende doelen zouden moeten nastreven. De opleiding in Dronten was gericht op het aanleren van een beroep: docent dieren- en veehouderij. Die in Twente was veel algemener van aard. Naast kennis van en inzicht in onderwijskundige (ontwerp)processen werd uiteraard veel aandacht besteed aan onderzoeksvaardigheden.
Ik ben overigens blij dat ik die hbo-opleiding volgde en ook op vmbo, havo, vwo en hbo voor de klas heb gestaan. Afgestudeerden van TO met een vwo-opleiding als achtergrond staan misschien op het gebied van algemene vaardigheden iets sterker (bijvoorbeeld in één extra vreemde taal examen gedaan). Afgestudeerden van TO met bijvoorbeeld PABO, APH, PTH, ALO of een andere lerarenopleiding als achtergrond hebben doorgaans echter meer ervaring met de praktijk van het lesgeven.
De voorbeeldfunctie
Naar mijn mening is in het voortgezet onderwijs, en in toenemende mate in het universitaire onderwijs, de voorbeeldfunctie essentieel. Dat betekent dat de leerling door de docent een voorbeeld van kennis en kunde wordt geboden, dat hij als doel kan zien voor zijn inspanningen. En dan hangt het er maar van af wat de leerling later wil gaan doen. Als de techniek hem aantrekt, dan is het heel belangrijk dat de docent zelf technisch werkzaam is geweest. Op een HTS en op een Technische Universiteit behoren ingenieurs, die op praktijkresultaten kunnen bogen, een grote rol te spelen in de afstudeerperiode, nadat de basiswetenschappen zijn onderwezen, door docenten, die daar zelf creatief in werken of hebben gewerkt.
Voor andere beroepsambities kunnen soortgelijke criteria voor succesvol onderwijs worden gegeven.
Het is dus volgens mij er niet zozeer van afhankelijk of de docent een HBO- dan wel een WO-opleiding heeft gehad. Volgens mij gaat het er om of hij de stof van zijn onderwijs zelf goed, liefst zeer goed beheerst. Iemand, die nog nooit een technisch ontwerp mede tot voltooiing heeft gebracht, zal geen voorbeeld kunnen zijn bij ontwerponderwijs, niet in het HBO en niet in het WO.
Dank u voor dit commentaar.
Dank u voor dit commentaar. Ik zal binnenkort een samenvatting posten van alle bijdragen. Voorlopige reactie op uw commentaar van mijn kant is dat ik uw punt van de voorbeeldfunctie volledig onderschrijf, en uw conclusie deel dat een docent de stof van zijn onderwijs goed tot zeer goed moet beheersen. Voor beroepsonderwijs moet daarin wellicht, zoals u betoogt, de professionele ervaring zwaar wegen en misschien wel zwaarder dan de vooropleiding. Voor andere typen onderwijs evenwel lijkt mij toch de vooropleiding van doorslaggevend belang, zeker gezien de grote betekenis van de voorbeeldfunctie. Aan het VWO behoort onderwijs, net als aan de universiteiten, te worden gegeven door academici.