Het evangelie van de nieuwe hogepriester van het wiskundeonderwijs

Sinds kort heeft Nederland een nieuwe hogepriester voor het wiskundeonderwijs (deze positie is ook wel bekend onder de aanduiding hoogleraar-directeur van het Freudenthal Instituut). Jan van Maanen is de opvolger van Jan de Lange. Het nieuwe evangelie (ook wel oratie genoemd) werd door Van Maanen op 21 maart 2007 uitgesproken. De tekst is hier te vinden.

Onderstaand mijn bespreking van het evangelie.

De PABO
Van Maanen merkt op dat 30 tot 40% van de totale instroom van de PABO afkomstig is van het MBO en dat deze leerlingen op de basisschool al geen sterke rekenaars waren. Verder merkt hij op dat het merendeel van de PABO-studenten met een HAVO vooropleiding het profiel ‘cultuur en maatschappij’ heeft gedaan en dat het wiskundevak van dat profiel alleen een schoolexamen kent.

Vreemd genoeg verbindt Van Maanen aan deze twee opmerkingen geen enkele conclusie.

Ook schrijft hij:

De plotselinge verontwaardiging in 2006 over het rekenniveau van de studenten die aan de pabo beginnen, zegt niet zozeer iets over de pabo als wel over havo en mbo; en natuurlijk zegt het iets over over de klagers.

Ik kan hier weinig anders in zien dan een vrijpleiting van de PABO’s en een sneer naar de ‘klagers’.

Aansluiting VWO-Universiteit
Hierover schrijft Van Maanen:

Er zijn over wiskunde op havo en vwo sinds de invoering van de profielen en het studiehuis veel zorgwekkende observaties. Bij diagnostische toetsen aan de poort van de universiteiten kunnen de verse eerstejaars veel vragen niet meer goed beantwoorden, terwijl de eerstejaars van tien jaar geleden die stof wel in hun bagage hadden, althans in hun bagage hoorden te hebben, want ook toen waren niet alle eerstejaars even goed toegerust. Het aantal contacturen op havo en vwo is afgenomen, de resultaten van de examens worden kunstmatig op een zelfde peil gehouden, want de kennis neemt af. Let wel, dit zijn de geluiden die je hoort en leest.

Verderop staat

Vermindering van parate kennis is waarneembaar, en er is duidelijk een aansluitingsprobleem.

Van Maanen lijkt het oplossen van dit aansluitingsprobleem een taak van de universiteiten te vinden getuige de volgende passage.

Hoe lost het hoger onderwijs dat op? Kijkt men daar bijvoorbeeld naar de mogelijkheden van de eerstejaars, naar wat die nu wèl kennen en kunnen, in vergelijking met de parate-kennis-generatie? Maakt men gebruik van datgene wat voor de parate kennis in de plaats gekomen is? Nee, zo gaat het niet. De eerstejaars dient zich aan het aanbod van het hoger onderwijs aan te passen. De ontbrekende kennis wordt bijgespijkerd en daarna kunnen de colleges zo blijven als ze waren. Maar de didactiek aanpassen aan de wezenlijk andere populatie, dat is een andere en veel grotere stap. Didactiek aanpassen gebeurt te weinig; ik vind dit een gemiste kans. Het hoger onderwijs zou namelijk goed gebruik kunnen maken van het gegeven dat studenten geleerd hebben om zelf dingen uit te zoeken en kennis te verwerven.

Oefenen
Van Maanen heeft ook nog iets te zeggen over oefenen.

Kale rijtjes leren, zoals sommige recente boeken propageren, lijkt mooi, maar het legt een geweldig beslag op het geheugen als je die kennis nergens aan kunt vastmaken. Het leidt tot verwarring. Natuurlijk moet je met een zekere hoeveelheid basiskennis beginnen, en de tafels van 2 en 3 uit je hoofd kennen, en misschien nog een paar, dat is voor een leerling goed te doen en je hebt er ook nog wat aan. Maar oefenen met nieuwe problemen in samenhang met eerdere kennis, of met een onderzoeksvraag, daar schiet de leerling veel meer mee op. En als de leerling dan nog op tijd weerwerk krijgt, en zijn koers kan aanpassen of —als hij op de goede weg is— vervolgen, dan geven we goed wiskundeonderwijs. Nederland heeft goed onderwijs nodig, beter hoeft niet.

De eerste zin is een sneer aan het adres van Jan van de Craats en de laatste zin lijkt een sneer aan het adres van BON. Verder is de opmerking van Van Maanen over de tafels veelzeggend.

Lieve Maria
Het subtiel beledigen van mensen gaat verder wanneer Van Maanen het over de Lieve Maria actie heeft (voor de niet-ingewijde lezer: dit was een actie van universitaire studenten om duidelijk te maken dat het wiskundeonderwijs op middelbare scholen ver onder de maat is). Van Maanen schrijft hierover:

Maar nee, niet over analyse of algebra spraken de ‘Lieve Maria’ studenten, ook al werden ze er nog zo dringend aan herinnerd, maar over media. Media was het sleutelwoord; en Maria natuurlijk.

Van Maanen beschuldigt de Lieve Maria studenten er hier van dat ze alleen maar op TV wilden (hun ’15 minutes of fame’) en dat het ze niet om de inhoud ging. Ik heb nooit eerder in een oratie een hoogleraar studenten op deze manier in de hoek horen zetten.

Iets positiefs
Was er dan niets positiefs in de oratie van Van Maanen? Jawel, hij zegt iets behartenswaardigs over vakkennis en de centrale positie van de leraar.

Voordat ik twee specifieke casussen bespreek, wil ik de rode draad noemen die uit deze waarnemingen naar voren komt, en dat is dat bijna al deze leerlingen aan hun lot overgelaten werden, dat hun leraar ongericht te moeilijke opdrachten gaf, of de vakkennis miste om uit de stof van het leerboek de relevante kennis naar voren te halen. Ik zei het zojuist ook al: leerlingen gaan dobberen of ze verdrinken. Natuurlijk moeten ze niet alles voorgekauwd krijgen, maar weggestuurd worden en geen aanspraak meer kunnen maken op advies of weerwerk gaat te ver.

en

De lerarenopleiding dient zich vooral op de vakdeskundigheid van de (toekomstige) leraar te richten.

13 Reacties

  1. Terzijde: vakdidactici
    Ik wil deze draad niet verstoren, maar over die vakdidactici wil ik toch wel iets kwijt.
    Je kunt beter vakdidactici hebben dan onderwijskundigen op de lerarenopleiding, dat lijkt me vanzelfsprekend. Maar zou het niet verstandig zijn om vakdidactici te verplichten een halve week op de universiteit en een halve week op school te werken? En daarnaast natuurlijk, mijn oude stokpaardje, moeten die vakdidactische opleidingen fysiek en wetenschappelijk ingebed zijn in hun faculteit.

    • Re: vakdidactici
      Ik ben het in principe met je eens Philippens. Maar kijk eens naar de oude opleiding van Van Maanen aan de rijksuniversiteit Groningen (zie het programma). De didactici hebben zich volledig afgescheiden van de vakinhoudelijke opleidingen. De didactici in wiskunde, scheikunde, natuurkunde en biologie zijn bij elkaar gekropen en hebben de banden met de respectievelijke vakken doorgehakt.

      Veel vakdidactici geven al jaren geen les meer in het vak waarin zij didacticus zijn.

      Zoals je merkt heb ik i.h.a. geen hoge pet op van vakdidactici. Er zijn natuurlijk goede uitzonderingen.

        • Namen
          Laat ik het bij drie houden:
          aardrijkskunde: Joop van der Schee, VU
          geschiedenis, Janneke Riksen, VU
          maatschappijleer: Ton Olgers, VU
          (ik hoop dat mijn oud-studenten mij ook in het rijtje zouden zetten)
          En ik weet dat er een veelbelovende in Groningen op komst is.

          • Vakdidactiek terug naar de kenners van het vak
            Natuurkunde: Robbert Dijkgraaf. Wiskunde: Jan van de Craats. Beiden hoogleraar, volgens mij geen van beiden invloedrijk in de didactiek van hun vak op middelbare-schoolniveau. Een gevolg van de afscheiding van lerarenopleidingen van de universiteiten. Mensen van hun kaliber zijn weer nodig.

          • Geen vakdidactici
            Dit zijn mensen die de inspiratie voor hun vak uitdragen, zoals ook Vincent Icke. Ze worden waarschijnlijk boos als je hen didactici noemt.

      • Misverstand
        Het zijn niet de vakdidactici die zich hebben afgescheiden. In samenwerking met onderwijskundigen hebben universiteitsbesturen de lerarenopleidingen gebundeld in grote instituten. Werkgelegenheid voor de eersten, bezuiniging en volslagen onbegrip voor de besturen hebben een belangrijke rol gespeeld.
        Natuurlijk werden die onderwijskundigen aan het hoofd van de instituten gezet. Het laat zich raden dat ze het idee propageerden dat lesgeven een algemene kunde is, dat het ging om algemene didactiek met een heleboel onwetenschappelijke onzin daaromheen. Toen zij deze positie veroverd hadden, konden ze niet de hele dag uit hun neus eten. Dus hebben ze leuke nieuwe activiteiten gezocht. De vakdidactici werden in formatie drastisch gekort. Die hadden geen tijd meer om er nog iets naast te doen op hun vakgebied. Zo is het blad en het bestuur van de Lerarenopleiders, de VELON, in handen gevallen van de onderwijskundigen. Het werd een onleesbaar blad, vol met onbegrijpelijke schema’s. Onderwijsgeven werd als een managementactiviteit beschouwd en als je los van de vakinhoud gaat denken, dan blijft niets over dat warrige humbug. Je moet er een wetenschappelijk odium aan geven, dus het moet ook ingewikkeld zijn en niet te begrijpen.
        Het zou best kunnen dat vanaf het moment dat de Lerarenopleidingen in handen van die club zijn gevallen, de onzintheorieën een grote vlucht zijn gaan nemen.

        H. Philippens ex-vakdidacticus aan UVA, Erasmus en VU. Nu docent Emmauscollege Rotterdam, bestuurslid SKK van twee scholen havo/vwo

        • In Groningen….
          …zijn het wel degelijk de vakdidactici zelf die zich afgescheiden hebben. Inderdaad is er een instituut voor de lerarenopleiding in Groningen (Universitair OnderwijsCentrum Groningen), maar daar staat dit clubje mensen grotendeels buiten. Zij vormen het Instituut voor Didactiek en Onderwijsontwikkeling van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Ze vallen onder de faculteit, niet direct onder de universiteit. Er maken ook geen (pure) onderwijskundigen deel uit van dit clubje. Voor zover ik weet hebben ze zich vrijwillig en met graagte afgescheiden van de moederdisciplines.

          Voordat dit Instituut voor Didactiek en Onderwijsontwikkeling gevormd werd hadden de vakdidactici zich al onder het geven van vakinhoudelijk onderwijs uitgewurmt.

          Niet iedere vakdidacticus houdt zo van zijn vak als jij Philippens. De meesten lijken zich veel meer verbonden te voelen met de onderwijskunde dan met het vak waarin ze didacticus zijn.

          • Oppassen!
            Dat is een gevaarlijke opmerking, Hinke.
            Tot voor kort was het simpel. Als je docent was, kon je solliciteren of je werd gevraagd. Welke criteria werden aangehouden, weet ik niet. In mijn geval zaten er steeds vakdeskundigen in de sollicitatiecommissie en die handelden naar bevind van zaken.
            Maar de maatschappij verandert enz enz enz dat moet dus anders. Want opnieuw die onderwijskundigen, ik meen gestuurd vanuit het IVLOS, het instituut in Utrecht en oppermachtig in de VELON, zijn die aan het werk gegaan om een “beroepsstandaard” voor lerarenopleiders te ontwikkelen. En ze hebben er natuurlijk een opleiding tegen aan gegooid.
            Als je de sfeer wilt proeven: log in op:
            www.ivlos.uu.nl/adviesentraining/aanbodvooroverig/33905main.html
            Daar staat oa in: Het team “Opleidingen voor lerarenopleiders” biedt elk jaar trainingen en workshops aan, waarin het in de kern gaat om het verbinden van ervaringen van docenten (in-opleiding) met theoretische noties om tot verdieping te komen.
            Het team bestaat uit vier trainers:
            Bob Koster, Ko Melief, Martine van Rijswijk en Anke Tigchelaar.
            (…)
            Op dinsdag 3 april 2007 organiseert Opleidingen voor Lerarenopleiders een studiedag rondom het thema ‘Het nieuwe leren in de lerarenopleiding’.
            (…)
            Aansluitend vinden er twee workshops plaats. In de eerste workshop wordt ingegaan op het begeleiden van afstandsleren. Daarnaast vindt een workshop vraaggestuurd opleiden plaats waarin het VAAS-model als methodiek voor vraagsturing aan de orde komt.

            De grote namen zijn Korthage, Dengerink. Onderwijskundigen in het kwadraat. Ook is een centrale rol weggelegd voor Bob Koster. Onderwijskundige tot de vierde macht. Koster en ik tutoyeren elkaar.
            Ook op dit gebied wacht ons een treurige toekomst. Want voordat je deze voortwoekerende structuur hebt weggesaneerd, zijn we vele jaren verder. Als het nog lukt.

    • @Philipsen: Terzijde: vakdidactici
      Philipsen schrijft: Maar zou het niet verstandig zijn om vakdidactici te verplichten een halve week op de universiteit en een halve week op school te werken?
      Als ik de website van het Freudenthalinstituut (Centrum voor didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen), afdeling Natuurwetenschappen kijk dan tref ik toch een flink aantal medewerkers die hier al aan voldoen, lees verder…

  2. Nietszeggende kletskoek.
    Dat verhaal van van Maanen kan je ook anders lezen.
    Schrap alle betekenisloze praatjes en je houdt over: ‘Ik zit hier goed, mensen! Probeer mij maar eens weg te krijgen!’.

Reacties zijn gesloten.