Op de NRC-site woedt een lezersdiscussie over het realistische rekenen, waar ik weinig mee opschiet. Niet omdat het ons, BONners, ontbreekt aan medestanders, maar omdat ik de discussie chaotisch vind en omdat ik veel van de slechte argumenten al veel te vaak gehoord heb.
Eén van de dingen die mij stoort is het steeds maar weer terugkerende punt van de ‘zuurheid’ van ouderen, die vinden dat vroeger alles beter was. Het probleem hierbij is , dat beide zijden gelijk kunnen hebben. Dat ouderen de neiging hebben het verleden te idealiseren is waar, en dat sommige dingen gewoon slechter geworden zijn is óók waar. Dit verschijnsel kan je ook waarnemen bij oude mannen, die roepen ‘Voetballen? Vroeger, tóen konden ze voetballen. Die snotneuzen van nu halen het niet bij Abe Lenstra en Faas Wilkes!’. Mijn generatie (de generatie Wijntuin) heeft het dan over Pele en Cruijff .
Mensen die nu dertig zijn kunnen moeilijk achterhalen of al die verhalen over Abe Lenstra nu werkelijk waar zijn, of dat ze ontspruiten uit de nostalgie van oude mensen. Ze krijgen al snel de neiging om het laatste te denken. Het mooie is echter, dat er de laatste decennia overvloedig beeldmateriaal voorhanden is van al die oude sporthelden, zodat men zich wel degelijk op een objectieve manier kan informeren. Op die manier heb ik mijn eigen zoon (17) er van kunnen overtuigen dat Pele veel beter was dan, pakweg, Sneijder nu.
Terug naar de onderwijsdiscussie.
We moeten vooropstellen dat ouderen door hun hogere leeftijd simpelweg meer vergelijkingsmateriaal hebben dan jongeren. Als ze dat eerlijk gebruiken, geeft dat ze een voorsprong in de discussie. Maar is hun geheugen wel objectief en volledig? De ouderen hebben wel jeugdherinneringen, maar dat is nog niet hetzelfde als een uitgebalanceerd totaalbeeld van vroeger. Men overziet het heden vaak beter dan het verleden.
Wanneer men echter eerlijk blijft, dan moet ervaring en kennis van vroeger gewicht in de schaal leggen en dan moet het ook als argument ingezet worden.
Hiertegenover staat de absurde reclametrend in onze maatschappij om alles wat jong is te verheerlijken: ouderen moeten leren van jongeren, jongeren hebben ‘frisse’ ideeën, zijn ‘gezond rebels’, etc. Hoe fris en rebels de ideeën van jongeren wel niet kunnen worden zien we aan de Vikingjeugd en bij de F-side. Toch worden die ideeën niet aan ons, ouderen, ten voorbeeld gesteld.
Een ander punt is het wegrelativeren van klachten. Leraren klagen toch immers al eeuwen lang over het steeds dommer worden van hun leerlingen? Nou, dan zal er wel weer niets aan de hand zijn. Dat eerste is natuurlijk gewoon waar. Maar of er dus niets aan de hand is?
Door zo te discussiëren komen we dus niet verder. Beide partijen zouden wel eens gelijk kunnen hebben. Willen we de discussie op een duidelijke manier beslechten, dan moeten we volgens mij het systeem van de film- en televisiebeelden, zoals hierboven bij de voetbaldiscussie genoemd, gebruiken.
Goede en doorslaggevende argumenten worden dan
– Oude examens met nieuwe examens vergelijken
– Oude leerboeken met nieuwe leerboeken (of websites) vergelijken
– Oude en nieuwe uitgaande schoolcorrespondentie vergelijken (konden leraren vroeger dan wèl zelf spellen?)
– Leraren die al heel lang (25 tot 40 jaar?) voor de klas staan ondervragen over vroeger en nu
– Mensen die al lang bij het CITO werken (Paul van Dam) ondervragen over vroeger en nu
Bij de laatste twee argumenten hoort ook dat deze mensen vaak een groot persoonlijk archief hebben waaruit ze kunnen putten.
De onderstaande argumenten zou men dan maar beter achterwege kunnen laten, niet omdat ze niet valide zijn, maar omdat ze te subjectief zijn:
– De ergernis over cassières die niet kunnen rekenen (konden ze dat vroeger dan wél?)
– De ergernis van beginnende leraren over hun domme leerlingen (ze kunnen niet eens…)
– De ergernis over de basisschoolleerkracht van kindlief die zelf niet eens…..
Eigenlijk zijn dit alle persoonlijke ervaringen. Men kan die heel goed als symptoom of als illustratie inzetten, maar niet als argument. Het is zo goed als onmogelijk om vast te stellen of er vroeger, of in een ander systeem, géén domme leerkrachten, domme leerlingen of domme cassières voorkwamen.
Het gaat niet om de discussie
Je hebt valide standpunten Bernard, maar ik denk toch dat je een belangrijk punt mist. Inderdaad: we hebben de argumenten allemaal al vaak aan ons voorbij zien trekken, het ene argument is meer valide dan het oandere en het onderscheid dat je aanbrengt snijdt hout.
Toch ben ik erg blij met deze discussies en ik doe er dan ook fanatiek aan mee. De voornaamste reden is dat we moeten blijven toeteren. BON is nog geen drie jaar oud. In het pré BON tijdperk werd onze kritiek niet gehoord. Nu is er een omslag. Ik zie dat bij wiskunde, het Freudenthal Instituut ligt onder vuur, maar de omslag is breder. Aleid Truijens schrijft wekelijks en ze krijgt steeds meer positieve reacties. Kortom: de onderwijswereld gist. Niet overal: er zijn te veel leraren die nog niet eens van BON gehoord hebben, maar de groep medestanders wordt met de week groter. Ik verwacht bij wiskunde dat de kritieke grens is bereikt. De instanties die opportuun als ze zijn, graag bij de winnaars horen, beginnen zich aan te sluiten. Malmberg komt met minder realistische rekenmethodes op de markt. Kortom: het wordt profijtelijk zich bij ons aan te sluiten.
Ik heb dat in het verleden het verplaatsen van de voedertroggen genoemd. Dat is NU aan de gang. En de opiniestukken en de reacties daarop zijn zowel symptoom daarvan als dat ze de verandering aanjagen.
Dus: inhoudelijk ben ik het met je observaties eens, maar ik ben als een kind zo blij met al deze discussies (ook al is de kwaliteit niet altijd even hoog). Het geeft aan dat het mensen interesseert, dat het iets DOET. Ik had dat 3 jaar geleden niet durven dromen (dat deed ik ook niet, het was meer de tijd van de nachtmerries 😉
Nou ja, Bernard…
Wat zou je denken van het niveau van onze jongere collega’s met of zonder oorringetje?
Ik moet tegenwoordig niet alleen mijn leerlingen lesgeven, maar ook mijn….
Ja juist!