In Engeland heeft een leraar een nieuwe manier van lesgeven bedacht. Iedere acht minuten lesgeven wordt afgewisseld met 10 minuten spelen. Het idee is dat de informatie dan effectiever wordt verwerkt en beter beklijft. Het lijkt te werken want het gerucht gaat dat de leerlingen gemiddeld een punt beter scoren dan hun leeftijdgenootjes die blootstaan aan het traditionele spervuur van informatie. En ook in Nederland blijven we niet achter: deze week werd nog eens bekend dat docenten hun eigen manier ‘nieuwe leren’ ontwikkelen en toepassen. Revolutie op de werkvloer!
Ik krijg daar een warm gevoel van: docenten voor de klas die een broertje dood hebben aan onderwijskundigen, pedagogen en psychologen en het heft in eigen handen nemen. Natuurlijk krijgen ze het dan met de ‘echte’ wetenschappers aan de stok, die horen nu eenmaal alles beter te weten.
Innovatie, het woord waar Nederland de mond vol van heeft, ook in onderwijs, gebeurt vooral ook op de vloer. Na de mislukking van de basisvorming zouden we dat toch moeten weten. De politiek was wat langzaam van begrip, maar de mensen voor de klas zagen de ramp al lang geleden voltrekken. Ik herinner me nog een reünie van mijn middelbare school waar een docent afgaf op de zogenaamde onderwijsinnovatie. ‘Het heeft het hele onderwijs kapotgemaakt! Niemand vraagt om iets en mensen die nog nooit een seconde voor de klas hebben gestaan menen onze dagelijkse praktijk te kennen!’
De Engelse leraar ging zelf aan de gang en waarom ook niet? Aangezien er nog geen Newton of Einstein van de psychologie, pedagogiek of onderwijskunde is opgestaan, mag je roepen wat je wilt. Er is toch niemand die een formule op het bord op het bord kalkt die je ongelijk aantoont. Ooit riep men dat er net zoveel theorieën zijn als psychologen, maar dat is achterhaald: er zijn nu net zoveel theorieën als mensen die menen iets over psychologische onderwerpen te moeten zeggen!
Los van de vraag of de methode van de Engelse leraar (of het nieuwe leren van zijn Nederlandse collega’s) nu goed of slecht is, het geeft vooral aan dat onderwijs en wetenschap weer echt samen de vloer op moeten.
Ik heb het altijd al raar gevonden dat er niet meer gebruik gemaakt wordt van scholen. Het is de droom van menig onderzoeker om data te krijgen van (proef)personen die je lange tijd kunt volgen in een redelijk controleerbare omgeving. Het verder samenbrengen van wetenschap en onderwijs zal zeker stimulerend werken. Docenten worden dan een beetje wetenschapper en wetenschappers hebben een vruchtbare tuin voor onderzoek.
Beiden vinden bij elkaar een serieus oor en klankbord voor hun ideeën. Het andere grote voordeel is dat niet alle ideeën als ongeleide projectielen op de leerlingen worden afgevuurd!
Aldus Frans Verstraten in de Volkskrant.
Frans Verstraten is hoogleraar psychologische functieleer aan de Universiteit Utrecht.
de revolutie gaat niet door
Groot nieuws : de revolutie in onderwijs gaat niet door, (want) wetenschappelijk onderzoek krijgt voorrang :
Frans Verstraten (1963) is een Nederlandse waarnemingspsycholoog en hoogleraar Psychologische Functieleer (benoemd 2000) aan de Universiteit Utrecht. Verstraten is ook bekend om zijn boeiende lezingen en colleges. Verder is hij columnist voor de Volkskrant en lid van het wetenschapelijke panel voor het televisieprogramma “Hoe?Zo!”.
nl.wikipedia.org/wiki/Frans_Verstraten
www.fss.uu.nl/psn/web/people/personal/verstraten/
Is dit (ook) een geval waterhoofd professoritis ? Het lijkt er op.
maarten
Niets mis…
Aan bovenstaande opvatting is overigens niets mis.
Geruchten
Het lijkt te werken want het gerucht gaat dat de leerlingen gemiddeld een punt beter scoren dan hun leeftijdgenootjes die blootstaan aan het traditionele spervuur van informatie.
Daar hebben we veel aan Frans. Zo kennen we Het Nieuwe Leren weer: de onderbouwing is geen deugdelijk wetenschappelijk onderzoek, maar bestaat uit geruchten.