Wie analyseert de maatschappelijke positie van ‘de’ docent?

In NRC van 13 januari jl. analyseert James Kennedy de rol van de dokter in onze maatschappij. Hij signaleert veranderingen in de sociale positie van artsen die mij sterk deden denken aan die van docenten. Artsen hebben status en autoriteit verloren in een steeds assertievere samenleving, waarmee weliswaar de ‘witte-jassenarrogantie’ is afgenomen, maar ook ‘het besef van noblesse oblige’. “Deze ontwikkeling trad in veel beroepsgroepen op en die staan nu voor de vraag hoe zij zich met gezag en met dienstbaarheid kunnen manifesteren in een samenleving die vraagt om leiderschap en visie, maar die nog altijd moeite heeft met autoriteit.”

Wat zou ik graag zo’n analyse lezen van ons beroep tegen de achtergrond van bijvoorbeeld HNL. De docent als kennisverspreidende autoriteit zou gezag moeten hebben omdat hij nu eenmaal meer weet. In HNL is hij echter begeleider en construeert de leerling zelf zijn kennis, waarmee die oude gezagsverhouding is gewijzigd. Kennis is bovendien overal te halen en ‘straatkennis’ heet onder al te veel leerlingen minstens zo valide als schoolse kennis. We hoeven dit niet aan HNL te wijten, het is een verandering die zich -zie de dokters- breed voordoet sinds het slechten van hiërarchieën vanaf de jaren zestig en HNL heb ik altijd ervaren als een bevestiging van die trend. Volgens mij impliceert Beter Onderwijs in Nederland tevens een (her)bezinning op onze rol.

Schiet u maar!