De nationale wetenschapsquiz promoot natuurkunde, en dat is een goede zaak! Maar dan wel liefst zonder fouten:
Vraag 7: Twee wolken bevatten evenveel water. De ene is ontstaan in vervuilde lucht en de andere in schone lucht. Uit welke wolk zal het eerst regen vallen?
A. Uit de wolk in de vervuilde lucht.
B. Uit de wolk in de schone lucht.
C. Het maakt geen verschil.
Het Wilsonvat-idee dat antwoord B moest ontmaskeren bleek indirect aan te tonen dat de vraagstelling NIET klopte: in schone lucht kan geen wolk ontstaan.
Vraag 19: In een badkuip met 100 liter water drijft een bootje met daarin 10 kilo zout. Je vervangt het zout door een steen van 10 kilo en lost het zout op in de badkuip. Wat gebeurt er met het waterpeil?
A. Het stijgt.
B. Het daalt.
C. Het blijft gelijk.
Stel badkuip bodem 100 dm^2 volume water 100 L = 100 dm^3 gewicht 100 kgf
Stel boot gewichtsloos.
1. Diepte water zonder boot 1.00 dm
2. Diepte water met boot + 10 kg zout
Boot verplaatst 10 kgf water ==> Diepte water 110 dm^3 / 100 dm^2 = 1.10 dm
3. 100 L water met 10 kg zout (20 C;9.1 massa%) dichtheid = 1.063 kgf/dm^3
Volume zoutwater 110/1.063 = 103.5 dm^3 (1)
Diepte zoutwater 1.035 dm
Zoutwater + boot + 10 kg X:
Boot verplaatst 10 kgf zoutwater = 10 / 1.063 = 9.41 dm^3 (2)
Diepte = 112.9 dm^3 / 100 dm^2 = 1.13 dm
4. Het vloeistofniveau stijgt 0.03 dm => dus antwoord A (officieel B)