Gepast onderwijs!

klaslokaaldoor Jesse Jeronimoon

Er is weinig beroering in het onderwijs wat de invoering van het passend onderwijs per 1 augustus 2014 betreft. Tenminste, er is weinig zichtbare beroering. Het merendeel van de onderwijzers
en onderwijzeressen in het primair onderwijs zijn een klein beetje op de hoogte van de aanstaande grootste onderwijsverandering van de nieuwe eeuw en ik vermoed dat de docenten in het voortgezet onderwijs ook wel weten dat het passend onderwijs ook hen aangaat, hoewel ik dat laatste betwijfel.

Achter de ruggen van iedereen om en uit het zicht, teruggetrokken in de onderwijsachterkamertjes, jeugdzorgachterkamertjes en gemeentelijke achterkamertjes, zijn de plannetjes uitgetekend.

Al het geld, beschikbaar om zowel het primair als het voorgezet- als het speciaal basisonderwijs en speciaal voortgezet onderwijs passend te maken, is al verdeeld.

Maar hoe maak je passend onderwijs? Welk onderwijs geef je aan een ADHD’er, aan een leerling met een stoornis in het autistisch spectrum, aan iemand met het syndroom van Down, aan een kind met een IQ van ongeveer 65 op de schaal van BNN? Want daar gaat het dus om. Zijn daar speciale methoden voor? Is er een speciaal lokaal nodig? Hoe doe je dat, onderwijs passend maken? We hebben het hier niet over de ‘normale’ leerling met een ‘normaal’ IQ met een ‘normale’ inzet en vooral een ‘normale’ gezinssituatie. Dat laatste zou wel eens het belangrijkste criterium kunnen worden bij het ‘aanbieden van passend onderwijs’.

Zeker is dat het speciaal onderwijs zoals de Regionale Expertise Centra, een jaartje of 15 geleden opgericht, het praktijkonderwijs, ook een jaartje of vijftien geleden opgericht, totaal op de schop gaat. Nou ja, totaal is misschien iets te hard aangezet, maar er zal vanaf 1 augustus 2014 een andere wind door het onderwijs waaien richting ‘de kinderen van een mindere God’.

Een bureaucratisch wanstaltig machtscentrum is in de maak. Een machtscentrum dat zich diepgaand zal bemoeien met het onderwijs en met de gezinnen van de kinderen die te maken krijgen met de nieuwe samenwerkingsverbanden. Hoe zal een en ander in zijn werk gaan per 1 augustus 2014?

De juf van groep 4, niet gespeend van veel didactische en pedagogische kennis want heel veel competenties geleerd op de PABO, vindt dat Jantje wel een beetje druk is en stelt dit aan de orde in het wekelijkse overleg met de vertegenwoordiger van het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs waar de school bij is aangesloten. Het antwoord van de samenwerkingsverbandvertegenwoordiger op het verhaal van de juf is een vragenlijst van 178 vragen betreffende het gedrag van de leerling tijdens de les, op het schoolplein tijdens de pauze en het gedrag tegenover de juf en de medeleerlingen; in te leveren de volgende week. Juf, ondertussen wel al gewend aan dit soort van vragenlijstjes, moet ook de lijsten maken voor de individuele handelingsplannen, groepshandelingsplannen en schoolhandelingsplannen en zorgt ervoor dat alles netjes in orde is. Daarna hoort ze er twee maanden niets meer van. Immers, aan de hand van de ingevulde vragenlijst, heeft de vertegenwoordiger van het samenwerkingsverband contact opgenomen met de tweede partij in het samenwerkingsverband de Jeugdzorg. Deze beoordeelt heel kritisch de vragenlijst en vindt toch ook dat er waarschijnlijk wel wat aan de hand is. Verder onderzoek, een mogelijke diagnose, en het aanbieden van mogelijk ‘passend onderwijs’ kost geld. Dus moet er contact gelegd worden met de derde partij in het samenwerkingsverband, de gemeente want die gaat per 1 augustus 2015 over de jeugdzorg en de budgetten van Jeugdzorg.

Na twee maanden krijgt juf te horen dat de leerling in aanmerking komt ‘voor verder onderzoek’ wat zoveel betekent als ‘je niet verder mee bemoeien, wij gaan aan het werk’. Op een dag komt er iemand van Jeugdzorg de leerling observeren in de klas, neemt contact op met de ouders van de leerling om de ‘sociale kaart’ in kaart te brengen en verwijst de leerling en zijn ouders door voor verdere diagnose. De mallemolen is in beweging gezet en het hele samenwerkingsverband declareert de onkosten bij gemeente en Vadertje Staat.

Na 8 maanden, ondertussen zit de leerling in groep 5, is er uiteindelijk een aanbod ‘passend onderwijs’. Aangezien uit alle onderzoeken is gebleken dat de leerling lijdt aan een milde vorm van een stoornis in het autistisch spectrum is een doorverwijzing naar speciaal onderwijs niet nodig, concludeerde de verwijscommissie. De nieuwe juf krijgt twee lesuren ‘ondersteuning’ door de ambulant be- geleider en het gezin van de leerling mag zich verheugen in gratis opvoedkundige ondersteuning door het autismeloket, altijd telefonisch bereikbaar op werkdagen tussen 9 en 12 uur, of op afspraak. Informatie over het passende onderwijs aan hun ‘autistische’ kind kunnen de ouders ook vinden op de website van het samenwerkingsverband of wat altijd makkelijk is ze kunnen ook een app downloaden. Die kost slechts negenenzeventig cent!

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*