Onderwijsvernieuwingen zorgen vaak voor ‘projectachtig’ onderwijs waarbij het nog maar de vraag is of dit het onderwijs ten goede komt.Wat zijn jouw ervaringen met zaken als bijvoorbeeld het probleemgestuurd leren? Wat voor gevolgen heeft dit voor de kwaliteit van de leerstof? Wat is de meerwaarde van dergelijke projecten?
Reacties zijn gesloten.
projectonderwijs als één van de werkvormen is zinvol
Net als dat je soms zou willen kiezen voor hoorcolleges, soms voor onderzoeksopdrachten is soms een project zinvol. Verder is het enkel zinvol als de kennisfundamenten al gelegd zijn. Dus voor het aanleren van fundamentele concepten is het uitermate ongeschikt.
Ik merk ook een overkill aan projecten, van basisonderwijs tot HBO.
Dat loopt samen met de mindere waardering van werkelijk fundamentele kennis tov wat “vaardigheden” genoemd worden.
Als je de studentactiviteiten bij projectmatig werken analyseert dan komen bij elk project steeds dezelfde activiteiten aan de orde, ongeacht het onderwerp van het project. Dat inzichzelf geeft een onevenwichtige aandacht voor andere dan inhoudelijke activiteiten.
Tenslotte vinden studenten het zoveelste project minstens even eentonig als het zoveelste hoorcollege vroeger. Studenten nu, zeker de betere, vragen om hoorcolleges en kennisoverdracht.
focus op leerdoelen ipv leervormen
De manier waarop Nederlanders leren autorijden vind ik altijd een mooi voorbeeld. De overheid stelt het leerdoel vast, en kent het diploma centraal toe op basis van een centraal georganiseerd examen. De weg naar het examen toe is volledig aan de markt, en er is dan ook een kleine verscheidenheid aan lesvormen (lessen van 30, 45, 60, of 90 minuten, verspreid over vele maanden, of gepropt in een week). En hier maakt niemand zich druk over de vraag hoe er geleerd wordt, want het centrale examen geldt als de grote graadmeter.
Maar ja, als de leerdoelen in termen van vage competenties geformuleerd worden, waarvan student, docent, noch manager weet wat ze betekenen, waarvan nog veel minder duidelijk is hoe je ze beoordeelt, zodat iedereen automatisch een voldoende krijgt (want in een rechtzaak kan de school nooit aantonen dat leerling X op moment Y competentie Z niet bezat), ja, dan is de inhoud van het onderwijs vogelvrij.
De boosdoener is daarom niet de onderwijsvorm, maar het gebrek aan helder meetbare eindtermen, die door externen worden getoetst, en die voor alle betrokkenen een boven twijfel verheven eindpunt zijn van een vak of een opleiding. Met heldere eindtermen vindt iedereen het best als de docent de wildste onderwijsvormen uitprobeert; de feedback komt dan vanzelf.
Mijn advies: richt de aandacht op de eindtermen in plaats van de onderwijsvorm.
MC-toetsen en PGO
Wat bedoel je precies met die eindtermen, getoetst door externen? Ik volg dit jaar een opleiding waar ze PGO bij gebruiken. In het eerste blok moesten we zelfs een boekje leren speciaal geschreven om aan de studenten duidelijk te maken hoe PGO moet worden uitgevoerd (moeten, op zich al vreemd, het probleem gestuurde wordt dus eigenlijk gestuurd door een systeem. In dat boekje staat (zoiets als) ”een MC-toets sluit het beste aan bij de onderwijsvorm PGO” Is er iemand die dit snapt?
externe toetsing
Je stelt twee vragen, Bas. Wat de multiple-choice vragen en PGO betreft, daar snap ik geen snars van. Ik ben wel onwijs benieuwd naar dat boekje. Kun je me een scan opsturen van de betreffende pagina’s? m.a.peletier@tue.nl.
Over de externe toetsing, dat is simpel. Het rijexamen wordt door een centrale organisatie getoetst, niet door de rijlesleraar. Het centraal schriftelijk eindexamen is een toetsing door de staat, niet door de school, en is dus onafhankelijk van de docent en van het schoolmanagement. Hoe belangrijk dat is is deze dagen door Dronkers aardig aangetoond.
De kern van de externe toetsing is dat de opleider, die direct of indirect wordt betaald voor de voorbereiding op de toets, het resultaat van de toets niet direct kan beinvloeden; alleen indirect, door goed onderwijs te geven. Die heeft dus belang bij goed onderwijs en heeft een helder doel voor ogen. Uiteraard maak je de toetsen ook nog eens uniform over alle opleiders, zodat je de verschillende opleiders met elkaar kunt vergelijken (hoeft niet openbaar, dat kan ook de inspectie doen).
PGO en MC-toetsen
Het boekje wat ik bedoelde:
”Probleemgestuurd leren, een wegwijzer voor studenten” van J.H.C. Moust
Hierin heb ik echter niet meer terug kunnen vinden dat bij PGO MC-toetsen passen. Ik weet wel zeker dat ik ergens iets met zelfde strekking ben tegengekomen, waarschijnlijk in een blokboek van een tijdje terug. Hier kwam het in ieder geval op neer: Het Probleem Gestuurd Onderwijs moet worden betrokken bij alle aspecten van het onderwijs, dus ook toetsing.
Hieruit maakte ik op dat ze MC-toetsen goed bij PGO vinden passen, aangezien er alleen toetsen worden afgenomen met gesloten vragen.
Groet,
Bas
leervorm en leerdoel
Hier heb je het weer: de adepten van het PGO willen niet alleen de leervorm aanpassen, maar ook het leerdoel (zoals gemeten door de toetsen).
Helemaal eens!
Projectonderwijs kan op verschillende manieren nuttig, leuk en noodzakelijk zijn.
Via deze werkvormen kun je ándere dingen leren dan via hoorcolleges. Het vormt een afwisseling, waardoor het interessanter kan zijn. Sommige leerlingen hebben meer baat bij klassikale lessen, anderen meer bij zelfstandig werken. Het onderwijs zou recht moeten doen aan die verschillende leerstijlen en dus beide moeten aanbieden.
Wel is duidelijk dat je niet alles kunt leren alleen via hoorcolleges, niet alles alleen via praktijklessen én niet alles via projectonderwijs, probleemgestuurd onderwijs, nieuw leren, competentiegericht leren, natuurlijk leren of hoe het dan ook maar heten mag.
De juiste beoordeling van projecten
Mijn ervaringen met projectonderwijs zijn helaas niet altijd positief. Dat ligt niet altijd aan de onderwijsvorm, maar geregeld aan de manier waarop deze binnen onze school wordt toegepast. Ieder blok wordt weer een ander thema in de vorm van een project behandeld. Geregeld worden de klassen dan weer door elkaar gehusseld. Prima, zo leer je te discussiëren en samen te werken met verschillende mensen. Maar regelmatig twijfel ik aan het eindcijfer dat ik ontvang van mijn projectbegeleider. Want naast sturende rol die de begeleider binnen dit proces heeft, beoordeelt hij ook het eindproduct. En daar ontstaat geregeld een probleem. Want als ik een 8 krijg voor een project met economische achtergrond en dit niet het vakgebied mijn begeleider is, weet ik totaal niet wat de waarde van deze 8 is. De meeste studenten storen zich daar niet aan want het is een dikke voldoende. Ik ben van mening dat de beoordeling op een andere manier aangepakt moet worden. De blokschrijvers en andere deskundigen m.b.t. het betreffende project moeten een waardevolle beoordeling geven waaruit studenten lering kunnen trekken én het idee hebben de juiste kennis te hebben opgedaan. Hebben andere studenten nooit problemen met (mogelijk) onjuiste beoordelingen?
Vragen, vragen…
Vragen, vragen…
– wat wordt er met deze beoordeling uitgedrukt? wat wordt getoetst?
– waarom is de projectbegeleider degene die beoordeelt? wat is diens expertise? wie bepaalt wie de beoordelaar is?
– is het wel zo dat je ‘leert te discussiëren’ en dat je leert ‘samen te werken met verschillende mensen’? waaruit blijkt dat dan? wie beoordeelt dat, en hoe?
– waarom hebben jullie de begeleidende en de beoordelende rol niet gescheiden? een begeleider heeft belang bij een goede prestatie (‘ik heb goed begeleid’), een beoordelaar hoort dat niet te hebben;
– heb je de ‘blokschrijvers’ wel ingelicht over de leerdoelen economie die wat jou aangaat met het betreffende project behaald moeten worden?
Ik vermoed dat je gelijk hebt dat de makke van zulk projectonderwijs niet ligt aan het projectonderwijs-an-sich, maar aan de manier waarop dit binnen je school wordt toegepast.
Reactie op vragen, vragen
Tijdens mijn vorige opleiding leerde ik beter wat discussiëren was. Dat was een MBO-opleiding (waar ze ook met PGO werkten). Nu volg ik een HBO-opleiding en verwacht je meer ervan. Het is een goede vraag om je af te vragen of je wel leert discussiëren. Niet als je onvoldoende feedback krijgt van je begeleider. Daarvoor zijn er competentiekaarten. De begeleider/beoordelaar vult de kaart over discussiëren in. Als het blok om is, krijg je de ingevulde kaarten terug. Tijdens de bijeenkomsten krijg je mondelinge feedback. Ik ben van mening dat die mondelinge feedback en ingevulde competentiekaarten te weinig bijdragen aan het verbeteren van je discussievaardigheden. Er wordt tijdens de daarop volgende bijeenkomsten namelijk weinig meer mee gedaan. Dus het antwoord is ‘je kunt beter leren discussiëren’ áls er duidelijkere en specifiekere feedback gegeven wordt en die feedback meegenomen wordt naar volgende bijeenkomsten. Ook bij de beoordeling van samenwerking worden die competentiekaarten weer ingevuld. Natuurlijk door de projectbegeleider die jou niet daadwerkelijk ziet samenwerken tijdens projectbijeenkomsten. Maar ook door je medestudenten! Hebben zij dan al de kennis en expertise van iemand die al jarenlang dag in dag uit samenwerkt? Natuurlijk niet. Er zijn dus genoeg gaten binnen het projectonderwijs, maar dat ligt zeker voor een deel aan de manier waarop de school het toepast. Ik heb wel eens aan blokschrijvers gevraagd waarom zij de projecten van de groepen niet beoordelen. Simpelweg is er geen tijd (en waarschijnlijk ook geen geld) voor. Dat betekent inderdaad dat de begeleider ook de beoordelaar wordt. Dat kan naar mijn mening alleen als hij er verstand van heeft. In de praktijk is dat helaas niet altijd het geval op school. Men moet ervoor waken dat dit niet te vaak gebeurt, want dan daalt het (kennis)niveau flink, ben ik bang. Nu prijst men PGO nog van hogerhand. Over niet al te lange tijd zou dat wel eens heel anders kunnen zijn.
Algemene competenties en HBO vak competenties
Samenwerken en discussiëren oefenen mensen zo’n beetje de gehele dag vanaf de geboorte tot hun dood. Iedereen krijgt daarbij directe feedback soms van je peer (broer/zusje/klasgenoot/voetbalmaatje/…) soms van een de facto tutor (ouder, oom, opa), soms van een professionele tutor (leerkracht / voetbalcoach). Kortom: er wordt gierend mee geoefend in complexe praktijk situaties (met werkelijke assessements). Ik vraag me altijd af wat die paar honderd uur extra op het HBO daar nog aan kan toevoegen.
Bruggenbouwen, rocketscience, lesgeven, infuus aanleggen leren mensen zelden spontaan buiten een school-situatie. Laten we de beperkte en dure HBO uren ajb besteden aan de dingen die je gewoonlijk niet buiten het onderwijs leert. En laten we kaarten ajb gebruiken om te klaverjassen (te leren op school, maar tijdens de pauze, dan leer je direct ook nog samenwerken, discussieren, conflictbeheersing en eventueel gokken en vals spelen).
Oh ja.. speltheorie moet je dan wel weer in de les leren. Een beetje kaarten helpt dan verrekte weinig. Wie zet de onderwijswereld nou op zn kop?