Namens BON nam voorzitter Ad Verbrugge deel aan de deskundigenbijeenkomst over de begroting hoger onderwijs in de Eerste Kamer.
Het gesprek is hier terug te kijken.
Hieronder de gespreksnotitie van BON voor deze bijeenkomst:
Beter Onderwijs Nederland (BON) is op zichzelf geen tegenstander van bezuinigingen op het hoger onderwijs, indien het algemeen belang daarom vraagt. Zulke situaties kunnen zich voordoen. Daarbij is voor ons echter wel van groot belang dat zulke bezuinigingen op een deugdelijke wijze worden doorgevoerd, zodat de kwaliteit van het onderwijs daaronder niet te zeer te lijden heeft. Mede daarom dient naast de rechtmatigheid en de uitvoerbaarheid steeds ook de doelmatigheid van dergelijke bezuinigingen in ogenschouw te worden genomen door de wetgever/overheid. Bij een deugdelijke afweging dient steeds de kwaliteit van het onderwijsgebouw als geheel in relatie tot het algemeen belang of het gemeenschappelijk goed leidend te zijn. Voorts is het cruciaal om helder te hebben wat de systeemdynamiek is van de huidige bekostigingsstructuur en hoe de verschillende actoren – zoals de universiteiten en hogescholen – daarmee om zullen gaan.
BON heeft er sinds haar oprichting op gewezen dat de huidige Nederlandse bekostigingssystematiek van ons (hoger) onderwijs – volgens de zogenaamde lumpsum met een grote financiële en bestuurlijke zelfstandigheid van de instellingen – verscheidene perverse prikkels bevat die de kwaliteit van het onderwijs ondermijnen en de sturing door de overheid ernstig bemoeilijken.
De explosieve stijging van uitgaven aan het hoger onderwijs en dan met name het universitair onderwijs is direct het gevolg van een internationaliseringsagenda die hoofdzakelijk door financiële, maar deels ook ideologische overwegingen is ingegeven. De totale uitgaven aan onderwijs zijn vanaf 2000 tot 2023 gestegen van zo’n 20 miljard naar 55 miljard euro. Ook als percentage van het BNP is er sprake van een significante stijging. Wat de universiteiten betreft stegen de uitgaven van 3.8 miljard in 2000 naar een kleine 11 miljard in 2023, waarvan het grootste deel voor rekening komt van de overheid (ruim 8 miljard).
Het proces van verengelsing van het universitaire onderwijs – dat in Europa zijn weerga niet kent – mede heeft gezorgd voor de enorme groei van de uitgaven aan het universitair onderwijs. Er studeren momenteel 92.000 buitenlandse studenten in Nederland. Inmiddels is zo’n 40% van de instroom van eerstejaarse studenten aan de universiteit afkomstig uit het buitenland.
De wet internationalisering in balans (WIB) probeert om allerlei goede redenen een halt toe aan de doorgeslagen verengelsing van het hoger onderwijs. Mede als gevolg van het genoemde bekostigingsstelsel is het zo dat vooral kleine universiteiten zoals Maastricht en Twente dit proces hebben aangewakkerd. Zij probeerden op die manier krimp tegen te gaan – of zelfs hun marktaandeel te vergroten – ten opzichte van de grote universiteiten. Mede in reactie daarop zijn ook de grote universiteiten hun onderwijs gaan verengelsen, zodat in een rap tempo het gehele universitaire onderwijs in Nederland ten prooi valt aan dit proces. De huidige bekostigingssystematiek jaagt deze ontwikkeling aan.
Onder invloed van een lobby van de (kleine regionale) universiteiten en hogescholen met hun Engelstalige opleidingen is de op zich redelijk goede wet van minister Dijkgraaf door het amendement Bontenbal zeer problematisch geworden. Met het argument dat de instroom van internationale studenten dient te worden behouden in de regio, moet de WIB uitzonderingen maken voor die instellingen. Dat dit onderwijsaanbod alleen maar kan bestaan, omdat het internationale studenten en dus in het Engels dient te worden aangeboden is een ongeldig argument. Ook toen het onderwijs in het Nederlands werd verzorgd trokken Maastricht al vele studenten uit het buitenland.
De voorgenomen bezuiniging op internationalisering van het universitair onderwijs van 293 miljoen euro structureel – die op zich al tamelijk laag was ingeschat – daalt nu naar 168 miljoen. Het is overigens nog maar de vraag of de overige universiteiten zich zullen neerleggen bij deze ‘ongelijke’ behandeling. Het creëert een vorm van willekeur die op allerlei manieren kan worden aangevochten; en de toelichting op het amendement-Bontenbal laat die mogelijkheid ook open: men spreekt over een ‘niet limitatieve rij’ van instellingen. De vraag wordt niet gesteld wat een dergelijke verengelsing nu eigenlijk doet met de kwaliteit van onderwijs, de samenhang met het hele onderwijsgebouw als geheel, de wettelijke academische opdracht de uitdrukkingsvaardigheid van studenten in het Nederlands te verbeteren enzovoorts.
Het centrale probleem is dat door het huidige bekostigingsstelsel vooral de kleine regionale universiteiten lijken te worden getroffen, omdat die zo’n groot percentage buitenlandse studenten hebben (meer dan 70% van de studenten psychologie in Maastricht is afkomstig uit het buitenland).
De toename van de uitgaven aan het hoger onderwijs betekent bovendien niet dat er navenant meer geld naar onderwijs en onderzoek gaat. Dat geldt inmiddels zeker ook voor de universiteiten. Er is de afgelopen decennia sprake van sterk groeiende uitgaven aan communicatie, administratie, marketing, huisvesting e.d. In een artikel in Trouw (september 2024) merkt hoogleraar David Henley op dat van de middelen die de faculteit geesteswetenschappen in Leiden ontvangt nog maar 41 procent naar onderwijs en onderzoek gaat. Alleen al ten behoeve van de algemene diensten wordt 35% van de universitaire begroting centraal ingehouden.
En omdat de overheid niet wenst in te grijpen in dit stelsel en verder ook nauwelijks zicht heeft of sturing geeft aan de besteding van de middelen, leidt de voorgenomen bezuiniging tot allerlei knelpunten en onwenselijke maatregelen door universiteiten. Ook wat de uitvoering van de bezuinigingen betreft is er volgens BON veel meer sturing nodig door de overheid, zodat de wildgroei aan allerlei andere activiteiten een halt wordt toegeroepen en voorkomen wordt dat allerlei kleine opleidingen verdwijnen.
BON is dus tegen de OCW-begroting in haar huidige geamendeerde vorm, omdat ze de WIB tandeloos en onuitvoerbaar zal maken, ze de ambitie van het kabinet om de Nederlandse taal weer leidend te maken in het hoger (bachelor)onderwijs onhaalbaar maakt, omdat we bovendien vrezen voor een verdere uitholling van de WIB in de praktische uitvoering ervan, omdat het toezicht op de uitvoering van bezuinigingen ontbreekt, en omdat de kwaliteit van onderwijs en het algemeen belang niet leidend zijn binnen de instellingen zelf.
BON raadt de Eerste Kamer aan om de Tweede Kamer op te roepen een novelle aan te nemen die op zijn minst de structurele bezuiniging van 293 miljoen op internationalisering in de OCW-begroting herstelt; hierdoor wordt de kans weer groter dat de WIB er daadwerkelijk in slaagt de Nederlandse taal leidend te maken in het hoger (bachelor)onderwijs, zoals het kabinet zich heeft voorgenomen.
Laat een reactie achter
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.