Kring Voortgezet Onderwijs

Welkom bij de kring Voortgezet Onderwijs van BON, de vereniging Beter Onderwijs Nederland.
Wat kunt u hier vinden?

Op deze site zal zich een gemeenschap vormen van ouders, docenten, leerlingen, en anderen, die streven naar beter secundair onderwijs, het niet eens zijn met de manier waarop dat secundair onderwijs nu wordt gegeven en daaraan uitdrukking willen geven.

Een belangrijk doel is de gemeenschap zo talrijk en zo vastbesloten te maken dat de overheid, de politiek en alle betrokkenen bij de scholen niet meer om haar heen kunnen.

Binnen deze kring zal in de eerste plaats gediscussieerd worden over hoe veranderingen en verbeteringen tot stand kunnen worden gebracht. Die veranderingen moeten het voor ouders mogelijk maken om hun kind gesubsidieerd onderwijs te laten volgen dat in hun ogen goed is.

Want 70 % van de mensen heeft zich al tegen het nieuwe leren uitgesproken.

Bij zoveel ontevredenheid moet het ons lukken om de vrijheid van keuze voor gedegen onderwijs voor onze kinderen te heroveren. Van de Nederlanders denkt 80% dat het nieuwe leren overal ingevoerd gaat worden. Laten wij aantonen dat zij ongelijk krijgen.

Doe mee en word lid van BON!


30 Reacties

  1. Ontmonopoliseren Onderwijs
    De polypolie-oplossing.

    De rijksoverheid heeft de verantwoordelijkheid voor het secundair onderwijs grotendeels gelegd bij quango’s (quasi autonomous non gouvernmental organization) met vaak een monopolie-positie. Hun Colleges van Bestuur zijn meestal voor het nieuwe leren en verspillen veel geld dat voor lerarensalarissen had kunnen worden gebruikt aan bureaukratie. Ouders die tegen het nieuwe leren zijn en die vinden dat het geld naar de werkvloer moet gaan kunnen er baat bij hebben dat de politiek de markt voor gesubsidieerd onderwijs vrijgeeft zodat het monopolie van de grote schoolbesturen vervangen wordt door een polypolie van veelsoortige onderwijsaanbieders, zoals particuliere instellingen en scholen opgezet door ouderorganisaties.

    In het polypolie-model staat het iedereen vrij om een instelling voor door de overheid gesubsidieerd onderwijs op te richten. Het recht op subsidie wordt verkregen door
    goede resultaten van de leerlingen bij door de overheid gecontroleerde en bij voorkeur door haar vervaardigde afsluitende examens. De overheid bemoeit zich niet met de wijze waarop het onderwijs gegeven wordt en de inhoud van het onderwijs is een afgeleide van de eisen van het eindexamen. (Het eindexamen is het afsluitend examen dat toegang geeft tot bepaald vervolgonderwijs of als beroepskwalificatie geldt).

    Het eindexamen mag ook opgedeeld worden in afsluitende DEELexamens . Hierdoor wordt niet alleen de examendruk verminderd maar heeft de overheid ook de mogelijkheid belangrijke leerstofgebieden die vanuit de opbouw van de leerstof vroeg worden afgesloten mee te laten tellen bij het vaststellen van het examenresultaat. De vrijheid van didaktiek en tot op zekere hoogte van leerstofkeuze van de onderwijsinstellingen mag daardoor niet worden aangetast.

    De mogelijkheid van door de overheid gecontroleerde en door de school en de overheid in onderling overleg samengestelde TUSSENexamens dient om te voorkomen dat een school in verband met de resultaat-financiering onredelijk streng wordt in haar toelatingsbeleid of overgaat op examendrill.

    De opgaven voor het eindexamen moeten zo veel mogelijk centraal door de overheid vastgesteld worden en bij gelijk civiel effect over het hele land gelijk zijn.

    Seger Weehuizen

    VOETNOTEN:
    Bij DEELEXAMENS kan men denken aan onderdelen uit de natuurkunde of wiskunde, bij voorbeeld statistiek
    TUSSENEXAMENS zijn bij voorbeel zinvol als een VWO-school bij voorbeeld zou besluiten in een bepaald jaar veel aan logica of taalkunde te doen. Als dat goed past in VWO en/of bijdraagt aan het begrip van leervakken die bij het eindexamen worden geëxamineerd moeten goede resultaten van tussenexamens daarin voortzetting van de rijkssubsidie kunnen waarborgen. Dit hoewel logica en taalkunde geen eindexamenvakken zijn.

    • Aan wie behoort het onderwijs toe ?
      Aan wie hoort het onderwijs toe ?
      Met het verdwijnen van de basisvorming en veranderingen in de tweede fase is het voortgezet onderwijs nog lang niet gezond geworden. De regering heeft besloten om zich steeds minder met het onderwijs te bemoeien en de verantwoordelijkheid voor de scholen verregaand over te dragen aan de schoolbesturen. Deze zijn echter meestal bemand en bevrouwd door managers die er zich voor ingezet hebben de besluiten van “Den Haag” zo goed mogelijk uit te voeren. Begrijpelijkerwijze voelen genoemde managers weinig voor een koersverandering waarmee ze zouden erkennen tot nog toe in een foute richting gevaren te zijn. Nu de politiek die de burger zou moeten beschermen geschrokken van haar eigen falen op de vlucht is geslagen moeten de burgers zelf voor de rechten van hun kinderen op goed onderwijs opkomen.
      De vraag aan de dit lezende ouders is of zij zich daartoe willen organiseren en of zij het eens kunnen worden over een programma (doelstellingen, strategie en tactiek) en een organisatie-vorm. Dit natuurlijk binnen de doelstellingen en organisatiestructuur van BON.

      Een voor de hand liggende hervorming voor het secundair onderwijs zou zijn: Geef de scholen in handen van de ouders. Er zijn immers maar twee relevante partijen: De regering die er voor moet zorgen dat het belastinggeld goed gebruikt wordt en de ouders die willen dat hun kinderen goed onderwijs krijgen. Waarom zouden een aantal mensen die toevallig ergens rector waren in de tijd dat er grote onderwijsorganisaties ontstonden en hun kans gegrepen hebben om ergens bij een grote organisatie in een college van bestuur te komen het recht moeten krijgen om te bepalen hoe uw kind onderwezen moet worden? Adviseur van door ouders bestuurde scholen is mooi genoeg.

      Zo’n omschakeling in denken en organisatie is zo immens dat zij niet binnen een aanvaardbare termijn te verwezenlijken valt.

      Op korte termijn is waarschijnlijk meer te bereiken met vrije vestiging op een vrije onderwijsmarkt voor gesubsidieerd onderwijs waarbij het recht op subsidie ontleend wordt aan de hand van extern gecontroleerde resultaten en de didactiek geheel de zaak van een onderwijsinstelling wordt. Het is niet duidelijk waarom de politiek alleen bij het secundair onderwijs niets van concurrentie en marktwerking wil weten.

      Seger Weehuizen

      • NIET-GOED-WIJS-SCHOLENMijn
        NIET-GOED-WIJS-SCHOLEN

        Mijn drive om me in het onderwijs te verdiepen was mijn verbazing dat ik mijn kinderen niet meer een soort onderwijs kon laten volgen dat ik goed vond. Bezorgdheid voor de samenleving kwam later. En daarmee het dilemma. Wil ik voor alle leerlingen goed onderwijs zoals de meeste leden en de initiatiefnemers van BON dat zien? Of moeten ouders en leerlingen zo veel mogelijk kunnen kiezen en wil ik alleen maar faciliteiten voor ons andersdenkenden? Willen wij bij voorbeeld de Iederwijsscholen verbieden als niet goed-wijs-scholen of mogen ze blijven bestaan omdat wij niet net als de onderwijsvernieuwers onze ideeën willen opleggen?

        • Iederwijs
          Wanneer wat voor onderwijs dan ook aantoont van hoge kwaliteit te zijn en onze kinderen en jongeren goed voorbereidt op de toekomst dan is er niets mis met andersdenkenden. Als bijvoorbeeld de Iederwijsscholen uiteindelijk met klinkende resultaten komen zowel absoluut als relatief dan zie ik niet in waarom die scholen verboden zouden moeten worden. We willen toch als docent onze eigen didactiek volgen? Wanneer zowel ouders, kinderen als docenten akkoord gaan en men voldoet aan de eisen, waarom dan niet. Helaas is het laatste nog niet echt gebleken.

          • INTERMEZZO:Commentaar op
            INTERMEZZO:

            Commentaar op het moderne onderwijs zoals dat door mij gezien wordt als ouder, toegespitst op de Venlose situatie is te vinden op mijn side site home.tiscali.nl/vwoogv/ .

          • Het is duidelijk dat
            Het is duidelijk dat kinderen en jongeren goed voorbereiden op (hun functioneren in) de toekomst een NOODZAKELIJKE voorwaarde is om van onderwijs van hoge kwaliteit te mogen spreken. Maar goed functioneren, wat is dat eigenlijk? Gelukkig zijn? Niet méér van de maatschappij profiteren dan je er aan bijdraagt? Bij de verkiezingen op verantwoorde wijze stemmen? Over goed voorbereiden op de toekomst kan men al van mening verschillen wat het doel betreft. Maar ook wat betreft de middelen. Het is duidelijk dat volgens “Iederwijs” het doel van het onderwijs niet als een klamme deken van verplichtingen over de leerlingen gelegd mag worden. Onderwijs zou een leuke ontdekkingsreis in het klein moeten worden. Maar wat als de leerlingen alleen maar over de hun bekende wegen gaan? En is het wel zo’n goede voorbereiding op de toekomst als je alsmaar je zin mag doen ? Consensus over de middelen is ook niet gemakkelijk.
            Maar is het goed voorbereiden op de toekomst wel VOLDOENDE voorwaarde om van goed onderwijs te mogen spreken? Moet onderwijs misschien ook leuk genoeg zijn? (In Venlo wierf een school onder het motto “Waar leren nog leuk is” en begreep niet waarom succes uitbleef) Of de jeugd van de straat houden? Of een goede price-performance verhouding hebben?
            Bij zoveel vraagtekens bij doel en middelen is de status quo via consensus moeilijk te veranderen. Wij moeten daarom niet zozeer proberen om anderen van ons gelijk te overtuigen als wel vechten om het recht op goed onderwijs naar ons inzicht te bereiken en hopen dat goed voorbeeld goed doet volgen. Groepen die dat m.m. ook willen maar andere doelen met andere middelen voor hun kinderen nastreven worden dan onze natuurlijke bondgenoten, hoe zeer hun doel en middelen ook van de onze verschillen.

          • synopsis 04-10 t/m 06-10
            Synopsis
            In het begin liep deze discussieladder nog niet zo goed. Tot mijn aangename verassing merkte ik vandaag dat de ladder een stuk langer geworden was.

            Het voorstel van Hans van Kruijsdijk om van OSO een kring voor ouders EN leraren te maken zal serieus overdacht worden. Ook de mening van diegenen die aan OSO willen meedoen of zich met het secundair onderwijs bezig houden zal daarbij zwaar wegen.
            Dat ik voor de eerste O gekozen heb komt in de eerste plaats omdat ik als ouder mijn kinderen geen secundair onderwijs kon laten volgen overeenkomstig mijn wensen en de scholen doof waren voor mijn bezwaren. Daarnaast overweeg ik om oproepen te plaatsen aan kringleden van OSO en leden van Medezeggenschapsraden om zich in te zetten voor parlementarisering van de oudergeledingen van de medezeggenschapsraden. Ouders moeten op grond van kieslijsten kunnen kiezen voor een programma. De ouders kunnen dan een democratisch recht op zeggenschap claimen en staan dan moreel (naar democratische mores) sterker tegenover de schoolbesturen. Ook mogen de belangentegenstellingen in een kring niet te groot zijn maar dan zal m.i. in deze kring niet gebeuren.
            Wat de inzendingen van 14, 15 en 16 april betreft wil ik graag opmerken dat opvoeden in Nederland altijd als een recht van de ouders gezien werd. De invoering van de basisvorming waarbij kinderen bewust in de eerste drie jaren na de basisschool een intellectuele ambiance werd onthouden was daar een regelrechte aanval op. Kinderen werden misbruikt om een maatschappijhervorming door te voeren. Zowel de kinderen die heel goed konden nadenken als diegenen die moeite met nadenken hadden. Als je er voor pleit dat slimme leerlingen structureel laagvliegers moeten helpen rekruteer je ze voor onbetaalde kinderarbeid en onthoud je laagvliegers geschoolde hulp.
            Een Rij-examen wordt niet afgenomen omdat iedereen het recht zou moeten hebben om auto te rijden maar om medemensen te beschermen. Dat ligt dus principieel anders.

            Seger Weehuizen

          • Zeggenschap over de school of over je kinderen?
            Seger schrijft:” Het voorstel van Hans van Kruijsdijk om van OSO een kring voor ouders EN leraren te maken zal serieus overdacht worden.”
            Even een huishoudelijke vraag: Wat is uw functie? Bent u webmaster, kringbeheerder, of gewoon heel erg enthousiast? Het zou wel prettig zijn om uw rol, als die meer is dan een ‘gewone’ reflectant, kenbaar te maken bij al uw uitingen op deze site. Dan weten we waar we mee te maken hebben.
            Dan over uw eigen ervaring met school (geen secondair onderwijs voor uw kinderen) de oorzaak daarvan naar uw idee (baisvorming schakelt ouderlijk gezag uit) en de democratiseringsremedie (parlementair proces MR).
            Sorry, maar het sluit niet. Historisch is er via onderwijs al veel meer en langer geknibbeld aan dat ouderlijk gezag. Om er wat te noemen: Leerplicht, schoolplicht, formele afschaffing niveaukeuze door ouders en leerlingen (ver voor de basisvorming).
            Ik weet niet welke u erg of het ergst vindt, kern is dat de autonomie van de opvoeding zich niet laat verenigen met het na handopsteking verkregen oordeel van een al dan niet democratisch gekozen MR. Zodra de MR bevoegd wordt over onderwijskeuzes van individuele leerlingen, is op dat terrein de autonomie van de opvoeding zoek.
            Uw oplossing lost uw probleem dus niet op.
            Wat is uw probleem eigenlijk precies? Gaat het u werkelijk om uw autonomie als opvoeder, of heeft u als zovelen last van de paradox dat u aan een kant verplicht bent om uw kind naar school te sturen, maar tegelijkertijd nergens terecht kunt als geen school uw kinderen wil hebben?
            Wilt u meer te zeggen hebben (beslisbevoegd) in de school, of wilt u beter beschermd worden tegen beslissingen binnen de school die in strijd zijn met het individuele onderwijsbelang van kinderen?
            Ik opteer voor dat laatste. Daar heb ik geen parlementaire MR voor nodig. Wel rechtsbescherming.
            Zie ook www.voo.nl/inzicht/nr6/2005/voo_inzicht_artikel6_11.html

          • DOEL en MIDDELLEN
            Geachte Miiriam,
            Ik ben kringleider van OSO omdat ik mij aangemeld heb en zelf ook bezig was met het oprichten van een weerstandsgroep. Als dissidente ouder heb ik in Venlo veel van me laten horen (zie home.tiscali.nl/vwoogv/ ), zodat een OSO-groep echt iets voor mij was. Hoewel er grote verschillen zouden kunnen zijn tussen onderwijs dat goed is voor een gymnasiast en dat voor de gemakkelijker vormen van het VMBO-onderwijs leek het mij beter om niet twee verschillende ouderkringen kringen te maken. De macht over het onderwijs aan onze kinderen is door de op de vlucht geslagen politici in handen gegeven van volkomen ondemokratisch georganiseerde schoolbesturen die meestal over brede scholengemeenschappen de skepter voeren. Geef deze geen kans op een verdeel en heers politiek. Bij de docenten heb ik er weinig van kunnen merken dat ze het met mij eens waren dus ik heb het gevoel gekregen dat (op zijn gunstigst) ze zich nauwelijks durfden te verzetten. Misschien had dat meer met hun uitputting te maken maar het leidde wel tot twijfwel bij mij of het verstandig was met docenten en ouders in één kring te zitten. Vandaar OSO.
            Of mijn status als kringleider gehandhaafd moet worden lijkt me iets waarover het bestuur van BON en de leden van de OSO- of OLSO-kring (L voor leraren) moeten beslissen. Ik hoop van beide het vertrouwen te krijgen/houden.
            De macht van ouders over hun kinderen is altijd zeer groot geweest en maar mondjesmaat door de regering afgenomen. En dan alleen op het gebied van onderwijs. De school kan dan wel een kind voor het Gymnasium weigeren omdat zijn CITO-score te laag is maar omgekeerd kan een ouder zijn kind met een VWO-advies naar het VMBO of een iederwijsschool sturen.
            U legt uw hand op een zere plek. Democratie moet iets anders zijn als de dictatuur van van de meerderheid. Haar doel moet zijn de burgers zo veel mogelijk keuze-vrijheid geven. Mijn hoop is dat de ouders in een demokratisch gekozen MR-geleding vanuit hun afkeer van de managerscultuur voor ouders zo veel mogelijk keuzemogelijkheden willen scheppen waaronder die welke in BON leeft. Onvrede over het onderwijs leeft niet alleen bij VWO-ouders. De gemeente Helden-Panningen wil voor VMBO-leerlingen onderwijs zoals dat in het Belgische Maaseik wordt gegeven. Daar rijdt elke ochtend een complete bus met Nederlandse schoolkinderen naartoe.
            Mijn doel is natuurlijk goed onderwijs voor alle leerlingen en wat ik met de MR’s wil doen is slechts een middel dat ik best wil inruilen voor een beter middel. Wat rechtsbescherming betreft: Het recht zou natuurlijk fantastisch zijn als je de scholen aansprakelijk zou kunnen stellen voor slecht onderwijs aan je kind. (parlementariërs kun je helaas niet aansprakelijk stellen)
            Seger Weehuizen

          • Wat je niet mag leren
            Minister van der Hoeven heeft vegelijkbare plannen met de MR. De redenatie is dat omdat ouders hun kinderen naar school moeten sturen en omdat scholen een grote mate van vrijheid van inrichting hebben, dat ouders dan wel wat te zeggen moeten hebben binnen de school.
            Een leuk recent voorbeeld hiervan is de wijziging van de schooltijdenwet voor het basisonderwijs. De doe’s en don’ts zijn wat aangepast en bovendien mag een besluit pas worden ingevoerd als alle ouders zijn geraadpleegd (dus niet alleen de MR stemming).
            De nieuwe wet laat een prachtig lesrooster toe dat elke manager zal doen likkenbaarden. Een zesdaagse schoolweek van iets minder dan 4 uur per dag in twee shifts. Van 8:00 tot 12:00 en van 13:00 tot 17:00. Kun je twee keer zoveel kinderen kwijt in één gebouw en ben je als school bovendien meteen verlost van de tussenschoolse opvang. Daar ligt een enorm schoolbelang dat zich bovendien kan vertalen naar meer geld voor het onderwijs in de klas (mooie belofte!).
            We raadplegen de ouders. De wet schrijft geen stemming voor of besluit bij meerderheid van stemming, maar dat mag wel en deze school doet dat. 60% is voor, 40% is tegen. Besluit wordt aangenomen.
            Je kunt voor deze kwestie alles invullen. Toelatingsbeleid, vakinhoud, wel of geen rekenmachine, richting van de school, kwalificatie leerkrachten, verhouding contacturen versus zelfwerkuren, kosten schoolboeken. Verzin het maar. Het is bovendien van toepassing op alle scholen: bo, vo, mbo, hbo, uni.
            Wat heb je als ouder, leerling of leerkracht!! aan die raadpleging als je het niet eens bent met het besluit? Als het besluit genomen is voordat je aan de school verbonden was? Als jij mag stemmen over een besluit dat over twee jaar (als jouw kinderen al niet meer op school zitten of je er niet meer werkt) ingevoerd zal worden?
            Maar bovendien: als wat er besloten wordt voor de meerderheid naar tevredenheid werkt, maar voor jouw kind (of jouw manier van werken, leerkracht) niet?
            Dat laatste is vooral pijnlijk als je meer wilt leren dan er in de onderwijsstructuur gegund wordt. Dan blijkt nog eens extra dat al die besluiten (al dan niet democratisch genomen) niet over onderwijs gaan, over wat je kunt leren, maar over organisatie en financiering. Bovendien blijkt dat de inperking van de autonomie van de ouders, maar vooral van het recht op onderwijs van leerlingen, zo ver gaat dat van bovenaf bepaald wordt wat kinderen _niet_ mogen leren.
            * Uw kind mag niet naar het vwo met een te lage cito
            * Uw kind mag niet eens een cito doen als de school vindt dat je aangwezen bent op LWOO/Pro.
            * Uw kindje mag nog niet lezen. Daar is het niet aan toe.
            * Uw kind mag de talen niet op vwo niveau doen, want het rekenen blijft op vmbo steken.
            * Uw kind mag niet sneller door de stof heen, daar raakt het sociaal emotioneel van in de war.
            * Uw kind mag de school (en alle scholen van hetzelfde bestuur of samenwerkingsverband) niet meer in. Onderwijs krijgt het ook niet meer want dat wordt alleen op school gegeven.
            * Uw kind is aangewezen op speciaal onderwijs. Helaas voorziet dat meestal in niets anders dan vmbo.
            * Uw kind mag geen feiten leren. Inzicht is veel belangrijker.
            * Uw kind mag niet alleen werken. Samenwerken is het mantra.
            * Uw kind mag geen staartdeling leren. Dat…. ???
            * U mag voor uw kind geen alternatief onderwijs zoeken dat wel aan uw wensen voldoet. Er is schoolplicht. Dat is de enige heldere eis die er aan onderwijs gesteld is en u, ouder en kind, wordt vervolgd als u zich er niet aan houdt. Voor het overige bent u geheel afhankelijk van wat u binnen dat onderwijs gegund wordt en de besluiten die er al dan niet democratisch genomen worden. Er is niemand die de school aan heldere eisen houdt, dus het kan vriezen of dooien. Veel succes!
            Overigens zal de positie van ouders bij de schoolkeuze in de toekomst alleen maar verder verzwakken.
            Lees: www.onderwijsachterstanden.nl/php/download.php/zitnie0151.pdf
            Op een school aanmelden kun je vanaf 2010 vergelijken met het ingaan van een asielprocedure. Je zult het resultaat van alle processen buiten jou om voor lief moeten nemen en dankbaar moeten zijn voor de school en het niveau, de inhoud en de vorm die voor jouw kind wordt aangewezen.
            Put geen hoop uit de genoemde geschillencommissie, want de keus is sowieso beperkt tot het door de scholen verzonnen aanbod. Kiezen voor wat jou het beste lijkt, kan niet als dat aanbod er niet is.
            Ik geloof niet dat een parlementaire MR er iets aan zal kunnen veranderen.
            Wel geloof ik dat dit allemaal in strijd is met de fundamentele burgerrechten: Bijvoorbeeld die van vrije opvoedkeuze, scholingskeuze en het recht op onderwijs.
            Maar ja, die laatste twee zijn dan ook niet in Nederlandse wetgeving gewaarborgd. Je moet naar Europa om je recht te halen.

          • (R)OSP
            Geachte Miiriam,
            Bij een OSP (OuderSchoolParlement) denk ik vooral aan keuze-rechten op het gebied van leerstof en leermethode. Die keuzes kunnen binnen één school per niveau en per vak verschillend zijn. (Anderzijds wil ik niet graag de autonomie van de leraar aantasten). Een stelletje ongeorganiseerde ouders een uitspraak ergens over laten doen is manipulatie. Verantwoorde besluitvorming vereist discussie en het uitdragen van ideeën. Ouders met verstand van zaken moeten zich kunnen uitspreken en garanties van de managers eisen dat beloofde voordelen van een verandering echt zullen komen.
            Sommige zaken zoals bij voorbeeld schooltijden moeten misschien binnen een school uniform geregeld worden. Om de keuzemogelijkheden voor ouders te vergroten zouden de OSP’s van één regio met elkaar moeten overleggen met als doel differentiatie tussen de scholen te eisen, vooral op het gebied van zaken als werken in groepjes, frontaal onderwijs, zelfstandig werken, diepgang, vakkenintegratie en extra vakken. Vanwege de grote weerstand die “het nieuwe leren” bij velen oproept zou er altijd één school moeten zijn waar degelijk ouderwets gedisciplineerd wordt lesgegeven. Ouders die wel in didaktisch hocus pocus geloven kunnen dan bij de overige scholen terecht.
            Het is niet goed voor een kind wanneer het op een schooltype komt dat het echt niet aankan. Uit eigen ervaring heb ik maar weinig vertrouwen in de scholen over hun vermogen om vast te stellen wat een kind wel of niet kan. Een school zal altijd wegen moeten openhouden om miskend talent een weg naar boven te bieden maar zij mag nooit meer zoals tijdens de basisvorming proberen getalenteerde kinderen dom en onwetend te houden. XXXX Het valt me inderdaad op dat ze op basisscholen weigeren om veeleisend te zijn voor getalenteerde kinderen.
            XXXX Feiten leren wordt meestal tegenover het verwerven van vaardigheden gesteld. Feiten moeten zo veel mogelijk in samenhang geleerd worden. Het verwerven van kennis en inzicht moet samengaan
            Ik wil de OSP’s en hun ROSP’s (regionaal samenwerkingsverband van de OSP’s) een kans geven.

            Overigens heeft het bestuur van BON zich nog niet over mijn ideeën uitgesproken.

            Seger Weehuizen

          • Ik doe niet mee
            Het OSP kan me niet bekoren. Het is meer van hetzelfde en erg terug naar af. Onderwijs als een verenigingsgebeuren waarbinnen de aangesloten amateurs met elkaar gewichtig doenend in vergaderingen de doelen stellen. Uiteindelijk zijn het natuurlijk altijd maar een paar die harts die het volhouden en zo hun oordeel over iedereen geven.
            Sorry, maar mij trekt het niet.
            Keuzevrijheid binnen de school (elke ouder mag zelf kiezen welke lessen of welke manier van lesgeven er gegeven wordt) lijkt me helemaal een farce. Bedrijfsmatig onuitvoerbaar nog los van het feit dat ik de voordelen niet zie.
            Nee, eigenlijk hoop ik dat BON komt tot een soort van beroepscode van leerkrachten die het met elkaar eens zijn en verklaren waarvoor zij zich wel en niet laten lenen. Wat hun minimumeisen zijn. Ik leg me graag neer bij professionele protocollen. Dat doe ik bij de dokter ook.
            Mits het natuurlijk, net als bij de dokter, breed en vakinhoudelijk gedragen wordt en het dus over onderwijs gaat.

          • prima idee
            Voortreffelijk idee, die beroepscode. Moeten we gisteren aan beginnen.
            Dit idee wordt zeker meegenomen. Overigens, ik denk niet dat in de discussies bedoeld wordt dat ouders de inhoud van onderwijs bepalen. Dan streef je je doel – het professionaliseren van docenten – immers voorbij. Dat kan natuurlijk niet. Maar ouders mogen toch een bepaalde inspanning van de school verwachten en ook aangeven wat ze daarmee bedoelen?

          • onderschatting ouders
            Eén van mijn dochters heeft een extra vak voor het eindexamen laten vallen omdat het verplicht was om voor dat vak in groepjes te werken. Ze vond dat veel te inefficient. Niet alle docenten werkten met groepjes dus hier was geen sprake van dwang van bovenaf. Ik heb geen vertrouwen in elke docent. Ooit berichtte een directeur mij namens de leraren van de sectie wiskunde dat het geven van de wiskunde volgens de basisvorming hen was opgedragen door de minister en DAT ZIJ ZICH DAAR LIEVER NIET TEGEN AFZETTEN. Bij het werken in groepjes (ILS) werd naderhand aan de leerlingen gevraagd wat zij er van vonden. Maar deze “professionals” hadden geen zin om er een controlegroep op na te houden om te kijken of de leerlingen echt veel opgestoken hadden van het samenwerken. Het woord professionaliteit waar de Venlose scholen graag mee smijten is in mijn oren verdacht. Laten we voortaan liever van vakmanschap spreken. (sorry voor de vrouwen) Maar dat neemt niet weg dat de docenten in de klas het dirigeerstokje en hun beroepstrots moeten terugkrijgen. Maar ouders zouden niks mogen zeggen over de inhoud van het onderwijs? Ik wil b.v. graag (wiskundige) bewijzen, redeneerkunst en logica in de onderwbouw VWO en de beslissingen daarover laat ik liever niet aan de leraren van de school over. Er zit soms dus een spanninsveld tussen het vrije vakmanschap van de leraar en de kwaliteitsvoorstellingen van de ouders.
            Seger Weehuizen

          • Ius decernendi
            Overigens deel ik de vrees van Miiriam: “van bovenaf bepaald wordt wat kinderen _niet_ mogen leren”. Geschrokken van de niveauverlaging van het Lager Onderwijs wilde ik mijn kinderen –als ze slim genoeg zijn- graag een klas laten overslaan. Voor mijn jongste kind was dat alleen mogelijk door hem van school te laten veranderen. Ik maak me ook zorgen over een mogelijk geclausuleerd bevorderen naar de bovenbouw VWO. De docenten die advies MOETEN geven worden dan duidelijk overvraagd.
            Seger Weehuizen

          • Een valkuil van verwachtingen
            Presley:”Maar ouders mogen toch een bepaalde inspanning van de school verwachten en ook aangeven wat ze daarmee bedoelen?”
            Het is nogal een verschil of je die verwachtingen laat komen uit wat ouders zoal over onderwijs denken (ervaring, achtergrond, kennis die ze vergaard hebben en onderschat die niet), of wat leerkrachten er als beroepsgroep van vinden (die beroepscode, de gronden waarop tot een bepaalde aanpak of ‘recept’ wordt overgegaan).
            Een van de grootste problemen voor ouders is dat het onderwijs heel anders is dan het in hun tijd was. Die staartdeling is daar een mooi voorbeeld van (en volgens mij komt ie daarom ook steeds terug in de discussie).
            Wat is in vredesnaam het gevaar van de staartdeling als hele generaties daarmee groot geworden zijn? Nog belangrijker: Als onze leerkrachten (die van de ouders) het destijds helemaal mis hadden, wie zegt dan dat de leerkrachten van vandaag het bij het rechte eind hebben?
            Wat is onderwijs eigenlijk? Waar is het op gebaseerd? Betekent het ‘iets’ of rust het op het enkele concept dat je moet doen wat de leerkracht zegt en kan dat dus per generatie, decennium of zelfs leerkracht hemelsbreed verschillen, zonder dat in onderwijsliteratuur (dus niet in politieke processen zoals Leo Prick heeft laten zien) terug te vinden is waarom dat zo verschilt?
            Overigens erger ik me blauw aan de verwachtingen die scholen wekken in glossy folders en ander reclame materiaal. Ook deskundigen van projectgroepen als APS etc. bezondigen zich hier veelvuldig aan. Bijvoorbeeld de mantra:”De ouders en de school hebben eigenlijk hetzelfde belang”.
            Dat is natuurlijk complete flauwekul. Maar ik vind het niet zo gek dat sommige ouders denken dat de school hun kind het beste onderwijs voor hun kind zal bieden. Daar krijg je eindeloze bespiegelingen over maatwerk van, alsof schoolonderwijs niet verschilt van privé onderwijs.
            Ja, ouders mogen best wat verwachten van een school. Het wordt zo langzamerhand eens tijd om in alle redelijkheid en met alle beperkingen die schoolonderwijs heeft, te beschrijven _wat_ ze mogen verwachten.
            Vergeet de bijsluiter niet. Leg uit waarom een staartdeling minder goed is dan wat leerlingen nu leren (hoe heet dat eigenlijk?). Vergeet ook de contra-indicaties niet. Voor sommige leerlingen is een staartdeling vast beter.

          • invloed ouders
            niet elke ouder zal zich geroepen voelen mee te beslissen over de inhoud.
            Maar bedenk wel, dat menig ouder wel wat meer van de (wetenschappelijke en technische) wereld heeft gezien dat de doorsnee lesboer, die vanuit zijn opleiding direct voor de klas is gaan staan.
            De expertise van veel van deze lieden zit meer in het heelhouden van de luxaflex dan in de beheersing en toepassingen van de leerstof.
            Scholen moeten deuren en ramen opengooien.
            Zelf stel ik mij een school voor waar 4 dagen per week reguliere lessen worden gegeven. De vijfde dag is gereserveerd voor bijles aan zwakke leerlingen en verrijkingsstof voor de snelle.
            Ook kunnen snelle lln. bv stage lopen bij een bedrijf of in een theaterproductie meedoen.
            Regelmatig worden lezingen gegeven door mensen uit het bedrijfsleven.
            Discussies vinden plaats over maatschappelijk ontwikkelingen kortom: er heerst een intellectueel klimaat.

          • lesboer
            ho, ho, David,
            nou beweer je in je betrokkenheid teveel, en loopt er een en ander door elkaar.Allereerst moet ik bekennen, dat ik als lesboer stiekem deze groep ook lees.Ouder ben ik ook, maar mijn jongste zit al weer bijna 2 jaar op de universiteit.
            Dan nu mijn correctie op jouw toch wel enigszins ongenuanceerde verhaal.
            Met luxaflex houd ik me, net als mijn collega`s niet bezig, daarvoor is de technische dienst, en anders is er ook nog wel een bereidwillige handige leerling. Maar erger steekt mij de opmerking, dat een doorsneelesboer amper weet, wat er maatschappelijk gebeurt.Dat kun je niet waarmaken. Juist omdat ik bijvoorbeeld weet, wat er in de praktijk van alledag en van de vervolgopleiding nuttig is aan wiskunde, verzet ik mij tegen het huidige gebruik van de grafische rekenmachine. Juist omdat je zinnig wilt lesgeven, orienteer je je op wat er buiten en na de school gebeurt. Er bestaan bijvoorbeeld uitstekende voorlichtingsdagen voor docenten, georganiseerd door de universiteieten, en prachtige bijscholingen. Bovendien lezen de meeste docenten ook hun vakbladen.Ik neem dus aan, dat jouw opmerking niet op de eerstegraadsleraren slaat.
            Wel heb ik mijn twijfels bij het huidige niveau van de tweedegraadsopleidingen en de daaraan afgestudeerden. Deze mensen leren (bijna) geen vak, maar ze leren “het leerproces begeleiden”.
            Maar men heeft op die opleidingen nog niet ontdekt, dat zonder vakkennis dit helemaal niet lukt. Overigens voert de Pabo ditzelfde beleid.
            En dan die opmerking over intellectueel klimaat: secundair onderwijs omvat meer dan VWO. Ook VMBO valt daaronder. Maar met deze aanvulling wil ik niet zeggen,dat voor docenten aan deze opleidingen vakkennis minder belangrijk is. Integendeel. Juist voor de leerlingen van deze opleidingen is het belangrijk dat ze geen onzin leren, want daar hebben ze in de maatschappij niets aan.

          • Ongelijke monniken, ongelijke kappen
            Meer van hetzelfde was natuurlijk niet mijn bedoeling. Het gaat er mij om door een DEMOKRATISCHE legitimatie de positie van de ouders te versterken. Zoals aan het begin van de Franse revolutie omstreeks de tijd van de Eed op de Kaarsbaan de derde stand vaststelde dat alleen zij recht van spreken had (omdat zij de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigde). In de schoolbesturen zitten vaak oud-rectoren die van de schaalvergroting hebben geprofiteerd door een mooi plaatsje in een College van Bestuur van te bemachtigen en daarvoor bereid waren hun mond te houden over de ramp van de basisvorming. Wat een vreemd recht op baasje spelen! Of het mogelijk is om bij ouders revolutionair élan te laten ontbranden weet ik niet. In een stadje als Venlo met geen universiteit en weinig hoogopgeleide mensen lijkt het hopeloos maar ik hoop dat Venlo een uithoek van het land is.
            Dat niet op één enkele school elke ouder kan bepalen hoe zijn kind les moet krijgen heb ik niet willen beweren. Mogelijk was ik onduidelijk maar ik denk ook dat u mijn verhaal niet zorgvuldig gelezen heeft. Ik zal een voorbeeld geven van wat ik wel bedoelde: Voor VMBO zou integratie van vakken best goed kunnen werken. Als de leerlingen directe toepasbaarheid en aansluiting met hun eigen leefwereld zien verhoogt dat misschien hun motivatie. Didaktische vaardigheden zijn daar voor leraren misschien belangrijker dan vakkennis. Voor Gymnasiasten vertroebelt integratie van vakken het zicht op het eigene van de vakken en het kan de diepgang beletten, zeker wanneer er ook nog projectmatig gewerkt zou worden. Gymnasiasten moeten slim genoeg zijn om te zien hoe en waar ze leervakken kunnen integreren. (Ook de Commissie Basisvorming van de Zelfstandige Gymnasia schijnt er zo over te denken). Zo zou de niveau-hoogte van het onderwijstype binnen een school tot verschillende didaktische uitgangspunten kunnen leiden.
            Bijna alle leerlingen zitten op grote brede scholengemeenschappen. Als er meer van zulke scholen in eenzelfde regio zijn zouden de gezamenlijke oudergeledingen van de MR’s van deze scholen zich er voor kunnen inzetten dat op één school “ouderwets” onderwijs gegeven wordt. Ouders kunnen dan kiezen.
            Over uw verhaal over beroepscode moet ik nog nadenken.
            Seger Weehuizen

          • Geen democratisch proces
            Seger: kern van mijn betoog is dat zaken als opvoeding en schoolkeus (ouders), maar ook lesgeven (leerkracht) en een bedrijf runnen (school), geen democratische processen zijn.
            Je kunt je laten adviseren door elkaar, maar de keuzes blijven van jou. Ouders en leerlingen hebben daarvoor individuele redenen (waarbij in principe alles mag), leerkrachten hebben vakinhoudelijke argumenten (liefst door een beroepscode gekaderd) en scholen economische en bedrijfsmatige (die verschillen niet van de autorijschool).
            Het zijn gescheiden belangen. Daarom is het van belang dat je de tot elkaar veroordeelde partijen tegen elkaar beschermt. Dat is bovendien de essentie van onze staatsinrichting. Wij hebben niet zomaar een democratie (meeste stemmen), maar een democratische rechtsstaat waarbinnen de gescheiden belangen tegen elkaar beschermd zijn zodat minderheidsbelangen niet gemangeld worden.
            Het ontbreken van die bescherming in het onderwijs is precies het leed dat ouders, leerlingen en leerkrachten met elkaar delen. Iedereen kan met het onderwijs aan de hol en _over_ ons beslissen wat we moeten leren en hoe dat leren in lessen gegeven moet worden.
            Managers (economische belangen) maken daar gretig gebruik van. Methodemakers maken methodes die managers aanspreken (de leerlingen zonder leerkracht aan het werk houden). Wat methodemakers maken is meer bepalend voor de inhoud van het onderwijs dan wat leerkrachten er professioneel van vinden (geen beroepscode = geen bezwaar).
            Zie de plannen voor 2010 en onderwijs gaat als twee druppels water op gezondheidszorg lijken waar niet het professionele oordeel van de arts maar dat van de indicatiecommissie, de verzekeraars en de vindingrijkheid van de farma industrie meer en meer bepaalt welke behandeling gegund wordt.
            Gelukkig zijn patienten expliciet beschermd via de WGBO én de beroepscode en arbitrage van artsen, die ook de artsen beschermt. Artsen hoeven niet te doen wat ze tegen de professionele borst stuit. Patienten mogen het advies van de dokter in de wind slaan en hun eigen keuzes maken.
            Dat is de laatste strohalm. Eentje die in het onderwijs helemaal ontbreekt.
            Om met Schopenhauer te spreken: ‘Het ergste moet nog komen’

          • vrijheid van onderwijs
            deze draad lezende roep ik: “legaliseer thuisonderwijs”.
            Dat dit soort initiatieven stevast de landelijke pers halen is illustratief: het (staats) onderwijs is een religie en thuisonderwijzers dus ketters.
            Thuisonderwijzers zouden een bijdrage per ll. moeten ontvangen.
            Ook kan ik mij dit voorstellen: een priveschool wordt 75% door de staat bekostigd en voor de ingeleverde 25% verwerft men het recht te selecteren.
            Zodoende komt meer geld vrij voor lln. in het staatsonderwijs, dus daar zou men geen enkele moeite meer hebben de eigen superioriteit te bewijzen 🙂
            Een laatste opmerking: er wordt altijd gediscussieerd over wat goed onderwijs is, maar de discussie moet gaan over een goed systeem: dat betekent voldoende keuzemogelijkheden.
            Ook zou een klimaat moeten bestaan, waarin lln. een vak (bv wiskunde B) kunnen uitproberen zonder dat “falen” direct een risico inhoudt.

  2. naamgeving van kringen
    ik stel voor de naam van de kring ‘ouders van secundair onderwijs’ niet zo beperkt te formuleren en er ‘secundair onderwijs’ van te maken zodat ook andere dan ouders, zoals docenten, zich aangesproken voelen om te reageren. een differentiatie tussen vmbo en mavo/havo/vwo lijkt me daarna een welkome aanvulling
    overigens kan hetzelfde gelden voor het basisonderwijs: het gaat niet alleen om de ouders
    mijn complimenten voor BON, een energie vretend maar zeer noodzakelijk initiatief.
    hans van kruijsdijk

  3. wel veranderen, niet vernieuwen
    Onderwijsvernieuwing hield in dat de bestaande praktijken werden vervangen.
    Hierdoor is geen vergelijk meer mogelijk.
    Wat zou het interessant zijn de huidige VWO’er met een HBS’er te vergelijken.
    Toekomstige veranderingen dienen de keuzevrijheid slechts te vergroten.
    Overigens voorspel ik, dat scholen die dan nog aan het studiehuis vasthouden, geen lang leven meer beschoren zal zijn.

  4. Voor of tegen
    Ontevredenheid als gemeenschappelijke deler leidt helaas niet tot eenduidige doelen en daardoor niet tot een gezamenlijk breed gedragen streven.
    Daar komt nog bij dat ‘onderwijs’ niet een eenduidig ding lijkt te zijn. Wat is het eigenlijk?
    Hoe komt het dat er geen enkele maatschappelijke mening is die hardop verkondigt dat de kwaliteit van het autorij-onderwijs gebaat zou zijn met het in handen van ouders geven van de autorijscholen, terwijl die mening wel steeds terugkomt als het over lezen, rekenen, wiskunde of frans gaat?
    Of kan iemand me toch nog uitleggen waarom dit plan ook voor autorijscholen een uitkomst zou zijn?
    Ik vraag me ondertussen af of de discussies over onderwijs gaan, of over bekostiging, organisatie, wantrouwen, definities en taakverdeling.

    • verkeerde analogie
      Lijkt me een verkeerde analogie. Ouders gaan niet de straat op om het niveau van de typelessen,de zwemlessen of de training van hun kind op de voetbalclub om de simpele reden dat:
      a. ouders naar een andere aanbieder kunnen als ze het niveau te laag vinden;
      b. er een gigantisch grotere correlatie is tussen reguliere scholing (van 5jr t/m pakweg 23jr) en toekomst van iemand dan tussen de pakweg 10 weken van een cursus autorijden en de toekomst van die cursist.
      Ouders willen niet de inhoud bepalen maar gewoon zeker weten dat het goed zit op school. En als blijkt dat het op scholen absoluut niet goed gaat, is het niet vreemd dat een ouder daar iets van wil zeggen. Maar ik kan het mis hebben, of een rare ouder zijn natuurlijk.

      • kiezen
        Precis Presley, om stelling a gaan ze niet de straat op. Ze kiezen gewoon wat anders. Maar bij onderwijs kan dat niet.
        Als ouders al de straat op zouden moeten voor onderwijs, dan moet dat wat mij betreft gaan over bijvoorbeeld het opeisen van de _individuele_ keuzevrijheid.
        Dat heeft helemaal niks te maken met de individuele school, staat mijlen af van de inhoud van het onderwijs, laat staan dat het helpt om de school in handen te geven van de ouders.
        Overigens willen ouders natuurlijk wel de inhoud van het onderwijs bepalen. Niet voor alle kinderen van de school of de maatschappij, maar wel voor hun eigen kind. Daar hebben ze ook recht op.
        Om inhoudelijke argumenten kiezen ze een ander zwembad, muziekschool of hobbyclub.
        Als blijkt dat het op een school niet goed gaat, willen ze vooral de gelegenheid om naar een andere school of onderwijsvorm uit te wijken. Dat is de geëigende weg. Formele debatten voeren in het bestuurlijk overleg (van de school, de autorijschool of het zwembad) waar alleen maar algemeenheden uit rollen, is niet zo efficiënt.
        De school aan de ouders geven, is dan ook geen oplossing van het probleem.
        Keuzevrijheid waarborgen en acceptatieplichten opleggen zoals zwembaden en autorijscholen dat ook hebben, zou een beter begin zijn.
        Kun je stelling b (die gigantische correlatie) nog even toelichten? Ik vind ‘m nogal dubieus. Volgens mij is er een grotere correlatie met (sociale) afkomst en conjunctuur dan met opleiding (niveau of schoolnaam).

        • Het is evident dat iemand
          Het is evident dat iemand zonder of met een slechte opleiding weinig kans maakt op de arbeidsmarkt en daarmee de kans kleiner maakt op een goede toekomst. Dat ouders zich hierover eerder druk maken dan over rijlessen lijkt me niet gek. Dus ouders maken zich meer druk over de opleiding van hun kinderen omdat die in hoge mate hun toekomst bepaalt (de positieve correlatie).
          Er is ook een correlatie, maar een kleine,tussen inderdaad sociale afkomst en en de mate waarin ouders zich druk maken over de toekomst. Een ouder uit een lage sociale klasse kan zich immers net zo druk maken over de toekomst van zijn kind als die uit een hogere sociale klasse. (zie J. Vranken e.a., Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2001)
          Maar er is ook een positieve correlatie tussen ouders uit een lagere sociale klasse en drop outs (CBS 2005, RMC-analyse 2004, DSO Rotterdam, insp. onderwijs) maar dat heeft niets te maken met wat ik beweer (wellicht bedoel jij dit wel).

          • Het is vooral evident dat
            Het is vooral evident dat iemand die de school keurig doorloopt zoals de meestend dat doen, maar moet afwachten of ie voldoende geleerd heeft en ook nog eens precies dat waar op het moment van diplopma-uitreiking behoefte is op de arbeidsmarkt.
            Dat probleem is waar BON zich in feite over buigt. Leren ze (allemaal, de grootst gemene deler) wel genoeg?
            Wat nu precies kenmerkend is voor het verschil in houding van onderwijsideëenleveranciers (daar ging het mij om) tussen autorijles en schoolonderwijs, is mij niet duidelijk. Ik krijg wel meer en meer het idee dat schoolonderwijs een soort aura toebedeeld krijgt die het wellicht in flink wat ogen niet heeft. De veronderstelling dat ouders/leerlingen zich meer druk zouden maken om een vo papiertje dan om een rijbewijs, die deel ik niet zomaar. Het laatste zou best wel eens belangrijker gevonden kunnen worden.
            En dat is interessant om te weten. Stel dat drop-outs voor het merendeel wel hun rijbewijs halen (ik durf te wedden dat dat zo is), hoe komt dat dan? Waarom zijn ze wel bereid daarvoor inspanning, discipline en heel veel geld op te brengen? Wie houden ze verantwoordelijk voor zakken of slagen?
            Daar valt uit te leren. In essentie is het namelijk ook onderwijs. Wie weet wat er met het schoolonderwijs gebeurt als je het eens met de ogen van een autorijschoolklant bekijkt.

          • interessante benadering
            Interessante benadering; is wellicht het verder uitdiepen waard.

  5. Ouders als polypolisten? Slecht idee!
    Volgens mij ligt aan het idee van ontmonopoliseren een verkeerde analyse van de problemen ten grondslag. Er is gezien de marktwerking juist ontmonopolisering. Gevolg: niemand weet meer waar hij aan toe is, de verschillen tussen scholen worden onaanvaardbaar groot en de directies zullen nog meer de problemen proberen te ontwijken omdat ze bang zijn voor een teruglopend leerlingenaantal. Gevolg: de docent staat er nog meer alleen voor, wordt nog meer vogelvrij voor ongedisciplineerde leerling dan men al was. De school overgeven aan bestuur of vereniging die het zelf allemaal mag bepalen, is de deur open zetten naar willekeur. We moeten juist terug naar vlijmscherpe criteria die worden gehandhaaft. Dat is en blijft een taak van de overheid.
    Bovendien moeten directies weer terug naar waar ze voor zijn: pedagogisch leiderschap. Managen van financieringsstromen is geen vak voor omhoog gepromoveerde leraren. Dat moet je niet binnen een schooldirectie willen doen.
    Ouders het monopolie geven is geen goed idee: dat komt net zo goed neer op willekeur. Bovendien zijn veel ouders niet deskundig. Waar je als ouder op zit te wachten is dat je van de kwaliteit van scholen op aan kan. Volgens mij begint dat met het goed opleiden van docenten, ze behoorlijk belonen, ze laten toekomen aan hun onderwijstaak en ze verder stimuleren om vooral hun vak goed bij te houden. Daarnaast moet de overheid de beleidskaders aangeven en ook controleren.

Reacties zijn gesloten.