In de pers vandaag

BON heeft zaterdag 14 oktober 2006 weer een aantal maal de pers gehaald. Ik heb drie artikelen voor u hieronder geplakt. Waarschijnlijk zullen deze in mooiere vorm later ook wel in de rubriek ‘In de pers’ terechtkomen.

_________________________________________________________
Een stuk van Maarten Huygen in de NRC.
_________________________________________________________
Hoe het hbo zichzelf vernieuwt tot afvalput van hoger onderwijs

De nieuwe regelzucht komt van schooldirecties en niet van het ministerie, ontdekt Maarten Huygen.

“Ik wil weer gewoon college en tentamens”, verzucht de tweedejaars student makelaardij aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven. De wanorde waar hij en zijn medestudenten in zijn beland, lijkt in de verste verte niet op de topopleiding die hem bij de voorlichtingsdagen was voorgespiegeld. Als hij dit had geweten, was hij nooit naar Eindhoven gegaan. De ambitieuze student werd proefkonijn voor een nieuwe ‘competentiegerichte’ studiemethode onder de afkorting Biloba, waar de docenten even onbekend mee zijn als de studenten. De leiding van Fontys vindt dat gewone kennisoverdracht uit de tijd is en dat studenten het zelf moeten uitzoeken. Docenten kunnen deels worden vervangen door zogenoemde Pid’er, Slb’er en assessoren die desgevraagd feedback geven. In het nieuwe systeem zijn minder gediplomeerden nodig en dat scheelt weer in salaris.

De student is voortaan op zichzelf aangewezen. Hij moet portfolio’s aanleggen waarin hij ‘bewijzen’ moet aanvoeren voor de ‘vakgerichte competenties’ die hij bezit. Vaardigheden als ‘onderzoeken’, ‘analyseren’, ‘samenwerken’, ‘bemiddelen’, ‘ontwikkelen’ ‘zelfreflectie’ of ‘communiceren’, niet iets waarbij ik denk aan de makelaardij. De beoordeling is meestal niet individueel maar groepsgewijs, waarbij de nietsnutten kunnen steunen op de harde werkers. Het spieken krijgt officiële status. Wie zijn bijdragen mooi weet te verwoorden, krijgt van de Pid’er een gunstige beoordeling. Objectief is die niet. Maar objectiviteit bestaat niet voor de sociaal constructivistische filosofie achter het nieuwe leren. Er wordt geen kennis of kunde getoetst. Degene die slaagt heeft zich wel geliefd kunnen maken bij zijn begeleiders.

Niemand weet nog waar hij zich naar heeft te richten. Een student kreeg na loftuitingen van de leiding over zijn portfolio achteraf te horen dat hij er te weinig zelfkritiek in had geuit. Het is ook nooit goed. Aan het einde van het jaar kreeg een andere student een zogenoemde assessment met vragen over parate kennis die niet in de exameneisen stond. Er heerst totale willekeur. Luilakken slagen, ijverige studenten zakken. Dan had de student de stof maar moeten vragen of opzoeken, want het is toch ‘vraaggestuurd onderwijs’ “Maar als ik om gewone colleges en tentamens vraag, krijg ik ze niet”, klaagt een student.

Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn studenten nog slechts eenderde van hun tijd op de hogeschool aanwezig. Colleges door vakdocenten zijn duur en daar kan op worden bezuinigd. “Door de geleidelijke afname van de effectieve onderwijstijd dreigt op den duur een daling van het onderwijsniveau”, stelt het SCP bezorgd. Ook werkgeversorganisaties klagen over de teruglopende lestijd. Ze wilden wel meer praktijk in het beroepsonderwijs maar dit is meer dan ze hadden gevraagd. De experimenterende hbo wordt in het voetspoor van de vmbo een afvalput.

Fontys ontketent een culturele revolutie tegen vakleraren. Geen student kan eraan ontsnappen. Er valt niets te kiezen, want alle andere hogescholen doen hetzelfde.

De opleidingen van Fontys hebben niets met elkaar te maken en toch zijn ze van kunstacademie tot de voormalige HTS gefuseerd. Daar heerst geen synergie tussen. Boven de directies van de hogescholen zit een nieuwe bestuurslaag die vernieuwingen doorvoert. De marktretoriek verhult dat de nieuwe onderwijskolchozen alle concurrentie hebben uitgeschakeld. De krachtdadigheid van de bestuurders doet alle progressieve onderwijshervormers uit het verleden, van Ritzen tot Netelenbos, verbleken. Leraren en studenten die ik sprak waren zo bang voor het bestuur dat ze niet met hun naam in de krant wilden. Door de onvoorspelbare beoordelingen zit de schrik er stevig in. Op de site beteronderwijsnederland.nl klagen leraren over intimidatie en bedreiging. Minister van Onderwijs Van der Hoeven (CDA) laat de besturen hun gang gaan, want schooldirecties zijn autonoom en ze werken in ieder geval binnen het budget. Bij de Kamerverkiezingen speelt het onderwerp niet want het is maar onderwijs en de hoogte van de AOW is belangrijker.

Nu moeten de technische opleidingen van Fontys eraan geloven. De leraren van werktuigbouw, gediplomeerde ingenieurs, werden als schooljongens behandeld. Uitzendbureau Randstad had hen aan een intelligentietest en aan een attitudetest onderworpen om de geschiktheid te testen voor het ‘nieuwe leren’. Het beste kunnen zij die het hoogst scoren ontslaan, want van vakdocent worden ze gedegradeerd tot Leraar 1 of Leraar 2 zonder eigenschappen. Op die manier werd onder anderen dr. ir. Lex Straaijer uit het docentenkorps gegooid, de leraar die met het krijtje onderwijst. Geen nood, want hij werkt ook voor het hoogtechnologische bedrijf ASML. Zijn avondstudenten, allemaal werkzaam in het bedrijfsleven, schreven een protestbrief aan het bestuur van de hogeschool. Ik sprak er een paar en zij zeggen geen tijd te hebben voor al die opdrachten in het competentiegericht leren dat volgend jaar wordt ingevoerd. Doordat Straaijer de wiskunde zo goed uitlegt in de les, hoeven ze nauwelijks huiswerk te maken en ze zijn bang voor de nieuwe methode.

Jan Houben, lid van de Raad van Bestuur van Fontys, vindt het hoog tijd om ook de avondopleiding te vernieuwen. De twee vakken wiskunde die verdwijnen, zouden in andere vakken weer terugkomen. Bovendien zouden alle hervormingen in samenspraak met het bedrijfsleven worden doorgevoerd en hij zou het niveau uitgebreid ‘monitoren’. Maar het duurt minstens vier jaar voor de werkgevers de eerste gevolgen van deze revolutie merken. Van mij mag Houben experimenteren met onbewezen nieuwigheden maar dan zou hij beter de bevlogen directeur kunnen zijn van een klein hogeschooltje. Dan kunnen de studenten en werkgevers kiezen welke opleiding beter is. Niet iedereen is geschikt voor de zelfwerkzaamheid van de Hoge Montessori. We weten waar het van komt als later een nieuw gebouw instort. Er is misschien een nieuwe zelf lerende mens opgestaan maar de natuurwetten zijn de oude gebleven. Daar zullen we hardhandig aan worden herinnerd.
______________________________________________________
Een stuk van Marlies Hagers in de NRC.
______________________________________________________
De politiek moet uit zijn hok

‘We the people’ daagt politici uit tot discussies die ‘ergens over gaan’. Marlies Hagers

De overheid heeft zelf het Studiehuis en daarna het nieuwe leren gepropageerd en moet nu ook zelf actie ondernemen om het onderwijs weer op niveau te brengen, vindt Marijke Verbrugge. Zij is mede-oprichter van de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON). Paul Gerretsen, voormalig directeur van het Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Den Haag, adviseert de overheid om jonge docenten aan te trekken door ze “de kans te geven ook weer uit het onderwijs te ontsnappen”. En Jan van den Akker, directeur van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) vindt dat bewindslieden nu wel lang genoeg hebben laten zien dat ze zuinig kunnen zijn.

Zo reageren deze drie, op verschillende manieren bij het onderwijs betrokken deskundigen op de vraag: welke acties zou het kabinet de komende jaren moeten nemen om het onderwijs te verbeteren De vraag wordt gesteld naar aanleiding van het internet-project ‘We the people’ van NRC Handelsblad dat een bijdrage wil leveren om de verkiezingscampagne uit te laten stijgen boven het niveau van een strijd tussen Balkenende en Bos. Lezers kunnen aangeven waar het volgens hen dan wèl over moet gaan. De kwaliteit van het onderwijs scoort hoog en dit thema zal naast andere thema’s zoals ‘het innovatief vermogen van Nederland’, de komende weken op de website wethepeople.nrc.nl worden uitgediept.

Vooruitlopend op de discussie volgen hier alvast de actiepunten van Marijke Verbrugge, Paul Gerretsen en Jan van den Akker.

Marijke Verbrugge was docent klassieke talen toen in 1999 het Studiehuis werd ingevoerd. “De lessen werden gehalveerd, ik moest veel tijd gaan steken in ‘leuke opdrachten’, het eindexamen werd makkelijker, allemaal redenen voor mij om ermee te stoppen.” Volgens Verbrugge gebeurt nu met het nieuwe leren hetzelfde als eerder met het Studiehuis. “Scholen die actief meededen met het Studiehuis kregen makkelijker geld, kritische scholen werden tegengewerkt. Nu zijn het de besturenkoepels en organisaties als APS en KPC die de scholen in de richting van het nieuwe leren duwen terwijl er allerlei aanwijzingen zijn dat het niet werkt.” De overheid heeft zichzelf buitenspel gezet, vindt Verbrugge en dat moet anders – zonder meteen weer de hele regie over het onderwijs op zich te willen nemen. “Het kan best zijn dat er scholen zijn waar het nieuwe leren werkt, maar laat ze dat dan bewijzen met resultaten. De Inspectie heeft een voorkeur voor de vernieuwende kwaliteiten van scholen, ze zou veel onafhankelijker moeten zijn en de scholen die voor een ‘oude’ manier van onderwijs kiezen, gelijk beoordelen. Laat de Inspectie in kaart brengen met welke middelen en methodes scholen werken en wat hun resultaten zijn. Dan kun je de scholen waar het niet goed gaat, beter sturen.”

Verbrugge noemt ook het terugdringen van het management en een vakinhoudelijke verzwaring van alle opleidingen – nadrukkelijk alle – als belangrijke actiepunten voor de komende kabinetsperiode.

Oud-rector Paul Gerretsen ziet het lerarentekort en het slechte imago van de leraar als het grootste probleem. Hij formuleert een ‘deltaplan voor de docent’. “In de huidige arbeidscultuur gaat het om ambitie, om scoren. De mobiliteit is enorm. Jonge mensen hebben het gevoel: als ik leraar word loop ik in een fuik, daar kom ik nooit meer uit. Ze gaan liever iets buiten hun vakgebied doen om geen leraar te hoeven worden. En ze kiezen niet meer voor opleidingen, talen bijvoorbeeld, die bijna vanzelf leiden naar het leraarschap.” Volgens Gerretsen moeten er nieuwe arbeidsvoorwaarden voor docenten komen. Elke school zijn eigen outplacementbureau. “De school moet zo’n jonge leraar na vijf jaar helpen een andere baan te vinden. De overheid moet dat faciliteren.” Zo’n jonge ex-leraar kan overal terecht, volgens Gerretsen. “Je kan echt wel wat als je pubers bij de les weet te houden.”

Gerretsen noemt graag het voorbeeld van Thorbecke, die in zijn tijd het onderwijs een enorme impuls heeft gegeven met niet kinderachtige investeringen in de HBS van toen. “In dertig jaar had Nederland de onderwijsachterstand ingelopen en vielen we in de Nobelprijzen. Zulk elan heeft het onderwijs nu weer nodig.”

Ook Jan van den Akker wil flinke investeringen, vooral in “meer en betere leraren”. De lerarenopleidingen kunnen volgens hem een flinke impuls gebruiken. “Er komen allerlei nieuwe initiatieven op dit gebied, bijvoorbeeld regionale clustering van de lerarenopleidingen op alle niveaus. Dat levert kansen op voor een kruisbestuiving tussen opleiding, nascholing, innovatie en onderzoek. Nu is dat allemaal enorm versnipperd en verkokerd. Maar ook landelijke aandacht voor kennisontwikkeling over onderwijs van belang.”

De overheid moet volgens Van den Akker uitdragen dat een leven lang leren voor iedereen belangrijk is. En het beleid moet vooral niet zo krenterig zijn. “Scholen hebben er nu financieel last van als leerlingen er langer over doen en opleidingen stapelen. Het moet allemaal snel en efficiënt. Terwijl tweede kans-onderwijs juist heel belangrijk is voor bepaalde groepen. Goed onderwijs betaalt zich altijd terug, voor de deelnemers maar ook voor de economie en voor de hele samenleving.”
_________________________________________________________
Een stuk van Renske Huysing in Trouw.
_________________________________________________________
Tegen de verschraling van het onderwijs

Nog maar een half jaar bestaat de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) en nu al heeft ze meer dan 2000 leden. Voorzitter Ad Verbrugge wordt niet alleen op het ministerie van onderwijs gevraagd om zijn ideeën te komen verkondigen. Ook de landelijke media laten de cultuurfilosoof regelmatig aan het woord.

Ad Verbrugge had met zijn ideeën over onderwijs naar een gevestigde onderwijsorganisatie of een politieke partij kunnen stappen, maar het leek hem effectiever om een nieuwe organisatie op te zetten. “Het kost veel tijd om als nieuwkomer binnen een partij iets te bereiken op onderwijsgebied. Je moet dan met allerlei mensen rekening houden en voor je het weet ben je volledig ingekapseld.”

Als universitair docent stuitte hij op vernieuwingen in het onderwijs, bijvoorbeeld de invoering van de bachelor/master-structuur en de toename van het aantal managers. Vorig jaar realiseerde Verbrugge zich dat hij niet alleen staat. Ook zijn vrouw, zelf docente, maakte zich druk. Op feestjes kwam de verschraling en de bureaucratisering in het onderwijs steeds vaker ter sprake. Evenals de behoefte aan een herwaardering van vakdocenten. “Met al dat geklaag verandert er natuurlijk nog niets, daarom wilden we wat doen.”

De tijd was er rijp voor, merkte Verbrugge. “De toon waarop onderwijsdiscussies in de media werden gevoerd, veranderde”, zegt hij. Er waren meer signalen dat de vernieuwingen in het onderwijs een minder positief effect hadden, dan men aanvankelijk dacht. Minister Van der Hoeven van onderwijs gaf bijvoorbeeld aan dat ze de lespakketten in de bovenbouw van middelbare scholen wilde wijzigen. “Een minister die onderkent dat het met bepaalde vakken niet goed gaat, dat was voor ons een aanleiding om de discussie extra aan te zwengelen”, aldus Verbrugge.

Met een aantal geestverwanten zette de filosoof de ideeën over wat er mis gaat in het onderwijs op papier. Vervolgens ging hij mensen actief benaderen om samen Beter Onderwijs Nederland op te zetten.

“Dat leidde tot brainstormsessies en vergaderingen, maar ik merkte dat niet iedereen daadwerkelijk de handen uit de mouwen wilde steken. Ik zocht naar mensen die een substantiële bijdrage wilden leveren, omdat ze er ook echt in geloven. In januari kwam Mark Peletier er bijvoorbeeld bij. Deze hoogleraar wiskunde uit Eindhoven ontfermde zich over de website, zodat er wat meer infrastructuur ontstond.”

Volgens Verbrugge is vooral de volgorde van belang om een nieuwe vereniging succesvol te maken: “Eerst moest het helder zijn waar Beter Onderwijs Nederland voor staat en hoe we die doelen willen bereiken. Vervolgens kunnen medestanders via de website bij ons terecht voor een lidmaatschap. Er kwam ook een comité van aanbeveling waarmee het bestuur laat zien dat prominente wetenschappers en politici zich achter de ideeën van de vereniging scharen. De pers was makkelijk te interesseren, omdat ze mij al kenden van eerdere publicaties.”

In april van dit jaar publiceerde Trouw over deze nieuwe club, die gruwelt van alle onderwijsvernieuwingen. “We kwamen eind mei met een manifest dat het NRC Handelsblad integraal afdrukte. Dat had ik niet verwacht”, zegt Verbrugge. “Daarna kreeg BON snel meer naamsbekendheid en er gingen meer deuren open voor de vereniging.”

Binnenkort verschijnt de eerste editie van het verenigingsblad en er zijn inmiddels negen onderafdelingen die zich met specifieke thema’s bezighouden. “Het streven is om onze vereniging overbodig te maken, maar dat zal niet snel gebeuren. We gaan op alle mogelijke manieren proberen om het onderwijs te verbeteren.”

Ad Verbrugge (1967) is hoofddocent sociale en culturele filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In 1994 begon hij zijn loopbaan op de Universiteit Leiden. Daar won hij in 2002 de Leidse Universitaire Onderwijsprijs, op voordracht van de studenten. Verbrugge is getrouwd met een docente klassieke talen. Samen hebben ze drie kinderen, waarvan er inmiddels twee op de basisschool zitten.

Wat doet Ad Verbrugge Ad Verbrugge is mede-oprichter van Beter Onderwijs Nederland, een vereniging die zich verzet tegen de onderwijsveranderingen van de afgelopen decennia, zoals de schaalvergroting en de bureaucratisering. BON vindt dat de vakdocent meer aanzien en een beter salaris moet krijgen. Bovendien hebben ze kritiek op ‘het nieuwe leren’, waarbij leerlingen zelfstandig moeten werken en de docent een begeleidende rol speelt.
_________________________________________________________