Wie meent dat hij of zij bepaalde inzichten heeft, moet deze inzichten in principe kunnen delen met om het eender wie, ongeacht het werk- of denkniveau van de ander.
Er kunnen hier praktische obstakels zijn. Wellicht spreekt degene die iets wil uitleggen, niet dezelfde taal als degene aan wie iets uitgelegd moet worden. Wellicht veronderstelt datgene wat uitgelegd moet worden, zoveel achtergrondkennis van bepaalde materie, dat deze achtergrondkennis niet samengevat kan worden in een sessie van enkele uren. Wellicht veronderstelt inzicht in datgene wat uitgelegd moet worden bepaalde vaardigheden aan de kant van degene aan wie iets uitgelegd moet worden die niet verworven kunnen worden in een sessie van enkele uren.
Er kunnen derhalve factoren zijn waardoor iemand die een bepaald inzicht denkt te hebben dit in de praktijk niet kan delen met een ander, zonder dat hieruit volgt dat de eerste dat inzicht toch niet zou kunnen hebben. Bij zelfreflectie op het eigen didactische vermogen en de eigen vakkennis moet echter in eerste aanleg uitgegaan worden van de hypothese dat deze facturen verwaarloosbaar klein zijn of, door het toepassen van de juiste didactische benadering, kleiner gemaakt kunnen worden.
De volgende richtlijnen zouden in de praktijk gebruikt kunnen worden bij zelfreflectie:
– zou ik willen dat degene aan wie ik iets moet uitleggen, eerst een studie van vier of zes jaar heeft gevolgd over het vakgebied waarover ik iets moet uitleggen?
– vind ik de vragen die gesteld worden door iemand aan wie ik iets moet uitleggen, ergerlijk als in die vragen mijn kennis en inzichten ter discussie gesteld lijken te worden?
– wil ik, als ik iets aan iemand aan het uitleggen ben, eerst weten wat die persoon allemaal gestudeerd heeft (en wat diens functie is)?
– wil ik, als ik iets aan iemand aan het uitleggen ben, liefst niet dat er andere mensen – die ongeveer weten wat ik denk te weten – in de buurt zijn?
Wie een of meer van deze vragen met “ja” zou moeten beantwoorden, zou moeten overwegen of dit “ja” voortvloeit uit persoonlijke onzekerheid danwel uit onvermogen of onkunde.
Dr. W.W.
Vught, 24 augustus 2008
Onzekerheid, onvermogen, onkunde
en onveiligheid zijn; nu en later; basisdeterminanten van gedrag.
Wie dit erkent weet wat de taak van zelfontwikkeling en van goed onderwijs is.
En nu WW?
Beste WW,
Je schrijft een beetje algemeen en abstract. Waar wil je naar toe? Hoe zie je deze redenering ergens in het onderwijs toegepast?
toepassing
Geachte Hinke Douma,
Een antwoord geven op uw vraag bleek niet goed mogelijk in 2000 tekens. Derhalve heb ik een andere stelling geponeerd om een context te creeren tegen de achtergrond waarvan een korter antwoord gegeven zou kunnen worden. Zie de forumstelling “Minister van OCW moet ‘van buiten’ komen”.
Stel dat de minister van OC&W zelf niet uit het onderwijs komt en – initieel – niet weet waar het over gaat als termen gebruikt worden als “Competentie Gericht Leren” of “achterstandsscholen”, enz. Degene die de minister tracht te bewegen in de richting van een bepaalde beleidslijn zal dan in de communicatie met de minister de zelfcriterium-richtlijn moeten volgen. Die kan niet zomaar zeggen: “ja, IK weet wel hoe dit zit, maar als u wilt begrijpen hoe dit zit, dan moet u eerst even 4 jaar onderwijskunde gaan studeren”.
Dr. W.W.
5 september 2008
eerder vermakelijk
Ik vind vragen die gesteld worden door iemand aan wie ik iets moet uitleggen, meestal vooral vermakelijk als in die vragen mijn kennis en inzichten ter discussie gesteld lijken te worden?
Seger Weehuizen
Ja…nee
1; 2; 3; 4; 5; 6; 7; 8; 9; 10; 11; 12; 13; 14; 15
Tot *slot*, voor de twijfelaars.
*Adios*
Nagekomen *bericht*
Serieus bedoeld?
Nee toch?
Soms opent dat de Socratische weg
Ik ben er aan gewend dat men mij als niet goed snik beschouwd. Sommige mensen worden in zo’n geval boos maar ik profiteer ervan dat mijn gesprekspartner daardoor minder voorzichtig wordt.
Seger Weehuizen
Jij reageert, Seger,…
Maar het was voor Dr.W.W. bedoeld.
Je heb van die mensen die vinden vanachter het bureau dingen uit, die allang bij iedereen bekend zijn. Ze brengen het dan als iets totaal nieuws.
Dat overkomt niet alleen onderwijskundigen.
Omdat Dr.W.W. om een reactie vraagt…
De volgende richtlijnen zouden in de praktijk gebruikt kunnen worden bij zelfreflectie:
– zou ik willen dat degene aan wie ik iets moet uitleggen, eerst een studie van vier of zes jaar heeft gevolgd over het vakgebied waarover ik iets moet uitleggen?
– vind ik de vragen die gesteld worden door iemand aan wie ik iets moet uitleggen, ergerlijk als in die vragen mijn kennis en inzichten ter discussie gesteld lijken te worden?
– wil ik, als ik iets aan iemand aan het uitleggen ben, eerst weten wat die persoon allemaal gestudeerd heeft (en wat diens functie is)?
– wil ik, als ik iets aan iemand aan het uitleggen ben, liefst niet dat er andere mensen – die ongeveer weten wat ik denk te weten – in de buurt zijn?
Met alle respect:
Ik twijfel tussen open deur, flauwekul en vanzelfsprekend wel en niet.
In ieder geval zonde van de tijd.
Met dank…
…voor uw reactie(s)
communicatieprobleem
Beste Dr. W.W.
Soms kom je vragen of opmerkingen tegen die je heel verschillend kunt opvatten. Als je je afvraagt: “wie ben ik, waar ben ik en wat kom ik doen”, is het antwoord in 1 minuut te geven. Toch zijn er neurogeleerden die hun hele leven bezig zijn met alleen de eerste vraag. Om uiteindelijk tot de conclusie komen dat het “ik” niet bestaat.
Ook bij jouw verhaal ontkom ik niet aan de vraag: is dit triviaal of zit er een diepere achtergrond achter?
Als ik van het laatste uitga, constateer ik dat het feitelijk praktisch onmogelijk is te communiceren en inzichten te delen. Het veronderstelt dat je kunt overbrengen wat je bedoelt. Dit kan niet omdat je niet kunt plaatsnemen in andermans hersenen; heeft iets met Pauli te maken. We zijn dus afhankelijk van interpretaties van wat een ander bedoelt. Als ik naar een boom wijs en hem groen noemt, beaamt mijn buurman dat. Zou het niet kunnen zijn dat hij daarbij de ervaring heeft die ik voel bij de kleur oranje? Maar als we het maar groen blijven noemen, lijkt het alsof we perfect communiceren. En het mooie (eh..) is dat we daar nooit achter komen! Specificaties zeggen dus niets als je niet ook in staat bent de interpretatie daarvan eenduidig te maken.
Maar zelfs als we afzien van de eigenlijke beleving van datgene wat in woorden of beelden wordt aangereikt, zijn er misverstanden. Als die te verwachten zijn, of tenminste aanwijsbaar zijn, kan er vaak voor gecorrigeerd worden. Maar wat doe je als degene aan wie je iets uitlegt domweg geen belangstelling heeft (maar dit wel veinst). Of als de luisteraar het op een geheel verkeerde wijze interpreteeert?
Die “georienteerdheid” en de controle daarover is natuurlijk ook in het onderwijs van wezenlijk belang.
JJ
existenties
Geachte JJ,
Niet alleen kun je niet plaatsnemen in andersmans hersenen maar als het ‘ik’ niet bestaat, kun je ook niet plaatsnemen in je eigen hersenen. Wat gelukkig ook niet hoeft, want in een of andere betekenis of interpretatie van ‘bestaan’ zul je daar al zijn.
Betekenissen en interpretaties kunnen niet eenduidig gemaakt worden. Mogelijk heeft Wolfgang Pauli daar ook iets over gezegd. Voor Pauli en na Pauli hebben anderen er ook het een en ander over gezegd (voor Pauli bijvoorbeeld de rechtsgeleerde Leibniz, na Pauli bijvoorbeeld de taalanalyticus Quine, en ongeveer simultaan met Pauli de mathematicus Godel). Wat natuurlijk niet wil zeggen dat daarmee de niet-eenduidigheid van interpretaties bewezen zou zijn, want wat deze mensen allemaal zeiden was althans meerduidig genoeg om anderen ertoe te verleiden hele dikke boeken te gaan schrijven over wat deze mensen gezegd zouden hebben.
Binnen deze onuitroeibare meerduidigheid kan er nog wel gecorrigeerd worden. Het mislukken daarvan is ingebouwd. Gebrek aan belangstelling van de luisteraar e.d. kan een factor zijn, maar zo die factor er niet zou zijn, zou er een andere factor zijn waardoor het niet kan lukken. De zelfcriteriumrichtlijn houdt in dat het feit dat er factoren zijn waarop je geen controle kunt uitoefenen, degene die iets meent te kunnen uitleggen er niet van ontslaat in een toelichting te doen alsof die niet-controleerbare factoren er niet zouden zijn.
Dr. W.W.
6 september 2008