Wat moeten we doen als (jonge) academici om ons geluid te laten horen, wie komt er voor ons op?

Ik lees na het verschijnen van de notitie van Plasterk (van vrijdag 23 november) dat er nog veel eerstegraders zijn met vragen en onvrede. Vooral over de voorstellen met betrekking tot salaris. De voorstellen van Rinooy-Kan
dat eerstegraders meer gaan verdienen worden niet overgenomen. Onder het mom van `hoger opgeleid is niet altijd beter`. Ik kan hieronder nog wel eens opsommen waarom opleiding er wel toe doet maar dat doe ik niet. Dat is denk ik bij de meesten wel bekend. Of anders kan men het lezen in andere discussies op deze site.

Nu zijn er door de jaren heen erg veel academici het onderwijs uit getrokken. Of zitten er nog wel in maar zijn van voor de HOS en hebben dus wel schaal LD. Relatief gezien zijn er weinig academici in het onderwijs van na de HOS die werken in het onderwijs (t.o.v. alle tweedegraders en eerstegraders van voor de HOS). Dat is jammer. Want daardoor vormen wij geen doelgroep voor vakbonden. We zijn gewoon met te weinig. Niemand luistert eigenlijk. WAT MOETEN WE DOEN ALS JONGE ACADEMICI OM ONS GELUID TE LATEN HOREN. WIE KOMT ER VOOR ONS OP?? Kan iemand mij hierop het antwoord geven.

77 Reacties

  1. Zorg dat je er bij hoort
    Kijk naar het rapport:
    De verdeling over de salarisschalen voor leraarsfuncties in de verschillende onderwijssectoren ziet er nu (op macroniveau) zo uit: zie blz. 36. zie blz. 36.
    En:
    We willen uiterlijk in 2012 per sector tot de volgende bredere verdeling komen over de verschillende salarisschalen: zie blz. 37
    Voor VO is dat: LD (18 %) naar LD (29 %)

  2. nattuurlijke bondgenoten
    Ik heb geen kant-en-klare oplossing. Maar de groep die het meest tegen het verdwijnen van academici in het onderwijs zijn is volgens mij die van de hoogopgeleide ouders. Zij zien de waarde van intellectuele vorming en een akademisch schoolklimaat in. En verder de intellectuele elite en de mensen die cultuur voor volwassenen verzorgen. Immers als de jongeren geen kennis maken met literatuur en muziek kunnen we straks de meeste theaters en concertzalen verbouwen in disco’s en podia voor popmuziek.
    Misschien willen de zelfstandige Gymnasia behulpzaam zijn bij het leggen van contacten met hoogopgeleide ouders. Van de mammoetscholen valt weinig steun te verwachten.
    Overigen is het lang de bedoeling geweest om geen onderwijs meer te geven dat aansloot bij de cultuur van de elite.
    Seger Weehuizen

  3. Beste Merlijn,
    Je hebt

    Beste Merlijn,
    Je hebt natuurlijk helemaal gelijk. Wat het nog treuriger maakt: veel van de jonge academici die nog zo gek zijn het onderwijs in te gaan, zijn nou niet bepaald hoogvliegers. Want zeg nou zelf: welke getalenteerde academicus kiest vrijwillig voor een jaar nutteloze zelfkastijding op het ILO, waarvoor dan, bovendien, nog uit eigen zak moet worden betaald ook? In het onderwijs heerst, als in geen andere sector, de terreur van de domheid.

    • Postacademische lerarenopleiding: moeite waard? wie betaalt?
      Ik geef je gelijk ten aanzien van het financiële offer dat academici moeten brengen t.a.v. het behalen van de eerstegraads bevoegdheid. Als scholen daarvan profiteren en de academicus niet, dan behoort de school a) de gemaakte kosten van dat jaar te vergoeden, inclusief extra studielening, en b) de eerstegrader direct een periodiek hoger in te schalen om niet gedurende 12-18 jaar jaarlijks 1000 euro aan inkomsten te derven. Dat laatste is overigens minder een bezwaar geworden, sinds veel academici de opleiding volgen naast een betaalde baan.

      Waar ik bezwaar tegen maak is je voorstelling van ‘het ILO’ (je bedoelt wellicht: de ULO’s) als ‘een jaar nutteloze zelfkastijding’. Vervelend als dat jouw ervaring is, maar bij ons (het ILO) is slechts 20% van de studenten ontevreden over de opleiding. Ook daarmee zijn wij als opleiders nog niet content; we werken hard om *iedereen* tevreden te laten zijn, maar het is een feit dat slechts een op de vijf studenten jouw mening deelt. Bovendien geeft van alle ILO-studenten maar liefst 90% aan het prettig te vinden om behalve op school ook elke week op het ILO aan hun opleiding te werken. De ontevredenheid komt soms ook voort uit problemen op de praktijkplek (de school).

      Wellicht is er het een en ander veranderd aan het ILO of aan de ULO’s sinds jij er je opleiding volgde? Of misschien was er sprake van een ongelukkige ervaring van een minderheid? Naar mijn idee heeft in ieder geval ‘het ILO’ commentaar en feedback van studenten altijd zeer serieus genomen – wat wellicht geleid heeft tot de huidige tevredenheidscijfers.

      • Tevredenheidscijfers
        20% die zegt ontevreden te zijn over de opleiding die zelf gekozen hebben lijkt mij nogal hoog Couzijn. Het maakt natuurlijk wel uit wat de antwoordopties waren: tevreden/ontevreden of heel tevreden/tevreden/redelijk tevreden/matig tevreden/ontevreden.

        • Specifica
          20% lijkt me nogal weinig voor een veeleisende en stressvolle opleiding, Mark (waarin de meerderheid van de studenten een baan heeft naast de opleiding). Waarom denk je dat 20% ‘veel’ is? Waar baseer je je norm op? Mij lijkt het juist weinig. Ben heel benieuwd.

          Was jij zelf ooit bij een lerarenopleiding betrokken? Wat waren daar de tevredenheidscijfers?

          De antwoordopties waren ‘zeer ontevreden/ontevreden/noch ontevreden, noch tevreden/tevreden/zeer tevreden’.

    • hoogvlieger
      Beste Lukas,

      Je generaliseert nogal. Ik ben een echte hoogvlieger evenals mijn jonge collega-academicus binnen onze school. Dus hou je malle praatjes voor je.

  4. Elite, elite…juist als
    Elite, elite…juist als arbeidersdochter was ik gebaat bij fatsoenlijk onderwijs en juist als inmiddels volwassen arbeidersdochter zal ik blijven hameren op het belang van fatsoenlijk onderwijs. Da’s heel wat anders dan de gemiddelde upperclass ouder van mijn gymnasiumleerlingen, die moppert dat ik te streng normeer omdat je er op de golfclub niet mee kunt aankomen dat je zoon van het gymnasium af moet vanwege te lage cijfers.

    • ad classicam
      Ik geloof best wel dat er veel ouders van leerlingen van zelfstandige Gymnasia zijn die deze school als een standenschool zien. Ik hoop niet dat de karakterisering “gemiddeld” representatief is. Wat ik bedoel is dat de leiding van een zelfstandig Gymnasium er geen belang bij heeft om leraren en ouders met “ouderwetse” ideeën over onderwijs van elkaar weg te houden en dat de concentratie van ouders die degelijk onderwijs willen op de zelfstandige Gymnasia het grootst is.

      Seger Weehuizen

      • Je hebt gelijk, ik liet me
        Je hebt gelijk, ik liet me even gaan 😉 Goed opgeleide ouders zijn bij uitstek de ouders die het belang van vakinhoudelijk degelijk onderwijs inzien. Dat er een paar types tussen zitten die het niet kunnen verkroppen dat hun oogappel niet het VWO aankan, en daarom maar versoepeling van de normen eisen, hou je altijd, en omdat ze zich zo roeren (en de tevredener ouders veel minder) ontstaat het onjuiste beeld dat we alleen maar met overambitieuze statusjagers te maken hebben. Dat is natuurlijk niet zo.

  5. LAKS heeft met één dag demonstraties…
    …met één dag demonstraties al (gedeeltelijk) zijn zin gekregen.
    Wanneer de eerstegraders thuis blijven zitten, zal er niets gebeuren.
    Echter die houden niet van spandoeken en lawaai, maar een bestorming van de media past wel in hun straatje.
    Op school kunnen ze ook veel doen, door niet alles te slikken. Ook daar kunnen ze zich verenigen.

    • Spandoeken
      Dan moeten eerstegraders maar eens leren om van spandoeken en lawaai te houden. En als er eens geen eindexamens nagekeken worden, zou dat ook best eens mogen.

      • Of juist wel!
        Moet je zo’n protest eens houden, juist als er wél eindexamens nagekeken moeten worden – moet je eens zien wat er dan gebeurt!

  6. Wat je moet doen? Wees solidair met andere leraren!
    De beste en meest effectieve en indrukwekkende actie zou zijn: trek eindelijk eens samen op met je tweedegraads collega’s. Strijd samen voor een beter salaris en vermindering van de werkdruk.

    Als je persé alleen voor de eerstegraads een verbetering wilt verkrijgen kunnen de managers handenwrijvend toekijken.

    Ik verwijt het de eerstegraders die nu alleen voor een verbetering van een eerstegraads salaris opkomen dat de resultaten van de salarisonderhandelingen zo mager zijn. Dat kan echt alleen als je je samen sterk maakt. Een oude wijsheid, nog steeds van kracht!

    • Je spreekt nu maar een heel
      Je spreekt nu maar een heel kleine doelgroep aan. De grote groep oudere eerstegraders met LD hoor je niet, die vinden het allemaal wel best. De groep eerstegraders met LB is klein, en zal ook niet groeien, want ik verwacht bij de huidige plannen van Plasterk geen enorme instroom van nieuwe eerstegraders. Daar vul je geen Malieveld mee.

    • Klomp: gebroken
      Het is de schuld van de eerstegraders dat de resultaten van de onderhandelingen zo mager zijn?!

      Op de man (soms mag dat best hoor (*)): je bent oneerlijk Hinke. Je geeft geen argument voor je standpunten. Evenmin reageer je op argumenten. (Zo ligt daar nog steeds het volgende argument op je antwoord te wachten: alle mensen in het onderwijs hebben hetzelfde beroep: dus moeten ze allemaal, van kleuterjuffrouw tot hoogleraar, hetzelfde salaris verdienen?). Op argumenten reageer je nooit dan door je mening te herhalen (een mening is niet altijd een argument).

      Noem dan deze keer maar eens man en paard: wat hebben de eerstegraders met de afgelopen onderhandelingen te maken gehad? Zat er dit keer ook een aparte afdeling van academici aan de onderhandelingstafel: is mij geheel ontgaan.

      Ik neem een voorschot op je antwoord: ik vermoed dat dat luidt dat we eensgezind de straat op moeten. De tweedegraders willen wel, maar de eerstegraders niet? Volgens mij komen er helemaal geen stakingen, want de bonden hebben een accoord bereikt. En inderdaad, daar hebben ze het keurig, zoals het hoort, niet gehad over de verschillen tussen eerste- en tweedegraders. Kortom, ik zie de portee van je opmerking niet.

      (*) iemand de mond snoeren door domweg te verwijzen naar argumentatiefouten is zelf een argumentatiefout.

  7. organiseren en actievoeren
    Ik ben er helemaal voor om ons te organiseren en actie te gaan voeren, op de een of andere manier. Wie wil er met me meedenken?
    Het is te zot dat de meerderheid van de leraren (tweedegraads bevoegd) kan bepalen dat eerstegraders niet meer salaris hoeven. En om niet verkeerd begrepen te worden: er zijn zeer goede tweedegraads docenten, met didactisch talent en grondige vakkennis. Dat bestrijd ik zeer zeker niet. Maar: meer opleiding=hogere bevoegdheid=meer salaris is gewoon niet meer dan logisch!

    • Andere logica
      Ik kan is de zin: meer opleiding=hogere bevoegdheid=meer salaris is geen enkele logica ontdekken. Maar de volgende Schlussfolgerung lijkt me wel correct: Als je vind dat universitair in hun vakgebied opgeleide leraren in het VWO voor beter onderwijs zorgen en als er een tekort aan deze leraren in het VWO is en als financiële prikkels een rol spelen bij het al of niet kiezen voor VWO-onderwijs en als andere prikkels daartoe te duur of te weinig effectief zijn heb je de financiële prikkel nodig om het tekort aan dat type leraren te verminderen.( (P˄Q˄R) ==> T. T is true omdat P,Q en R dat zijn).
      Vanuit deze logica wil ik wel op het lijstje van potentiële demonstranten komen
      Seger Weehuizen

      • Geheel eens Seger
        Mijn idee ook! Aan de ‘hogere’ bevoegdheid is niet automatisch een eis tot een hoger salaris te ontlenen.
        Als financiële prikkels helpen (wat ik betwijfel) om meer academici in het onderwijs te lokken, dan heb ik daar geen bezwaar tegen.

        Zelf heb ik ooit zeer bewust besloten geen academische titel te gaan behalen, omdat ik de kennis die daar aangeboden werd niet relevant genoeg achtte voor het werk dat ik interessant vond: lager geschoolden helpen hun taal beter te gebruiken. Méér Bredero of meer grammatica zouden daar mijns inziens niet toe leiden.

        • Financiële prikkel
          Financiële prikkels zónder het terugkrijgen van het vak op scholen waar dat nodig is (de overgrote meerderheid) gaan denk ik inderdaad weinig uithalen.

          Toen ik ging studeren, had ik totaal geen benul van wat wetenschap was en dat je daarnaast ook nog beroepsopleidingen had. Ik ging me gewoon in iets verdiepen wat me interessant leek, en kon dat vak statistiek aanvankelijk dan ook niet goed plaatsen. Ik wist ook niet dat je bij je afstuderen een titel zou krijgen, drs., dat hoorde ik van anderen. Van studentenverenigingen heb ik sowieso al helemaal nooit wat begrepen.

          Na mijn afstuderen heb ik mijn titel ook jarenlang bewust niet gebruikt. Gewoon omdat ik het aan de ene kant opschepperig vond, en aan de andere kant vond ik het ook niet zoveel voorstellen; ik had niet zo’n hoge pet op van mijn opleiding. Maar tegenwoordig gebruik ik hem expres wél, juist omdat mensen die mij klein willen houden, mensen van wie ik geen hoge pet op heb, hem niets waard vinden.

          Ik denk dat het belangrijk is dat je je als leerling begrepen voelt door en een beetje op kunt kijken tegen je docent. Ik denk dat je voor bepaalde groepen leerlingen, dus voor bovenbouw havo maar sowieso onontkoombaar voor vwo leerlingen, zelf academicus moet zijn. Met die benaming heb ik op zich niet zo veel, met de titel ook niet, maar je leerlingen herkennen het abstracte denkniveau en ontmaskeren de docent bij wie dit ontbreekt.

        • Die persoonlijke keuze
          verdient lof, Hinke. Maar dat neemt niet weg dat in het middelbaar onderwijs leerlingen gebaat zijn bij academisch opgeleiden. Ik ben ervan overtuigd dat er meer academici in het VO willen werken, als er tegenover de hectische kanten van het beroep een redelijker salaris staat, dat ook nog ergens in relatie staat tot de duur en kosten van de opleiding.

          • Eens hoor!
            Meer academici, vooral in de bovenbouw van het VWO, zijn absoluut noodzakelijk. Een hoger salaris kan daarbij dienstig zijn, maar ik denk dat het verlichten van werkdruk beter helpt.

          • Werkdruk
            Het verlichten van de werkdruk moet sowieso in het basisonderwijs, voor tweedegraders én voor eerstegraders. Persoonlijk denk ik ook dat daadwerkelijke werkdrukverlaging een groter effect zal hebben dan loonsverhoging, alleen is het probleem dat het loon een hard gegeven is, en docenten ook zichzelf aan het werk jagen doordat ze hun werk de baas willen blijven. Ik geloof dus alleen in werkdrukverlaging als dat minder probleemleerlingen in de klas en minder lesuren betekent. En uiteindelijk werken maatregelen alleen maar onder goeie schoolbesturen/-leidingen in kleinschalige scholen. Waarom is er eigenlijk geen aparte VO-raad voor kleinschalige scholen?

  8. Beste Merlijn, de
    Beste Merlijn, de progessieve politiek komt niet voor ons op omdat we te elitair zijn; die vindt tweedegraders veel interessanter. De conservatieve politiek vindt dat we er zelf maar voor moeten zorgen. We moeten het hebben van academisch opgeleide ouders; die moeten we bewust maken van onze benarde positie.

  9. Opkomen voor wie?
    Ik vind dit een weinig relevante vraag. Jonge academici zijn naar ik aanneem heel wel in staat om zélf voor zichzelf op te komen. En als deze jongelui vinden dat er in het voortgezet onderwijs te weinig te verdienen valt dan moeten ze elders emplooi zoeken. Dat hoeft toch, zeker in deze tijd, niet zo’n probleem te zijn. En waarom zou je trouwens onder je niveau gaan solliciteren?

    Een meer relevante vraag is mijns inziens hoe het komt dat het vakinhoudelijk excelleren in het onderwijs in onmin is geraakt en heeft moeten plaatsmaken voor zaken als pamperende zorgverlening, ideologische vormgeving en kleingruttig ondernemerschap. Dit soort activiteiten, die je normaal gesproken qua personele bezetting kon afdekken met een goed ontwikkeld mbo-niveau, worden nu dus uitgevoerd door HBO-ers. Qua academische functies is er hooguit behoefte (= dat waar meer geld voor uitgetrokken wordt) aan pedagogen en “onderwijskundigen”.

    Beetje gechargeerd natuurlijk. Maar het onderwijs is een product in en van onze hightech gemondialiseerde verzorgingsstaat. Of het ook het instituut is, zal blijven of zal worden waar voornamelijk hoogwaardige kennisoverdracht plaatsvindt is voor mij een vraag. En de richting van deze ontwikkeling laat zich echt niet enkel sturen door wat mokkende jonge academici. Dat waar vraag naar is zal uiteindelijk ook betaald worden. Marktconform met wat marginale bijsturing door belangenclubjes. Niet meer en niet minder.

      • Ik wil helemaal niet dat
        Ik wil helemaal niet dat academici elders solliciteren. Ik wil ze graag als mijn collega’s.

      • Van “laten gebeuren”
        is al reeds geen sprake meer. Het is reeds gebeurd en ik weet eigenlijk niet waar “we” voor staat. Want die “we” hebben het dus ook laten gebeuren. De complexiteit overstijgt in dit geval stuurbaarheid van het geheel. Maar wat ik om mij heen ontwaar is over het algemeen weinig lef en grote verdeeldheid. Dus ook al geen voorwaarden voor een eventueel te ontwikkelen wij-gevoel. En al diegenen die de laatste jaren zijn ingestroomd vanuit wat volgens velen kwalitatief slechte opleidingen zijn zullen echt niet overgaan tot zelf-diskwalificatie. Die gaan voor een vaste aanstelling en werken dus vooral aan door het management geformuleerde competenties. En die zijn door de ban genomen of zelfs per definitie niet echt vakinhoudelijk.

        Rigoureuze politieke beslissingen zouden corrigerend kunnen werken doch zijn anderzijds politiek-realistisch gezien nauwelijks haalbaar. Enkele voorbeelden: Stel voor tweede-graders een academische bachelor-opleiding in hun vakgebied verplicht en voer voor de bovenbouw HAVO en het hele VWO de eerste-graads bevoegdheid weer in. Of eis van HBO-ers met een docentenopleiding een minimale bedrijfservaring in het vakgebied buiten het onderwijs van 5 of 10 jaar. Het zijn maar wat ideeën.

    • Er zijn minstens 2 redenen
      Er zijn minstens 2 redenen waarom vakinhoudelijk excelleren in onmin is geraakt. de eerste is het gevoel dat we zo rijk zijn dat het niet erg is om talent te verspillen. We konden ons voortaan wijden aan de herverdeling van macht, geld en inkomen. De MAINPORT NEDERLAND kon haast niet failliet gaan. daarmee hing ook samen dat het onderwijs niet meer mocht beantwoorden aan de wensen van de hoogopgeleide elite, geen highbrow meer, geen Bildung meer en geen intellectuele hoogstandjes.
      Nu bedenken de politici dat het toch wel wat veiliger voor onze econmie zou zijn als er ook een BRAINPORT NEDERLAND zou bestaan. Jammer voor ons, verbijsterde Nederlandse burgers, blijkt nu dat we vele jaren hebben verloren die we daarvoor hadden kunnen gebruiken.

    • Beste John

      Jonge academici zijn naar ik aanneem heel wel in staat om zélf voor zichzelf op te komen. En als deze jongelui vinden dat er in het voortgezet onderwijs te weinig te verdienen valt dan moeten ze elders emplooi zoeken.

      Dat doen ze dus ook massaal. Voor academici is het onderwijs niet eens meer een serieuze optie. Voor het Nederlandse onderwijs is dat een groot probleem.

      • Ik betwijfel dat
        Bij mijn weten is er nooit onderzoek gedaan naar de motieven van academici om wél of niet voor het onderwijs te kiezen. Beide vragen zijn zéér interessant.

        De motieven die ik altijd hoor hebben niets met salaris, maar wel met een terechte angst voor het ordeprobleem te maken. De meeste intellectuelen hebben geen ‘haar op hun tanden’ en geen aangeboren talent voor orde houden. Dat is zwaar, dat is moeilijk en sommigen leren het nooit.

        Een andere vraag is wel: wat kan een doctorandus (sorry, master) Frans of aardrijkskunde nou anders dan in het onderwijs? Zoveel keuze is er niet.

        • Accountmanager
          Een doctorandus Frans of aardrijkskunde kan altijd ‘accountmanager’ of iets dergelijks worden.

          Het onderwijs als werkveld heeft inderdaad vele nadelen, het voor academici erg lage salaris is er daar slechts 1 van en waarschijnlijk niet de belangrijkste.
          Maar zoals ik al eerder zei: de 1 miljard van Rinnooy Kan gaat over salarissen en dus moeten we het dan over salarissen hebben. Als er genoeg kwalitatief goede mensen waren die het onderwijs inwilden, dan had die 1 miljard beter besteed kunnen worden aan werkdrukverlaging voor leraren. Maar nu zou leraren minder lessen laten geven alleen maar tot minder kwaliteit leiden (als we leerlingen niet minder lessen laten volgen) omdat er geen goede vervangers zijn, dus dat is niet echt een optie.

        • Generalisatie met haar
          Als er geen intellectuelen zouden zijn die orde kunnen houden, hoe deden die leraren waar ik vroeger les van had (sommigen méér dan drs.) dat dan? Dus iedereen die een universitaire opleiding heeft gehad is een doetje? Dat geloof je toch zeker zelf niet, Hinke?

          • HBO-ers zijn ook intellectuelen
            HBO-ers, zoals ikzelf, reken ik wel degelijk ook onder de intellectuelen. Wat ik bedoelde te zeggen is dat het onderwijs niet aantrekkelijk is omdát je haar op je tanden moet hebben en moet willen knokken voor de orde in de klas. Daar hebben velen geen zin in. Eerlijk gezegd is dat ook het vervelendste aspect van het beroep. Logisch dat veel intellectuelen zichzelf dat niet zien doen.

          • Kom kom !
            Ik denk toch dat je een verkeerd zicht hebt op het begrip ‘intellectueel’.
            Zelfs als je de zeer ruime omschrijving (VanDale) “iemand met een verstandelijke, wetenschappelijke instelling” hanteert, durf ik te stellen dat het gros van de HBO’ers geen intellectuelen zijn.
            Overigens reken ik mezelf ook niet tot de intellectuelen.

        • Ik ben anders een van de
          Ik ben anders een van de weinigen van mijn jaar die in het onderwijs werkzaam is. Anderen werken in de wetenschap, zijn een reisbureau gestart, werken in de uitgeverijwereld, of zijn (ja echt) programmeur. Ik ken hun salarisstrookjes niet, maar ik kan me zo voorstellen dat ze in het onderwijs financieel slechter af zouden zijn, en in een hoop andere opzichten al helemaal.

          Voor mij is het salaris zeer zeker wel een reden om te twijfelen. Ik vind mijn werk erg leuk, maar moet het van alleen mijn eigen inkomen hebben, en zie mijn vrienden van de universiteit, ook degenen die alleenverdiener zijn, huizen kopen en mooie reizen maken. In combinatie met het feit dat zij ’s avonds en in het weekend slechts bij hoge uitzondering aan het werk zijn, en ook overdag veel rustigere dagen hebben dan ik, lonkt de overstap wel.

          Als ik me mijn leerlingen voor de geest haal wil ik dolgraag in het onderwijs blijven werken, maar tegelijkertijd voel ik me wel een beetje gekke Henkie dat ik het nog doe, als ik zo eens naar mijn studievrienden kijk. Dat heeft niets te maken met angst voor mondige kindertjes (met name op het VWO kunnen mensen die vakinhoudelijk stevig in hun schoenen staan de mondige leerling een stuk beter pareren dan mensen die zelf nauwelijks boven de leerstof staan), als wel met het simpele feit dat geld an sich geen doel is, maar wel een middel tot bepaalde doelen, en bovendien iets waardoor je je gewaardeerd voelt.

          Een gevoel van waardering zit hem niet alleen in een bloemetje van tevreden ouders of een tekening van een brugklasser, dat zit hem zeker ook eenvoudigweg in hoeveel de werkgever (of de Nederlandse staat voor mijn part) ervoor over heeft om jou bij zich te houden. Investeer je daar niet in, dan blijven (of gaan) mensen weg, simple as that. En dat is iets waar onze regering zelf voor kiest, want die zien de exodus van academici al jaren plaatsvinden en weten donders goed hoe ze ‘m zouden kunnen stoppen.

          • Heel herkenbaar
            en helaas heb ik ook moeten constateren dat tweedegraders meestal niet een wetenschappelijke attitude hebben; sommigen eerstegraads docenten ook niet (meer, na een aantal jaren).

          • Exodus van academici al jaren
            Classica schrijft: En dat is iets waar onze regering zelf voor kiest, want die zien de exodus van academici al jaren plaatsvinden en weten donders goed hoe ze ‘m zouden kunnen stoppen.
            Precies, en laten we er daarom hier maar over op houden, het komt zo zielig over. Het moet van de scholen (werkgevers) zelf komen, *lees verder…*, en die hebben mogelijkheden. Of ze er gebruik van maken is een tweede. In ieder geval let de overheid er op en hebben ouders/personeel/leerlingen een vinger in de pap (via de MR).
            Daar moeten we het mee doen.

        • Waarom academici (niet) het onderwijs in gaan
          Ik werk met talenstudenten in de universitaire lerarenopleiding en met biologie, wis- en natuurkundestudenten in de bachelorfase. In de loop der jaren heb ik veel verhalen aangehoord over waarom ‘het onderwijs’ wel of niets is was voor de betreffende student. Intrinsieke motivatie is voor deze groep erg belangrijk: ze hoeven het onderwijs helemaal niet in, want het leven biedt nog heel veel anders. Het onderwijs moet vooral interessant zijn, ook inhoudelijk, het beroep moet je zonder bureaucratische zorgen kunnen uitoefenen, en vooral de leerlingen moeten erg leuk zijn en geïnteresseerd in het vak.

          Afknappers zijn:
          – ongeïnteresseerde leerlingen
          – een negatieve schoolcultuur of sectie waarin veel wordt geklaagd; rompslomp
          – het salaris (jazeker!)

          Universitaire studenten zijn niet gek. De meesten weten heel goed welke marktwaarde en salarisperspectief ze hebben. Als ik ze vertel dat ze in schaal LB eerst zo’n 1500 euro en na 10 jaar zo’n 2000 euro netto in de maand thuisbrengen, valt dat menigeen erg tegen. Alleen de academici die geen full-time baan ambiëren, komen dan eigenlijk nog (want lesgeven combineert zo leuk met de kinderen). En een paar onderwijs-die-hards, van wie er veel te weinig zijn om de nood te lenigen.

          Vergeet niet dat deze generatie een hoge, rentedragende studielening heeft, een hypotheek van 1000 euro in de maand voor een rijtjeshuis met postzegeltje tuin, dure creches moet betalen, een hoge ziektekostenpremie en andere hoge vaste lasten te voldoen heeft.

          Academici die zichzelf een gunstiger salaris toedichten, gaan *dus* niet het onderwijs in. Leerlingen zijn leuk en zo, maar academici zijn geen financiële zelfkastijders.

          • kwijtschelden
            Couzijn schreef: “Vergeet niet dat deze generatie een hoge, rentedragende studielening heeft,”

            In ‘mijn tijd’ werd elk jaar dat je werkte in het onderwijs, 20% van je schuld kwijtgescholden.
            Misschien zou dat een stimulans kunnen zijn, maar van de genoemde ‘afknappers’ was toen nog geen sprake.

          • academicus in het middelbaar onderwijs.
            Even wat babbelen aan het eind van de les. Begin van het schooljaar. Veel leerlingen van deze 6VWO klas hebben mij nog niet als leraar gehad. Ze willen wat meer over me te weten komen. Waar ik mijn opleiding heb genoten. Ik noem de naam van de gerenommeerde universiteit waar ik destijds mijn bul heb gehaald. Hun reactie is verbijsterend: “Maar meneer, wat doet U dan hier?”, klinkt het in koor.

          • Beste Vercors,
            Dit hoor ik

            Beste Vercors,
            Dit hoor ik nu ieder jaar, als er naar mijn loopbaan en studie, door leerlingen wordt geinformeerd.
            Ze vinden mij knettergek om met mijn staat van dienst mij het schompes in het onderwijs te werken.
            Die worden dus in iedergeval geen leraar.

          • En een andere vraag die je óók zo nu en dan krijgt
            “Denkt u dat u dit tot uw pensioen zult blijven doen?”

            Toch zullen ook sommige van deze leerlingen ooit ontdekken dat ze het docentschap in hun genen hebben en wellicht kiezen voor minder geld, een lagere status, maar leuker werk. Áls er dan tenminste nog scholen zijn waar enigszins te werken valt.

        • Anders dan in het onderwijs?
          Hinke vroeg zich af: “wat kan een doctorandus (sorry, master) Frans of aardrijkskunde nou anders dan in het onderwijs? Zoveel keuze is er niet.”

          Niet zoveel keuze? Laat ik me even tot mijn eigen vakgebied, geografie, beperken. Toen ik elf jaar geleden afstudeerde, ging maar iets van 10% van alle afgestudeerde geografen het onderwijs in, en 50% ging sowieso werk doen dat nauwelijks of niets te maken had met het vak geografie. Voor mij was dat ook zo: ik heb ruim vier jaar in de ICT gewerkt. Maar er zijn zovéél plekken waar geografen komen te werken buiten het onderwijs, namelijk bij onderzoeks- en adviesbureau’s, bij allerhande overheden op verschillende niveau’s, als kartograaf, planoloog, GIS-automatiseerder (digitale kaarten), congres-organiseerder, bij banken en als weet ik wat voor kenniswerker nog meer; sommige worden zelfs meubelmaker; het leven laat zich immers niet altijd even makkelijk plannen. In ieder geval: massa’s werk buiten het onderwijs, en nog vaak heel goed betaald ook.

          Het is niet voor niets dat mijn school, kleinschalig, beterbetalend, met vrijheid van didactiek, goedgefaciliteerd, en zeer goed beoordeeld door de inspectie en diverse media (Trouw, Elsevier), nu geen docent aardrijkskunde kan vinden om invaluren te draaien.

          Hinke, als je school prima orde is en je krijgt nul reacties op een vacature, dan mag jij me vertellen hoe je dat anders kunt oplossen dan met het bieden van een hoger salaris.

          • Aantrekkelijker maken
            Het aantrekkelijker maken van een beroep kan en moet op meerdere manieren. Daarvan is een salaris er één, maar zoals ik al eerder duidelijk maakte, ik ben ervan overtuigd dat andere oorzaken belangrijker zijn. De enorme energie die je nodig hebt om orde te houden is daarvan de belangrijkste. Nooit klaar zijn met je werk, geen eigen werkplek, alle problemen van de samenleving op moeten lossen een andere. Het gebrek aan respect van jongeren naar docenten (generalisatie, gaat echt niet altijd en overal op) is misschien wel de grootste.

          • Leg het me opnieuw uit
            “De enorme energie die je nodig hebt om orde te houden is daarvan de belangrijkste.”
            Dat probleem is er altijd geweest en zal nooit verdwijnen. Dat kan geen regering voor je oplossen. Hooguit zijn er in slecht-geleide scholen meer ordeproblemen dan nodig, omdat je als docent niet op steun van de school kunt rekenen en het systeem leerlingen te lang binnenboord wil houden voor het financiële gewin van de organisatie.

            Maar dat is op mijn school dus geen probleem. Toch kunnen we geen docent krijgen voor de invaluren. Gewoon nul reacties.

            “Nooit klaar zijn met je werk”
            In de zomervakantie ben je klaar met je werk. Dat kan ook niet iedereen ons nazeggen. Verder is de werkdruk uitwisselbaar met de betaling: vind je de werkdruk te hoog, dan ga je korter werken. Juist in het onderwijs kan dat. Als je een salarisverhoging niet belangrijk vindt, gebruik ‘m dan om korter te gaan werken met per saldo gelijkblijvend salaris.

            “geen eigen werkplek”
            De lokalen, je huis, en de docenten werkruimte op school zijn je werkplekken. Je fysiek op school kunnen afsluiten neemt de mentale belasting niet weg. In mijn school zijn de werkplekken het probleem niet.

            “, alle problemen van de samenleving op moeten lossen”
            Dat vraagt niemand van je; dat hoeven huisartsen en politie-agenten ook niet. Je hoeft alleen maar je werk te doen, en alles wat je teveel op je bord krijgt, is jouw verantwoordelijkheid niet; dat moet gewoon weer terug naar boven escaleren: dáár hoort het thuis.

            “Het gebrek aan respect van jongeren naar docenten”
            In de eerste plaats een kwestie van als docent de controle hebben over je werk. Genoeg aan lesvoorbereiding kunnen doen, zelf duidelijke grenzen stellen, en daarin gesteund worden door de schoolleiding. Het probleem zit ‘m niet in de jongeren, maar in hoe wij met ze omgaan, namelijk veel te laks. Daar dwing je inderdaad geen respect mee af. En met incapabele docenten en prutsonderwijs al helemaal niet.

            Maar dat is op mijn school dus allemaal het probleem niet.

            Toch kunnen we geen docent meer krijgen voor die invaluren.

            En nu mag jij mij opnieuw uitleggen wat mijn school daar anders aan moet doen dan een hoger salaris bieden.

          • Precies dat
            “In de eerste plaats een kwestie van als docent de controle hebben over je werk. Genoeg aan lesvoorbereiding kunnen doen, zelf duidelijke grenzen stellen, en daarin gesteund worden door de schoolleiding.”

            is één van de belangrijkste redenen waarom ik mijn heil wel elders zou willen zoeken. Naast het gebrek op een carrièreperspectief als het gaat om inhoudelijke verdieping met ’n bijpassend salaris.

          • Wetten en praktische bezwaren
            Hinke noemde een aantal minder leuke kanten van het leraarschap; Em70 weerlegde ze door te wijzen op hoe je je als docent zou moeten opstellen.

            Allebei hebben ze gelijk (schrijf ik, in het besef dat je in webdiscussies niet het harmoniemodel moet aanhangen. 😉 Maar zou moeten is niet voor iedereen weggelegd, en voor velen in het echte vo een brug te ver.

            Want de factoren die Hinke noemt, worden in de praktijk door nogal wat collega’s wel degelijk als negatieve kanten van het beroep ervaren, en zijn voor sommige (vooral jonge) collega’s reden hun heil elders te zoeken. Ik blijf het doodzonde vinden dat een derde van de versgebakken collega’s – bevoegd, met vakinhoudelijk adequate scholing en de eerste moeizame jaren van lesgeven voorbij – weer uit het onderwijs wegloopt. Dat doen mensen niet lichtvaardig. Kennelijk is de kosten-baten-analyse voor hen negatief, of pakt althans lager uit dan wat zij elders op de arbeidsmarkt verwachten.

            Wat orde houden betreft, heeft Em70 gelijk. Orde houden was altijd een probleem. Als daar echter een behoorlijke beloning tegenover staat, ben je bereid meer te incasseren. Als je je ook qua salaris afgeknepen voelt, EN de schoolleiding steunt je niet onvoorwaardelijk, ben je snel(ler) weg.

            Het is dus niet één factor, wil ik maar zeggen, maar een interactie van factoren.

            Wat de ‘eigen werkplek’ betreft, heeft Hinke gelijk. Een docentenkamer of daar verdwaalde computer is geen werkplek in de zin waarin deze in andere beroepen gebruikelijk is ingericht voor full- of parttime medewerkers. Op mijn opleiding hebben wij alleen zulke ‘flexplekken’ voor medewerkers die minder dan 0,2 in dienst zijn. De rest heeft een eigen bureau, kamer, kast, computer, telefoon – die hooguit op ‘afwezige’ dagen wordt gedeeld met anderen. ‘Thuis’ is geen door de werkgever verschafte en door de belastingdienst erkende werkplek. Een eigen lokaal behoort voor zeer veel (jonge) collega’s tot de onmogelijkheden.

          • Werkplek en salaris
            “Een docentenkamer of daar verdwaalde computer is geen werkplek”

            Klopt, maar daar had ik het ook niet over. Ik had het over een docentenwerkruimte. Dat is geen docentenkamer, maar een ruimte met tafels, computers, één of twee kopieerapparaten in de buurt, een telefoon, en kasten waar je je spullen in kunt opbergen.

            In het bedrijfsleven had ik ook nooit een eigen kamer of vast bureau; er waren wel losse spreekkamers waarin je je met z’n tweeën kon afzonderen voor overleg. Hoewel het werk dat ik moest doen enorm veel concentratie vergde, heb ik altijd in kantoortuinen gewerkt. Dat is ook prima, want dan zie je je collega’s meteen; met hen moet je makkelijk kunnen overleggen, en dat gaat alleen goed als je elkaar in de ogen kunt kijken.

            Qua orde houden praten Hinke en ik denk ik langs elkaar heen; natuurlijk moeten probleemleerlingen ander onderwijs krijgen, in kleine groepen met daarvoor speciaal opgeleide docenten. En natuurlijk is elke vorm van orde houden gedoemd te mislukken als er geen goede schoolleiding achter je staat. Natuurlijk is dat op veel scholen een groot probleem.

            Maar mijn punt blijft dus dat ik op mijn school, die, toegegeven, een uitzondering is, voor mijn neus zie gebeuren dat docenten óók wegblijven als aan al die voorwaarden wél voldaan is. Dat toont volgens mij glashard aan dat het salarisprobleem niet meer onderdoet voor de andere problemen, maar dat het qua beloning nu dus écht mis is.

          • Scholen hebben domweg geen werkplek voor alle docenten
            Op een doorsnee school werken elke dag 80 docenten. Toch is er geen ‘docentenwerkplek’ voor 80 docenten met 80 tafels, computers, enkele kopieerapparaten, telefoons en opbergkasten voor alle 120 docenten die op de school werkzaam zijn. Laten er hier en daar uitzonderingen bestaan, en laat jij nou op zo’n uitgezonderde school lesgeven, dan is de maat in het onderwijs nog steeds dat goed leraarschap tot stand komt dankzij het feit dat leraren thuis kunnen werken, hun eigen computer kopen en gebruiken, hun eigen bureau installeren, telefoonkosten maken, thuis printen om op school zelf het materiaal te kopiëren, hun studie- en andere boeken hebben, een kranten- en tijdschriftabonnement betalen etcetera.

            Dit is geen geklaag. Het is alleen een vaststelling van wat volgens mij feiten zijn. Scholen verschaffen hun docenten geen, of hooguit een armetierige ‘werkplek’. Docenten vinden dat niet zo erg, want ze werken graag thuis. Scholen komt dat goed uit, want docenten declareren de kosten voor die werkplek-thuis niet.

            Een en ander is mede de oorzaak van het feit dat velen de tijd na 15.00 uur beschouwen als ‘eigen tijd’.

          • Docentenwerkplek
            “Toch is er geen ‘docentenwerkplek’ voor 80 docenten met 80 tafels, computers, enkele kopieerapparaten, telefoons en opbergkasten voor alle 120 docenten die op de school werkzaam zijn.”

            Dat klopt; dat is nergens het geval; ook niet op mijn school. Maar dat hoeft ook niet. Ondanks dat er misschien maar twaalf werkplekken zijn, heb ik op school nooit ruimtegebrek en zie ik dat er bijna altijd plekken leeg blijven. Tijdens een tussenuur staat de rest les te geven; na de lessen gaan de meesten inderdaad naar huis. Als ik geen computer nodig heb, kan ik in de daluren ook in een leeg lokaal gaan zitten. En een werktafel, computer, Internetverbinding etc. had ik anders thuis óók gehad; die zou ik zelfs nog wel hebben als ik werkloos was, of geen inkomen nódig had. De stroomkosten voor mijn PC declareer ik inderdaad niet, en telefoonkosten maak ik persoonlijk zelden, maar als ze zouden oplopen, zou ik geregeld willen zien dat dit vergoed wordt. Printen doe ik zelden thuis: op school is het “gratis”. Als je in het bedrijfsleven werkt, dan is dit overigens niet veel anders. Als iedereen vergoeding/belastingaftrek zou krijgen, zouden we dit met z’n allen alsnog zelf betalen via het prijsniveau en/of onze belastingaanslag.

            Als docenten de tijd na 15.00/16.00 thuis, inderdaad onterecht, beschouwen als “eigen tijd”, en “in ruil daarvoor” geen thuiswerkplekkosten declareren, dan is de kous daarmee toch af? Ik zie er het probleem niet van in. Zelf begin ik ’s ochtends meestal wat later en werk ik graag tot 18.00 of 19.00 op school door, omdat ik weet dat er thuis niks meer uit m’n vingers komt. Anderen glippen de school uit zodra de bel van hun laatste uur is gegaan. Allemaal prima en geen probleem, lijkt me.

            Voor de goede orde: ik héb ook op scholen gewerkt waar de werkplekken in aantal en kwaliteit ver onder de maat waren en waar ik al om 17.00 het gebouw uitgejaagd werd. Dat is natuurlijk hartstikke slecht, en absoluut één van de oorzaken van het “lerarentekort”.

          • Gebrekplek en gebrekkige status
            Houd me ten goede: ik beklaag me niet, en vind dit ook niet de grootste misstand in onderwijsland, maar het is een feit dat leraren veel thuis werken en dat er geen alternatief voor is (geen 80 werkplekken voor 80 *dagelijkse* medewerkers die *dagelijks* naast de lessen nog ander werk te verzetten hebben). De reden dat er van die 12 quasi-werkplekken nog een paar onbezet blijven (wij hadden er vijf, altijd bezet) is dat leraren ook wel weten dat ze op school niet rustig kunnen werken, dus die zoeken massaal hun heil thuis. Eigenlijk onderstreep je hiermee de stelling dat docenten onvoldoende werkplekken op school hebben. In lege lokalen waar de verwarming na 14.45 uur uit gaat, zie ik ook zelden collega’s tot 18 uur proefwerken nakijken. Geen wonder, als dat ook thuis kan met de koelkast, de centrale verwarming en de Beethoven pianosonates (Brendel) onder handbereik.

            Lege lokalen waren er op mijn school zelden; zeker niet genoeg voor de tien docenten die tijdens tussenuren met hun broodtrommeltje en hun automatenkoffie a 0.20 cent in de docentenkamer over hun proefwerken gebogen zaten.

            Dit huis-, tuin- en keukengedoe mag dan wel bon ton wezen in het onderwijs, maar het is natuurlijk geen bijdrage aan de status van het beroep. Status, dat is iets met waardering voor het exclusieve, en met de de uiterlijke en financiële uitdrukking van dat exclusieve. Op school voel ik me vaak een sloeber, met m’n “kluisje” waarin ik drie boeken en wat proefwerken mag opbergen. Op de opleiding waar ik werk, heb ik een kamer, bureau, computer, telefoon, kaartjes etcetera en daar durf ik met een gerust hart mensen te ontvangen. Om uiterlijkheden geef ik geen zier, om praktisch nut wel, en ik voel wel de maatschappelijke waarde van die uiterlijkheden. Als vo-leraar is het in dat opzicht extreem behelpen. De scholen die je in je laatste alinea aanhaalt, behoren niet tot een minderheid, helaas. Dat is mede een reden waarom de jonkies de wijk nemen, vrees ik.

          • Een beter salaris helpt altijd
            Een vervolg. De kern is: in de praktijk vragen de werkgever en het beroep zoveel van je, dat het moeilijk blijkt dat zo-zou-het-moeten-gedrag op te brengen dat Em70 als oplossing aanreikt.

            Wat ‘alle problemen van de samenleving’ betreft, geef ik Em70 in principe gelijk. Tenzij je als docent tot mentor wordt gebombardeerd, en dat wordt de meerderheid van de docenten. Of ze daartoe nu gemotiveerd, bereid of capabel zijn of niet. In de praktijk heeft Hinke dus gelijk. Zelfs als invaldocent (voor drie maanden) werd ik ineens tot mentor gebombardeerd, en kreeg te maken met uithuisplaatsingen, ziekenhuisopnames, jeugdige drugsdealertjes en nog meer ‘gebruikertjes’, met ouders die geen woord Nederlands verstaan en moesten begrijpen wat dyslexie was en met leerlingen die homohaat ventileerden. Je kunt er dan niet omheen lopen, ‘een grens trekken’ en zeggen dat je je lessen aan het voorbereiden bent. Ook leraren krijgen met dyslexie, homohaat en plots gedemotiveerde leerlingen te maken.

            De respect-kwestie is universeel. Ik geef Em70 gelijk wat betreft de stelling dat ‘goed je werk doen’ veel helpt bij respect verdienen. Als leraar ben je wel een rolmodel, maar niet voor het hele leven – het is in de klas genoeg om een goede leraar te zijn. Des te zwaarder hebben collega’s het die een hun nauwelijks bekend vak doceren. Met matig grip op de materie, en dientengevolge op hen die deze materie bestuderen. Ook zie ik onder jonge docenten veel geslapjanus: ‘als ik het jullie niet moeilijk maak, maken jullie het mij dan niet moeilijk?’ Maar uit wanhoop geboren onderwijs wordt nooit wat.

            Als al die factoren niet gelden (orde, werkplek, maatschappij, respect) dan is salaris inderdaad de enige manier om te werven c.q. te binden. Maar in het reguliere vo gelden de andere factoren wel degelijk. Daar helpt een beter salaris als tegenwicht tegen de moeizame aspecten van het beroep. En tegelijk – niiet in plaats van – moeten we die aspecten verbeteren.

          • Invaluren en personeelsbeleid
            Ook een probleem in het onderwijs: het personeelsbeleid.

            Als een school 46 uur aardrijkskunde per week geeft en de zittende leraren aardrijkskunde willen respectievelijk 20 en 18 uur per week werken, dan wordt er een vacature geplaatst voor 8 (=46-20-18) uur per week. Daar kun je je brood niet mee verdienen, dus waarom daarop reageren als sollicitant?

            Waarom zou een bevoegde docent op jouw school een half-jaar gaan werken? Daarna staat hij weer op straat. Niemand zal daar dus zijn baan op een andere school voor opgeven. Alleen iemand die net van de lerarenopleiding afkomt is dus een optie of iemand die uit frustratie op een andere school met vervroegd pensioen is gegaan en het op een goede school nog best een half jaartje wil doen. Dat is een kleine vijver, maar daar kun je wel gericht in zoeken. Heeft je school contact opgenomen met lerarenopleidingen in de buurt?

          • Uitleg voor Em
            Het ordeprobleem is er altijd geweest, maar is de laatste jaren en specifiek in Nederland wel gestegen. Toen ik, nog niet zo lang geleden, een beginnende leraar was, moest ik in het kader van de begeleiding (ja, die was er op die school ook) de camera eens neerzetten in de klas. Mijn Duitse vrienden, die beiden leraar zijn stonden stomverbaasd over het gedrag dat leerlingen op school durfden vertonen.
            Jaren geleden was er écht meer respect voor docenten, bovendien stonden de meeste ouders achter de leraren in plaats van achter hun spruiten.

            Ook ik heb op dit moment een aantal problemen niet, die ik in mijn stukje opsom. Anders was ik echt al lang weg geweest. Toch denk ik dat de door mij genoemde factoren belangrijk zijn. Ik vrees zó belangrijk, dat ze met een hoog salaris niet te compenseren zijn.

            En invallen, dat is natuurlijk het meest ondankbare baantje dat er bestaat.

          • Toename ordeproblemen
            Mijn eigen indruk is ook dat de ordeproblemen zijn toegenomen, vooral uit wat ik opmaak uit gesprekken met oudere docenten. En het wás in Nederland altijd al wat groter, omdat het hier, in tegenstelling tot een aantal andere landen, om de één of andere reden normaal is dat je als docent de orde moet veroveren en ‘m niet cadeau krijgt (column Prick van een tijdje terug). Dat is overigens ook weer niet alleen maar slecht; dit kan ook te maken hebben met een hoger kritisch en assertief gehalte van de jeugd, en dat zijn op zich geen slechte eigenschappen; een jeugd die alleen maar blind onderdanig is, wil je als land natuurlijk ook niet; dat zou weer het andere uiterste zijn. Je waarneming van de veranderde opstelling van veel ouders deel ik overigens ook.

            Ik ben het ook met je eens dat een (realistisch) hoog salaris grote, blijvende ordeproblemen niet kunnen compenseren. Dat de ordeproblemen en ouderveeleisendheid zijn toegenomen, maakt het beroep inderdaad extra onaantrekkelijk. De branding is gewoon voor een nóg grotere groep mensen dan vroeger te woest geworden om nog doorheen te komen, en de golven daarachter, die nooit zullen verdwijnen, zijn er dus ook niet minder op geworden. Zo is het dus gewoon op het overgrote deel van de scholen in Nederland.

            Invalwerk is inderdaad ondankbaar, maar dat was altijd al zo. En niet alleen voor invalwerk is het moeilijker geworden om aan goeie docenten te komen: ook bij gewone vacatures was dit in mei/juni moeilijker. De spoeling, dus het aantal en het niveau van de reacties, wordt gewoon merkbaar dunner.

            Mijn schoolleiding kan dus geen kant op: het wordt óf de school laten degraderen, óf actievoeren voor hogere docentensalarissen. Qua achter docenten met ordeproblemen staan kunnen ze niet veel meer doen dan ze nu al doen.

          • Dan maar onbevoegd
            En hoe lullig ook, als schoolleiding zou ik voor de oplossing van een invalbaan het zoeken in:
            – verschuiving van klassen. Alléén wie eerstegraads nodig heeft (bovenbouw) krijgt die ook (ja Em, moet je van je geliefde onderbouwklasjes af)
            – kijken wie er voor een half jaar een paar uur extra wil geven in de overgebleven onderbouwklassen. Met steun van Em en andere ervaren docenten plus een goede methode moet dat mogelijk zijn. Ook docenten die géén aardrijkskunde hebben gedaan, maar wel geïnteresseerd in de stof zijn, zouden dat moeten kunnen.
            Een tijdelijke kleine uitbreiding van pakweg 2 of 3 uur per week moet toch te dragen zijn in het belang van de gehele school.
            Noodoplossingen, maar wel de minst slechte.

          • Wat er dán gebeurt
            Als mij gevraagd zou worden te verkassen naar de bovenbouw, zou ik daarop twee antwoorden hebben:
            1) Het minst waarschijnlijke antwoord: “Dat kan, maar dan wil ik óf minder lesuren in ruil voor meer voorbereidingstijd, danwel een hoger salaris voor dezelfde lesuren”;
            2) Het meest waarschijnlijke antwoord: “Dat doe ik niet, want daar vind ik mezelf op dit moment niet geschikt voor, en ik ben voor mijn plezier in het onderwijs gaan werken; werk dat niet bij mij past kan ik voor veel meer geld buiten het onderwijs vinden.”

            Oftewel: die vlieger gaat niet op.

            Natuurlijk zijn er allerlei noodoplossingen denkbaar, alleen het is natuurlijk duidelijk dat dat het begin van het einde is. En wij kunnen geen overbetaalde bestuurders en managers ontslaan, want die hebben we niet. Deze situatie van stap voor stap achteruitgang accepteren is precies wat de afgelopen twintig jaar steeds gebeurd is; dat is nou net de oorzaak van de problemen waar we nu inzitten. Noodoplossingen accepteren is totaal het verkeerde signaal aan de politiek. Op een gegeven moment staan de de tweedegraders in de bovenbouw les te geven, en de schoonmakers in de onderbouw. En hoor je Plasterk op tv voor een onderzoekscommissie beweren dat dat in die omstandigheden nou eenmaal het best haalbare was.

            Er moet dus gewoon geld bij.

      • solidariteit
        De Jonge academici hebben wat mij betreft recht op onze solidariteit. Dit net als de na-hossers, maar die hebben dat te weinig gehad.
        Ik ben solidair met enige salarisverbetering en minder werkdruk voor tweedegraders. Waarom kunnen zij kennelijk niet de solidariteit opbrengen voor extra meer voor eerstegraders?
        Ordinaire afgunst?

        • Afgunst waarop?
          Waarop zouden tweedegraders afgunst moeten hebben. Ik heb eerder het idee dat de eerstegraders afgunstig zijn op de tweedegraders met hetzelfde salaris als zij. Nee, sorry, dat is dus echt geen argument hoor.

          • Misschien is die indruk ontstaan
            doordat je telkens als eerstegraders hier aangeven dat ze op grond van hun academische achtergrond recht hebben op een betere betaling dan tweedegraders, jij je tegenstander verklaart. Bovendien doe je nogal wat moeite om academici negatieve eigenschappen toe te dichten.

  10. Bij de poort
    “WAT MOETEN WE DOEN ALS JONGE ACADEMICI OM ONS GELUID TE LATEN HOREN.”

    Gewoon per school inventariseren wat het nivo van het docentencorps is en hier ruime publiciteit aan geven.

    Bv predicaat “de domste VWO”

    • Laatst deed couzijn (geloof
      Laatst deed couzijn (geloof ik) hier een voorstel om te eisen dat een bepaald percentage van de lessen moet worden gegeven door bevoegden, en om openbaar te maken in hoeverre elke school hieraan voldoet.

      Lijkt mij een uitstekend plan: waar scholen nu een hoop geld investeren in uiterlijkheden, en de inhoud kunnen verdoezelen, zal men absoluut andere keuzes gaan maken op het moment dat openbaar wordt dat de concurrent veel meer mensen met de vereiste diploma’s voor de klas heeft staan.

      • Serieus werk maken van bevoegd lesgeven
        Precies. Couzijn ziet daar drie belangrijke voordelen aan.

        Ten eerste wordt aldus een van de belangrijkste kwaliteitskenmerken van onderwijs – het opleidingsniveau van de docent – openbaar, zodat ouders en leerlingen ook op dit kenmerk scholen kunnen uitkiezen.

        Ten tweede krijgt de overheid hiermee een sturingsinstrument in handen om te kunnen waarborgen dat leerlingen in hoofdzaak krijgen waar ze recht op hebben: onderwijs door bevoegde docenten. Het is duidelijk dat deze verantwoordelijkheid niet bij het schoolbestuur gelaten kan worden; daar hebben we wetshandhavers voor nodig.

        Een bijkomend voordeel is dat de arbeidsmarkt voor tweede- en eerstegraders beter beschermd wordt tegen beunhazerij. Zodat de laatsten een kleinere aanslag doen op de status en de arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingspositie van de eersten.

        De overheid en de scholen kunnen een heel concreet plan opstellen. Ze hoeven niet eens de schuldvraag t.a.v. het lerarentekort te beantwoorden, maar domweg een realistisch traject afspreken om de misstand van het Massale Beunhazen zo snel als mogelijkop te lossen. Bijvoorbeeld:
        – per 2009 minimaal 75% door een bevoegd docent gegeven lessen
        – per 2011 minimaal 80%
        – per 2013 minimaal 85%

        Etcetera, tot in 2017 minimaal 95% van de lessen door een bevoegd docent wordt gegeven. Een of twee keer per week elke leerling een beunhaas voor z’n neus vind ik nog net te pruimen. Onderwijs is geen speeltuintje. De boete die scholen krijgen moet natuurlijk groter zijn dan het financieel gewin bij het aanstellen van onbevoegden.

        En nee, een docent Engels is niet bevoegd voor Nederlands of geschiedenis. Het ridicule ‘benoembaar’ heffen we meteen op. Wie zich bekwaam acht, moet gewoon een bevoegdheid halen. Op kosten van de zaak.

        • Dit realistisch traject
          laat voor de komende 10 jaar wel erg veel ongewenstheid in leven. En in hoeverre is hierin het aanzwengelen van de instroom van academici in het Voortgezet Onderwijs verdisconteerd? En dan nog maar 95% uiteindelijk? Maar goed dat het niet om tandartsen gaat want dan ging ik toch echt vrezen voor mijn gebit. Of misschien nog iets meer sprekend: Piloten.

          • Ze komen je niet in de mond gevlogen, zoals gebraden kippetjes
            Bevoegde leraren haal je niet zomaar even uit de kast. Eerst moeten bereidwillige kandidaten met de benodigde capaciteiten worden geworven, dan moeten ze worden opgeleid. Dat kost tijd. Gezien het simpele feit dat het huidige tekort in de komende vijf jaar eerst nog sterk zal toenemen, is een snelle groei van het aantal beschikbare bevoegden uitgesloten. Dat bedoel ik met realistisch. Zelfs als Nederland nu stevig zou willen investeren in onderwijs (waar het niet op lijkt) én zelfs als er een flink aantal capabele kandidaat-leraren voor het onderwijs kan worden gewonnen (waar het niet op lijkt), acht ik mijn tijdpad nog bepaald geen sinecure.

            Het is de kunst om de scholen te committeren aan een tijdpad dat zij zelf realistisch achten. Anders krijg je hetzelfde gedonder als met die 1040-urennorm: scholen investeren meer tijd en energie aan tegenstribbelen (wat die norm betreft: met goede redenen) dan aan aanvullen met goed onderwijs.

            Inderdaad zitten we de komende 10 jaar in Nederland met veel onbevoegde docenten opgescheept. Het resultaat van decennialange verwaarlozing van het lerarenberoep. Elk ministerieel opgelaten ballonnetje (OTO-onderzoek, commissie-Van Es, taakbeleid, FuWaSys) is op een goedkope mislukking uitgedraaid. Ziehier de brokken; ze gaan niet uit zichzelf weg.

            Het ‘aanzwengelen van de instroom van academici in het vo’ is in mijn voorstel niet verdisconteerd, omdat er niets wordt aangezwengeld.

            Ik tel niet tot 100% door: er is altijd een ‘frictiebevoegdheid’, vroeger ook al: mensen die in opleiding zijn, een school die voor vak X écht nietmand kan vinden omdat er geen geschikte kandidaten rondlopen etc. Een of twee beunhaas-lesjes per week overleeft een leerling wel. Anders dan met tien beunhaaslessen per week, zoals nu.

            Eri is in dit opzicht een relevant verschil met tandartsen en piloten.

          • Bevoegde leraren haal je niet zomaar even uit de kast, maar
            couzijn, ik reageer even op: “Bevoegde leraren haal je niet zomaar even uit de kast. Eerst moeten bereidwillige kandidaten met de benodigde capaciteiten worden geworven, dan moeten ze worden opgeleid. Dat kost tijd”

            Prick had pas een column, waarin hij schreef dat het behalen van je eerstegraads lesbevoegdheid vroeger twee maanden duurde; studenten haalden deze bevoegdheid vroeger vaak meteen in aansluiting op hun studie. In mijn tijd, de negentiger jaren, moest ik tijdens mijn studie een tweemaandse oriëntatiecursus op het onderwijs volgen (verzorgd door het IVLOS), en daarna een jaar lang die postdoctorale lerarenopleiding (die voor het overgrote deel uit een arbeidsintensieve verplaatsing van lucht bestond).

            Na het lezen van Pricks column begrijp ik wat beter hoe dit zit: de opleidingen wilden gewoon meer uren omdat ze dit meer werk zou opleveren. Het pakte anders uit: veel studenten besloten maar niet meer te kiezen voor het behalen van die lesbevoegdheid. Dat was althans Pricks versie, maar bij gebrek aan beter kan ik me heel goed voorstellen dat het inderdaad zo zit.

            Het aantal afgestudeerden zal per vak sterk verschillen, en de schaarste dus ook, maar als je er vanuit gaat dat:
            1) er in Nederland nog altijd veel afgestudeerden met onderwijsbloed in hun aderen rondlopen, en
            2) een bevoegdheid maar twee maanden hoeft te kosten,

            dan staat of valt de rest met
            1) normale werkomstandigheden (dus je vak op je eigen manier kunnen uitoefenen);
            2) een hoger salaris, en
            3) een vooral voor onervaren docenten een behapbare werklast.

            Nogmaals, het zal per vak zeer verschillen, maar op voorwaarde dat de maatschappij er geld voor vrijmaakt en er korte metten wordt gemaakt met de grootschaligheid, denk ik dat het tekort aan (eerstegraads) bevoegden niet dramatisch hoeft te worden. Het is een kwestie van politieke wil, niet van voldongen feiten.

          • herintroductie gedragsgrenzen
            Het is ook een zaak van WILLIGE klassen. Als alle leerlingen in de klas daar zitten met de wens om zo veel mogelijk van de leraar op te steken en de leraar met de wens om zo goed mogelijk kennis en inzicht over te dragen is de kans dat een goed in zijn leervak geschoolde leraar met vrucht kennis en inzicht kan overdragen zonder een uitgebreide didaktische en psychologische scholing gehad te hebben veel groter. Ik wil niet beweren dat 40 jaar geleden alle leerlingen een intrinsieke motivatie hadden maar op zijn minst een gevoel van fairness en verantwoordelijkheid. Er waren grenzen. De overheid moet zich voortaan in de eerste plaats richten op het onderwijs aan leerlingen die wel grenzen willen aanvaarden. Voor een leraar is het belangrijk om te weten dat hij beschermd wordt tegen kwaadwilligen en zich helemaal op zijn les kan concentreren. Tegen etterbakken moet voortaan efficiënt worden opgetreden. Zonder een iudicium abeundi is dat niet mogelijk. Seger Weehuizen

          • Grenzen stellen en aanvaarden
            Seger, helemaal mee eens. Maar scholen moeten dus wel grenzen willen en kunnen stellen, anders valt er voor leerlingen sowieso niets te aanvaarden.

          • Realistisch realisme
            Indien critici m.b.t. tot de huidige situatie al zo coulant inzetten op wat er dringend zou moeten plaatsvinden dan kun je op weinig vingers natellen op wat degenen die het blijkbaar niet zo bekommert zullen inzetten.

            Misschien is het een idee om op de kwaliteitskaart een rubriek % bevoegde docenten op te nemen.

            En indien er een relevant verschil bestaat met overige professies dan wil ik dat wel graag leren kennen.

  11. Gelijke salarissen zijn een goed voorbeeld voor de leerlingen.
    Het is juist een goed voorbeeld voor de leerlingen dat eerstegraders evenveel verdienen als tweedegraders. Het laat ze zien, dat het stom is om veel moeite te doen om VWO te halen en dan naar de universiteit te gaan. Je kunt veel beter HAVO doen en dan naar een lerarenopleiding gaan. Niet alleen kost dat minder moeite, maar je verdient ook meer, omdat je eerder kunt beginnen met werken, en bovendien tijdens de studie meer tijd hebt voor een bijbaantje, zodat je minder geld hoeft te lenen.

    Als er daardoor minder leerlingen naar de universiteit gaan, kan de overheid ook op de universiteiten bezuinigen.

    Voor de kenniseconomie maakt het niet uit, want die kennis kopen we gewoon in uit China, India en Polen.

    Groet,

    Paul Huygen.

      • Zijn we al zo diep gezakt in Nederland,
        dat ik moet uitleggen dat het ironie was?

        (Althans het stuk over de kenniseconomie. Het is natuurlijk feitelijk juist dat de overheid met de gelijke salariering demonstreert dat ze, als puntje bij paaltje komt, niet veel voor kennisverwerving over hebben. En het is natuurlijk wel eerlijk om dat aan de leerlingen duidelijk te maken.)

        Groet,

        Paul.

        • Land van managers
          Ik ben even kwijt waar ik het precies hoorde, maar dit weekend ergens op TV de resultaten van een onderzoek.
          Het NL bedrijfsleven geeft aanzienlijk minder uit dan het europees gemiddelde aan R&D (onderzoek, noemden we dat vroeger);
          De uitgaven voor onderwijs zijn bij iedereen bekend
          Er zijn in NL veel minder startende ondernemers dan in de rest van Europa

          maar …

          Nederland is het land van managers geworden: een vaste baan met een hoog salaris. De ultieme droom van de Nederlander.

          Dus … ja… zo diep zijn we gezakt. Al neem ik aan dat Fritzi je ironie wel had gedetecteerd

          • meester en gezel
            Maar de Engels-Amerikaanse academische titels maken veel goed. Het is toch iets heel anders dan om eerst gezel te zijn en dan meester. Dat klinkt te veel als degelijk handwerk. Wij hadden de titel meester al bij de juridische faculteit. Ook in Frankrijk is een meester in de rechten ma^itre. En het oude woord is magister. dat klinkt im elk geval Europeser dan master. Europa hoeft geeh kloon van de Verenigde Staten te worden. Maar overal waar de kwaliteit achteruitgaat wordt een camouflagenet van Engelse woorden voorgespannen. Hoogste alarmfase.
            Seger Weehuizen

  12. Afgunstig op tweedegraders
    Afgunstig op tweedegraders niet: voor hetzelfde salaris heb ik afwisselender werk. Ik vind m’n brugklassen geweldig leuk, maar met 6 VWO kan ik veel interessantere dingen doen. Ik eet dus van twee (beide bijzonder lekkere) walletjes.

    Nee, de vergelijking maak ik niet met de tweedegraders op mijn school, de vergelijking maak ik met mijn studievrienden. En dan vraag ik me wel regelmatig af of het boeiende van het onderwijs wel genoeg is om op financieel gebied zoveel harder te moeten ploeteren dan zij. Ik ben na acht jaar werken net van m’n studieschuld af, en dat alleen maar omdat ik nog jaren op een spotgoedkope studentenkamer ben blijven wonen. Dat zie ik verder alleen bij gesjeesde studievrienden die met een uitzendbaantje nog aan het studeren zijn. Degenen die net zo keurig als ik hun studie hebben doorlopen hadden het financieel veel eerder op orde.

    Jonge academici zien keer op keer, in tijden van enorme drukte, ouderavonden, toetsen maken en nakijken in het weekend, dat een vriend (die ’s avonds en in het weekend meestal vrij is) in zijn eerste baan na zes maanden een salarisverhoging krijgt waarmee hij direct uitkomt boven het salaris wat de leraar na zes jaar heeft. Als je dat telkens in je vriendenkring hoort, en de niet-leraren lijken OOK plezier in hun baan te hebben, dan lonkt de overstap. Want het onderwijs IS leuk en interessant, maar is het zoveel leuker en interessanter dan die banen van al je vrienden? Omdat het salaris zoveel verschilt van het jouwe (meer dan de salarissen van oud-studiegenoten aan HBO of MBO verschillen) moet het werk inhoudelijk ook diezelfde factor leuker en interessanter zijn. De meeste academici vinden kennelijk dat dat niet zo is. Als ze al komen, komen ze vanwege “tot nu toe niets beters kunnen vinden” of vanwege andere sterke voordelen, zie bijv. de jonge ouders uit het bericht van couzijn.

Reacties zijn gesloten.