Ik heb niet opgevangen wie ze was, maar een verstandige dame zei onlangs op de radio het volgende.
Wanneer jongetjes stoeien in de klas, heeft de vrouwelijke leerkracht de neiging de vechtersbaasjes onmiddellijk uit elkaar te halen. De mannelijke leerkracht gaat staan toekijken hoe het stoeien zich ontwikkelt en of ze het goed doen.
Hoewel ik vechtersbaasjes ook onmiddellijk uit elkaar haal, zeker in de klas, herken ik dat beeld toch wel.
De dame concludeerde, ook uit andere voorbeelden die ze gaf, dat de jongetjes op voornamelijk door vrouwen bevolkte scholen in het gedrang komen, doordat ze niet begrepen worden én omdat ze te weinig concrete kennis krijgen aangeboden. Want vrouwelijke leerkrachten generaliseren, praten veel en zijn te algemeen, terwijl mannelijke leerkrachten concreet zijn en vaak specialisten.
Ook het lage salaris van de leerkracht speelt volgens haar een belangrijke rol. Je komt daarmee eenvoudig vandaag de dag niet rond. Jongens kijken wel uit en gaan liever het bedrijfsleven in, want die komen niet zo gemakkelijk aan ‘een rijke vent’.
Volgens autoriteiten als Tavecchio, hoogleraar Kinderopvang aan de Universiteit Amsterdam, kunnen jongens door al die vrouwelijke leerkrachten hun eigen identiteit niet goed ontwikkelen. Het ontbreken van een mannelijk rolmodel op school zou een groot probleem zijn. Erger nog, dit rolmodel ontbreekt ook thuis. Tot hun twaalfde, zo meldt Tavecchio, zien jongens nauwelijks mannen en te veel vrouwen. “Ze hebben mannen nodig om te zien hoe ze vorm kunnen geven aan hun mannelijk gedrag. Dat leert elke ontwikkelingstheorie”, aldus Tavecchio. Het aantal mannen dat voor de PABO kiest, is relatief gering: slechts 15 procent mannen, tegenover 85 procent vrouwen. Deze verhouding lag vroeger anders, maar is de laatste 10 jaar wel stabiel. Het SCO-Kohnstamm Instituut onderzocht de achtergronden, en kwam tot drie bepalende factoren voor het lage aantal mannelijke studenten: het beeld van de opleiding, beroepsperspectief en het loopbaanperspectief.
En natuurlijk het lage salaris.
Met name het imago van de opleiding en het leraarsberoep bij vrienden en familie speelt een belangrijke rol. Volgens een directeur van een onderzochte PABO heeft zowel de opleiding als het beroep een lage status, zeker sinds MBO-ers kunnen instromen. Daarnaast moeten de jongens een groot zelfvertrouwen hebben om voor dit traject te kiezen. “In je vriendenkring ben je al snel een watje”, aldus een PABO-directeur.
Het loopbaanperspectief van een basisschool-leerkracht worden dus niet zo aanlokkelijk gevonden. En de jongens die wél op de PABO beginnen, focussen zich al snel meer op lesgeven in de bovenbouw en eventueel in de middenbouw (meester en bovenmeester). Tijdens de opleiding is de uitval onder jongens bovendien nog eens groter dan onder meisjes.
Het lijkt een zichzelf versterkend verschijnsel.
Gerda Geerdink, onderwijscoördinator aan een PABO, stelt met enige ironie vast dat kinderen zich al tijdens hun basisschooltijd een beeld vormen van het beroep van leerkracht als een vrouwenberoep. Dat leidt ertoe dat jongens, als ze eenmaal toe zijn aan het kiezen van een vervolgopleiding, niet snel voor de PABO zullen kiezen. De samenstelling van een gemiddeld team op een basisschool (vrouwelijke leerkrachten, mannelijke directeur) vormt voor kinderen natuurlijk geen wenselijk voorbeeld. Alleen al daarom zou er een betere balans moeten komen tussen het aantal mannen en vrouwen voor de klas.
We hebben mannen hard nodig in het onderwijs. Ze zijn concreet, meestal specialisten en gespitst op kennisoverdracht. Vrouwen daarentegen wentelen zich in het genoegen om met kinderen om te gaan.
Drie willekeurige reacties.
“Mijn zoon gaf na vijf jaar basisschool aan geen juf meer te kunnen zien. Hij hunkerde naar een meester. Van school gewisseld, heeft hij nu een meester. En hij bloeit op. De meester gaat met de klassen mee tot het einde van de basisschool. Dat kind is nu helemaal gelukkig.”
“Ja, jongens zijn drukker, houden van een potje voetbal op het schoolplein met een potje knokken erbij.
Daar kunnen de juffrouwtjes niet mee overweg!! Althans de meeste juffies niet! Juffies houden van rustig en kalm. Het is gewoon een feit dat jongens meestal op school problemen hebben omdat ze druk zijn.
Dat heet testosteron en niet ADHD!”
“Juffies weten niet dat mannen niet zo van het praten zijn! Dus moeten die jongens naar het geleuter van de juf blijven luisteren terwijl ze ondertussen met hun hoofd weer bij het potje voetbal zijn en vergeten zijn dat ze elkaar net even flink gemept hebben.”
Subjectief
Dus zijn , volgens dit stuk, vrouwelijke leerkrachten ” leuterende juffies” die jongens niet begrijpen. Bovendien begrijpen ze het verschil niet tussen ADHD en testosteron en snappen ze niet dat jongens liever voetballen en elkaar zo af en toe eens lekker meppen. Kom nou!
Wel erg subjectief!
Wat is eigenlijk de definitie van een “leuterende” mannelijke leerkracht ?
Wel het onderscheid maken…
…tussen citaten van leerlingen en de strekking van het betoog.
Tendentieus
Dit verhaal lijkt mij tendentieus- en de zogenaamde desastreuse gevolgen lijken mij wel mee te vallen. Volgens mij is (ook hier) de natuur van grotere invloed dan het zgn. rolmodel van de leraar. Voor zover ik weet lieten de onderwijzers ons vroeger nooit gezellig en echt mannelijk doorvechten: welnee, ze werden er zelfs beroerd kwaad van!
Ik heb nog nooit gehoord van een school waar de leerlingen elkaar -a la fightclub- met een stuk hout te lijf mochten gaan onder het toeziend oog van de mannelijke docenten.
En om alle niet-mannelijke collega’s weg te zetten als ‘juffies’ is potsierlijk.
Dit is heerlijke apekool- als men al niet eens kan bepalen hoe groot de invloed van de docent op de ontwikkelingsgang van de leerling is, hoe dan te bepalen wat daarenboven de invloed van hun kunne is?
Ik heb leidinggeven aan een
Ik heb leidinggeven aan een afdeling met alleen mannen : leuk!
Ik heb lesgegeven aan klassen met alleen jongens : geweldig!
Ik ben niet normaal.
Abnormalen…
…is het zout in de pap!:)
nomen is omen?
Misschien is historica onzijdig meervoud?
Seger Weehuizen
Uit mijn eigen ervaring:
Ik heb in de jaren vijftig op de lagere school gezeten. Op de kleuterschool hadden we matjesvlechten van de juf. De eerste twee klassen van de lagere school heb ik lezen en rekenen geleerd van een vriendelijke, knappe juffrouw. Af en toe kwam er een meester om de hoek kijken uit de hogere klassen. U begrijpt wel waarom. Eenmaal in de week kregen de jongens gymles van een meester en dan leerden wij, meisjes, van een oude handwerkjuffrouw schortjes naaien en sokken breien. Vanaf het derde jaar kregen we een meester die prachtige verhalen wist te vertellen over geschiedenis en aardrijkskunde. Ik heb toen alles geleerd over het leven van Thomas Alva Edison en de uitvinding van de gloeilamp. (Mag nu niet meer van minister Cramer). In de zesde klas werd je klaargestoomd door een barse bovenmeester voor het toelatingsexamen voor de middelbare school, nadat de ‘bokken van de schapen’ waren gescheiden. Dreamtime was over. Ook kreeg je Franse les: papa fume une pipe.
Maar dat is tegenwoordig ook verboden.