In de jaren zestig en zeventig droomden de sociaal democraten van het implementeren van het gelijkheidsbeginsel in de maatschappij en op scholen. In die zin dat kinderen met minder kansen uit armere milieus toch maximaal konden profiteren van het hoogstaande en nog te verbeteren onderwijs en wetenschappelijke professie Gelijke kansen voor alle burgers werd hartstochtelijk gepropageerd. Zo ontstond in de jaren zeventig de middenschool en in de jaren negentig de basisvorming. Alle kinderen van het middelbaar onderwijs werd hetzelfde studieprogramma aangeboden. Dan zouden de arbeiders kinderen geen achterstand meer hebben op kinderen van welgestelde burgers. De middenschool werd als het ware ingezet tegen de elite vorming.
Iedere geneticus weet dat als je de omgevingsfactoren voor alle typen gelijk maakt, er juist geselecteerd wordt op genotype of een andere expressie van al of niet aangeboren eigenschappen. En dus juist niet op het opnemen en verwerken van de aangeboden leerstof. Het leerprogramma was niet de impuls voor ontwikkeling, maar de afkomst werd de impuls. Misschien zullen velen hier moeite mee hebben, maar de inzet en opzet van een school voor iedereen was gewoon wetenschappelijk gezien helemaal fout. Analoog aan het maatschappelijk streven naar consensus ontstond ook in het middelbaar onderwijs een tenderen naar het laagste niveau. Leerlingen en leraren vonden in het onderwijs, als een instituut voor overdragen van kennis, geen uitdaging meer. Het bleek al snel dat eigenschappen als zorgzaamheid, plichtsgetrouw en verantwoordelijkheid in combinatie met de juiste nestwarmte van thuis, de beste resultaten gaf. Kennis werd ondergeschikt. http:www.murielmuyres.nl
Reacties zijn gesloten.
Wat dan wel?
Hm, ik vind deze analyse een beetje populistisch. Dat de conclusie er eentje is die ik deel (het gaat niet goed nu) is voor mij niet voldoende. Het is vooral een jammer dat er niet uitkomt wat het dan wel moet zijn. Wordt het daar niet eens tijd voor?
Laat ik eens een poging wagen:
Als je uitgaat van het idee dat iedereen dezelfde kansen moet krijgen, dan is het nogal suf om alle leerlingen van alle afkomsten en milieu’s dezelfde onderwijstijd te geven.
Als je uitgaat van het idee dat onderwijs helpt, dan helpt meer onderwijs beter.
De huidige constructie: Kinderen die met een achterstand van een jaar of meer op de basisschool komen, worden geacht in dezelfde tijd als alle andere leerlingen hun achterstand weg te werken én het nieuws bij te leren. Je hoeft geen Pabo gedaan te hebben om te snappen dat dat niet kan.
Maar je hoeft ook geen bedrijfskunde gestudeerd te hebben om te begrijpen dat tijd geld is en dat er dus een beperking moet zijn aan de gunning van onderwijs.
Voorstel (bij wijze van voorzet): Vastgelegd wordt _wat_ kinderen mogen leren in het basisonderwijs. Ze krijgen daarvoor zoveel tijd als nodig is met een uiterste leeftijd. Die is nu 14 jaar, maar gezien het feit dat ca 7% van de 16 jarigen desondanks functioneel analfabeet is, zou ik dat wat oprekken, desnoods tot de uiterste leerplichtige leeftijd (wordt 18 jr binnenkort).
Consequentie:
*Bijna iedereen leert lezen, schrijven en rekenen op een basisniveau.
*Wie klaar is mag aan het volgende beginnen. Dat kan dus ook als je 10 bent.
*Het vervolgonderwijs kan op een vergelijkbare manier gestapeld worden.
Ja, er zullen nog steeds verschillen zijn. Leerlingen verschillen nu eenmaal. Sommigen blijven op dat basisniveau steken, anderen schieten er ver bovenuit.
Wat minder zal gebeuren is dat leerlingen gaandeweg kansen missen. Bijvoorbeeld: Vroeg in het basisonderwijs al op een laag pitje gezet worden omdat de leerling het toch niet redt binnen het huidige tijdspad. Niet naar de vervolgschool van je keuze kunnen omdat je de breuken nog niet onder de knie hebt.
De inspanning blijft om de leerling te leren lezen, schrijven en rekenen tot dat vaardigheidsniveau. Ook al is ie 16. Ook een 18 jarige niet meer leerplichtige kan met de vers verkregen vaardigheden alsnog zelf kiezen voor cursussen. Kunnen lezen, schrijven en rekenen is daar wel een basisvoorwaarde voor.
MIj benieuwen of er nog meer ideeën zijn.
Seger Weehuizen
Geachte Muriel,
Gaarne wijs ik hierbij op het sociaal en cultureel rapport 2004 “In het zicht van de toekomst” van het SOCIAAL EN CULTUREEL PLANBUREAU geschreven door Ria Bronneman-Helmers m.m.v. Lex herweijer.
In hoofdstuk 8 Onderwijs, op pagina 366 staat:
Ontwikkelingen in het opleidingsniveau van de ouders zijn buitengewoon belangrijk voor de toekomstige opbrengsten van ons onderwijsbestel. Uit tal van onderzoekingen komt naar voren dat de prestaties van kinderen beter zijn naarmate hun ouders, en met name hun moeders, hoger zijn opgeleid. Het stijgende opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking (SCP 2003: 43), en van de ouders in het bijzonder, zou dus in principe bij nieuwe generaties schoolverlaters moeten resulteren in een verdere niveauverhoging. Er is echter ook een demografische tegenbeweging waardoor die niveauverhoging op z’n minst wordt afgeremd. In hoofdstuk 2 werd al aangegeven dat met de stijging van het opleidinsniveau van vrouwen de kinderloosheid toeneemt. De (al dan niet vrijwillige) kinderloosheid is het hoogst onder hoogopgeleide vrouwen.. Ligt de kinderloosheid bij de generatie die na 1970 is geboren, gemiddeld op 20 %, van de vrouwen met een hbo- of universitaire opleiding krijgt blijkens het onderzoek gezinsvorming 1998 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maar liefst 30 % geen kinderen.
……………………………
Een stijgend opleidingsniveau resulteert dan ook niet automatisch in een verdere stijging van het opleidingsniveeau van de komende generaties van schoolverlaters. (einde citaat)
Mede omdat genetici het tegenwoordig wel met elkaar eens zijn dat erfelijkheid in hoge mate bepalend is voor de intelligentie van individuen is het met succes stimuleren van hoog-opgeleide vrouwen om meer kinderen te krijgen een noodzakelijke voorwaarde voor betere onderwijsresultaten.
Seger Weehuizen
discordantie
Mijn fragment uit het rapport van het Sociaal en Cultureel planbureau lijkt slecht aan te sluiten bij het verhaal van Muriel Muyeres. Er zijn echter vele aanknopingspunten. Hij gebruikt het woord genotype waar hij aanleg bedoelt want hij lijkt uit te gaan van een situatie waarin de verschillen in aanleg in een leerlingenjaargang niets te maken hebben met de sociale afkomst van de leerlingen. Dat is terecht omdat hij wil aantonen dat zelfs als dat zo is een simpel schoolprogramma dat door alle leerlingen gevolgd moet worden intelligente kinderen van hoogopgeleide ouders een relatief voordeel verschaft. De PvdA lijkt er meesterlijk in te zijn om het omgekeerde te bereiken van wat zij nastreeft. Eigenlijk is de basisvorming een linkse noodsprong. De vooroorlogse socialisten wilden voor alle arbeiderskinderen toegang tot het Gynmasium. Zij streefden naar de verheffing des Volks. Nu het volk zich mag uiten en alleen maar grotere materiele welvaart bleek te willen en hun kinderen niet en masse naar het Gymnasium bleken te gaan heeft zij, zoals verwende kinderen dat plegen te doen, geprobeerd om het begeerde, onbereikbare object kapot te maken. Dit was één aanknopinspunt.
Blinde vlek van Lyssenko
De PvdA is meesterlijk in het bereiken van het omgekeerde van wat zij nastreeft.. Sharon Dijkstra wil hoogogeleide moeders dwingen om hun diploma te gelde te maken. Op korte termijn bekeken is daar wel wat voor te zeggen. Maar op langere termijn kan dat katastrofale gevolgen hebben voor onze economie en ons culturele leven. Want als uitvoering van haar wens tot verdere afname van de vruchtbaarheid van hoogopgeleide vrouwen zou leiden zou (als je geen niveau-verlaging accepteert) ook het aantal leerlingen op het VWO absoluut en gerelateerd aan leeftijdsgenoten afnemen. Dat is dan niet alleen het gevolg van het onvermogen van haar om anders dan op korte termijn te denken. Het gaat hier ook om een ideologisch geïnduceerde blinde vlek bij de PvdA, namelijk dat ook de mens een produkt van de evolutie van het leven en nog steeds aan haar wetten onderworpen is. De Lyssenko-vlek
(Lorsqu’il fut décidé de se séparer de Lyssenko, ce dernier fut convoqué devant le comité de l’Académie des sciences soviétique, section Biologie ; les minutes de cette séance sont assez « croustillantes » en reprenant bien le mode de pensée du « pragmatisme soviétique » :
– Le secrétaire général : Vous dites qu’un caractère biologique acquis se transmet à la descendance ; alors comment expliquez-vous que les Juifs mâles qui sont circoncis à la naissance depuis des milliers d’années n’aient pas transmis à leur descendance le caractère spécifique de naître circoncis ?
– Comment expliquez-vous que les femmes naissent vierges, alors que leurs mères ne l’étaient plus au moment de leur conception ?
Et ce fut la fin de Lyssenko.