De uitgangspunten van uw vereniging worden door mij volledig onderschreven.Ik heb vijftien jaar leiding gegeven aan diverse vormen van onderwijs: categoriaal mavo,scholengemeenschap mavo-havo-vwo,brede scholengemeenschap van ivbo tot en met gymnasium.Eerst als directeur, in de latere vormen van onderwijs als conrector/deelschoolleider.Ben nu met prepensioen.
Ik heb de veranderingen in het onderwijs met pijn in het hart moeten ondergaan.
Ik stond altijd op het standpunt dat een bepaald onderwijsconcept, breed opgelegd aan personeel en leerlingen een verstikkende deken werd voor zowel docenten als leerlingen.Laat voor wat betreft onderwijsaanpak iedere docent, op basis van zijn vakmanschaft, zelf bepalen wat voor hem/haar de beste werkwijze is om de optimale leermomenten te bewerkstelligen.Op deze wijze is er in een school afwisseling.Betaal een goed salaris zodat kwalitatief goede docenten benoemd kunnen worden en zorg als schoolleider voor een optimale leeromgeving en bewaak de kwaliteit.In mijn tijd werd deze zienswijze van een schoolleider als gemakzuchtig en te simpel afgedaan.Heb spijt dat ik mij niet genoeg heb geweerd tegen deze beschuldiging.
Ben erg blij met jullie vereniging en hoop op een cultuuromslag in het onderwijs.Ook hoop ik nog een parlementaire-enquetecommissie mee te maken die zich gaat buigen over de schandelijke vernietiging van succesvolle onderwijsvormen als mavo en de diverse richtingen in het speciaalonderwijs.
Reacties zijn gesloten.
De koning heeft geen kleren aan
Ook nog even een inhoudelijke reactie op Anonymous:”Laat voor wat betreft onderwijsaanpak iedere docent, op basis van zijn vakmanschaft, zelf bepalen wat voor hem/haar de beste werkwijze is om de optimale leermomenten te bewerkstelligen.”
Dit doet alsof er één soort vakmanschap zou bestaan en daar vanzelf bij iedere docent een soort ‘beste vorm’ uit ontstaat.
Dat is niet zo. De verschillen zijn enorm en wat de ene docent geweldig vindt (zelfstandig leren bijvoorbeeld), vinden anderen weer een crime.
Uit ervaring met mijn kinderen weet ik hoe vervelend het is om op 12 jarige leeftijd met 15 docenten geconfronteerd te worden die allemaal een andere mening hebben over wat je moet laten zien om te bewijzen dat je je werk goed gedaan hebt (feiten of juist samenwerkkwaliteiten bijvoorbeeld).
Dat is alsof onderwijs en iets kunnen een kwestie is van een mening hebben of een natte vinger in de lucht steken om te kijken hoe de wind waait.
Voeg daarbij dat de eisen die aan leerkrachten gesteld worden ook al niet voornamelijk over vakkennis gaan en er blijft van die koning niet zoveel meer over dan iemand die wil dat je doet wat hij zegt, ook al weet ie soms zelf niet waar hij over praat.
Heb je niks aan volgens mij.
Als BON staat voor beter onderwijs, dan is dat een vorm waarmee weinig te marchanderen valt en waarin koningen die het beter denken te weten geen plaats hebben.
Vakinhoudelijke eisen aan leraren
Miriam Lavell schreef: “Voeg daarbij dat de eisen die aan leerkrachten gesteld worden ook al niet voornamelijk over vakkennis gaan”. Ik hecht eraan duidelijk te maken dat eerstegraads bevoegde docenten bovenop hun VWO-opleiding vier tot vijf jaar vakonderwijs op universitair niveau hebben gevolgd (bachelor en master), aangevuld met post-academische opleiding tot leraar. Het lijkt me dat je in hun geval toch niet kunt spreken van ‘weinig eisen op het gebied van vakkennis’.
Hannes Minkema
vakinhoudelijke eisen
Het is (helaas) niet zo dat eerstegraads leraren per definitie een universitaire opleiding hebben. Een HBO-opleiding als Fontys leidt ook eerstegraads leraren op. Hier kunt u de HBO- en WO-opleidingen vergelijkingen in het licht van eerstegraads wiskundeleraren. Het is overigens nog sterker: ook tweedegraads docenten geven in de bovenbouw van het VWO les. Dat laatste is wat mij betreft niet noodzakelijk een probleem, maar geeft wel aan dat de opmerking van Minkema geen beschrijving van de praktijk is.
Ja
In een voorgaande reaktie had ik al geschreven dat de ontwikkelingen van nu het gevolg zijn van de `60 jaren, waar alle vormen van autoriteit, traditioneel gezinswaarden en religie niet deugden. Het opvolgen van die filosofie werd een eerste klas formule voor chaos, want “het kind werd immers met het badwater ” weggegooid?
Tot een minister of regering dit inziet en stappen onderneemt om dit op onderwijs nineau te herstellen, blijft het dweilen met de kraan open.
Ik had een zwager – een uitmuntende leraar. Hij werd echter gedwongen om de vut in te gaan vanwege de onvrede – dat is niet alleen jammer maar ook tragisch.
De jaren ’60
Erg gemakkelijk om (op grond van de ervaringen van steeds diezelfde zwager?) dit soort beweringen te doen. Meneer of mevrouw De Jong heeft het kennelijk moeilijk met de recente geschiedenis, maar mij is volstrekt niet duidelijk wat de ontwikkelingen uit de jaren ’60 van doen hebben met datgene waar de meeste deelnemers aan de fora zich over opwinden. Het gaat over de salarisstructuur, autoritaire (!) managers, administratief onrecht, ondemocratische (!) ingrepen, de ellendige nasleep van gedwongen fusering en andere narigheid waarvan ik mij in de verste verte niet kan voorstellen dat die veroorzaakt zijn door de jaren ’60. Stamt die ellende niet juist uit de periode van restauratie erna?
Ik heb geen gegevens bij de hand, maar meen dat zij die serieus onderzoek deden naar de ‘verderfelijke invloed’ van Mei ’68, om de idealen van toen maar even mee samen te vatten, nimmer een bewijs hebben kunnen vinden voor reactionaire uitspraken als die van De Jong.
Ach, met ingrediënten uit de geschiedenis kan iedereen wel een smakelijke maaltijd samenstellen.
Tenslotte stel ik voor dat De Jong ophoudt met zijn negatieve benadering van de problemen. Terug naar de jaren ’50 is onmogelijk, dus draag liever uitvoerbare oplossingen aan in plaats van dit ongefundeerde en onwetenschappelijke conservatisme.
Beducht voor de koning/in
Niet alleen omdat ik een Republikein ben, heb ik enige aarzeling tegen het Koning zijn in eigen Klas. Daarvoor heb ik teveel gemakzuchtige leraren meegemaakt, die weigeren om hun prestaties te verantwoorden naar collega’s of leidinggevenden. Ook zijn dit soms mensen die nauwelijks inbreng hebben in de begeleiding van leerlingen. Het zijn dezelfden die na elke zomervakantie triomfantelijk meedelen hoe lang het nog duurt tot hun pensioen.
Natuurlijk mag men docenten niet dwingen om een didactische werkwijze te volgen waarvan het effect twijfelachtig is. Ik vind het wel belangrijk dat docenten in kleine teams rond enkele klassen opereren, hun waarneming van leerlingen samen bespreken en elkaar durven en mogen bevragen over hun inhoud en werkwijze.
Kortom: geen Koning(in) of Keizer(in), wier/wiens macht en werkwijze niet ter discussie staat. Wel kritische teams van bevlogen docenten onder goede en democratische leiding met kwaliteit als hoogste doel.