Plasterk: meer leerkrachten voor de klas

Volgens minister Plasterk is de getalsmatige verhouding leerling/leerkracht in het BO er de laatste jaren gunstiger op geworden. In het VO werd de verhouding ongunstiger. Aldus een artikel in Reformatorisch Dagblad van 15 maart 2007. In hoeverre de bureaucratie is toegenomen, is nog niet in kaart gebracht, volgens OCenW.

“Meer handen voor de klas in basisonderwijs

DEN HAAG (ANP) – Leerlingen in het basisonderwijs hebben de afgelopen jaren kunnen rekenen op meer aandacht van hun onderwijzers. Het aantal leerlingen per leraar is tussen 2002 en 2005 afgenomen van 16,2 naar 15,8. Er kwamen 4.000 voltijdbanen voor leraren bij, terwijl het aantal conciërges, administrateurs en secretaresses op de basisscholen in die periode ongeveer gelijk bleef (13.000).

Dat heeft minister Ronald Plasterk (Onderwijs) donderdag geschreven aan de Tweede Kamer. De SP had om een overzicht gevraagd omdat de partij bang is dat er op de scholen steeds meer personeel komt dat niet voor de klas staat. Onderwijzers zouden daardoor in de verdrukking komen. Plasterk schrijft deze zorg te delen.

In het voortgezet onderwijs kregen de leraren gemiddeld met iets meer leerlingen te maken (14,1 in plaats van 14). Het aantal personeelsleden dat in deze sector geen onderwijs geeft steeg van 12.000 naar 18.000. Weliswaar nemen de roostermakers en bibliothecarissen de leraren veel werk uit handen, schrijft Plasterk, maar de groei van deze personeelscategorie mag niet ten koste gaan van de leraar.

De minister merkt op dat er nog weinig inzicht bestaat in groei van bureaucratie, en dan vooral van bureaucraten die niets bijdragen aan het onderwijs. Zijn voorganger heeft al aangekondigd voor iedere onderwijssector met een bureaucratiemeter te komen. Halverwege dit jaar moeten deze meters de eerste cijfers opleveren.”