De taalvaardigheid van leerlingen in het voortgezet onderwijs neemt af. Tegelijkertijd neemt in examens taalvaardigheid juist een steeds belangrijker plaats in. “Daardoor kun je stranden, hoe goed je de stof ook beheerst.” Lees daar het hele artikel over in het Nederlands Dagblad.
Reacties zijn gesloten.
Volleyballen en het VMBO
‘Marit maakt een werkstuk over volleyballen.’ Daarover ging de eerste opgave in het vmbo-examen wiskunde van dit jaar. ,,Marit slaat de bal onderhands weg, recht vooruit, vanaf 1 meter achter haar achterlijn”, luidde de tekst. De formule voor de baan van de bal was erbij geleverd. De vmbo’ers moesten berekenen of de bal voor of achter de achterlijn aan de overkant landt en hoe ver de bal boven het net blijft.
Onderhands, recht vooruit (horizontaal dus ?) en over het net ?
Zie hier de opgave: “de bal gaat recht vooruit in de richting van de achterlijn”. En dan de formule: het is toch erg als je geen x mag gebruiken. Of ben ik te oud aan het worden ?
In ieder geval veel te “talig”.
Is dit examen ook te talig ?
Re: volleyballen en het VMBO
Met recht vooruit zullen de makers wel bedoelen dat de beweging in een vlak plaatsvind. Maar ja, dat willen ze niet zeggen, dan lijkt het te veel op wiskunde. Dus schrijven ze het ambigue ‘recht vooruit’.
Al die foto’s zijn lijkt mij ook afleidend.
Eisen taal steeds hoger inderdaad!
Inderdaad worden er helaas steeds meer eisen aan taal gesteld in examens en dergelijke. Bovendien valt me op hoe vaak (technische) examens in slecht Nederlands gesteld zijn, of bij multiple choice onduidelijke keuzemogelijkheden geboden worden.
Het toppunt van taligheid zijn natuurlijk de competentiegerichte opdrachten. Veel lezen van vragen, uitzoeken van schriftelijke informatie en met een beetje pech je resultaten ook nog schriftelijk vastleggen. Ook ‘samenwerken’ en andere aan te leren sociale vaardigheden zijn meestal erg talig. Je moet er minstens over kunnen praten, liever nog over kunnen schrijven.
Is er voor niet-talige leerlingen (meestal laag niveau, meestal jongens, relatief veel dyslectici en/ of met autistiforme stoornissen) echt geen plek meer in de wereld. Moet je aan de metaaldraaibank echt kritiek kunnen geven of op de juiste manier ‘nee’ zeggen? Kan een autist geen elektromonteur worden?
gekke toets
Ik kwam op een basisschool onlangs de volgende vraag tegen als voorbeeldvraag van de Entreetoets (afkomstig dus uit een oude toets):
Wat is een regenpak?
A. sportkleding
B. werkkleding
Wie het weet mag het zeggen?
Ligt er aan of je vrijwillige voetbalcoach of wegwerker bent, dacht ik…..
Commentaar van juf: die zit er dit jaar dus niet meer in. Maar met wat voor geks zouden ze de leerlingen dit jaar hebben geplaagd?
Misschien is dat ….
hier te vinden.
Zoekterm “entreetoets”.
Levert het volgende schandelijke resultaat op
“De entreetoets die mijn dochter heeft gemaakt, was van te voren door de leerkracht verstrekt aan een aantal kinderen om te maken als huiswerk. Maakt dit de toets nu ongeldig?”
Antwoord van de deskundigden: “Het is niet direct zo dat de hele toets ongeldig is. De uitkomst van degenen die de toets als huiswerk hadden meegekregen, is niet meer betrouwbaar. Maar voor uw dochter, als zij tenminste geen kopie heeft gekregen, is de uitkomst van de test even valide als wanneer dit niet had plaatsgevonden. Wel moet de directie op de hoogte worden gesteld van de handelswijze van de betreffende leerkracht. De directie kan vervolgens bekijken welke maatregelen er getroffen kunnen worden.”
Wat een antwoord: pre- teaching is soms nodig, maar pre-testing is gewoon fraude.
Er is onderzoek beschikbaar
Taal telt! : een onderzoek naar de rol van taalvaardigheid en tekstbegrip in het realistisch wiskundeonderwijs
Prenger, Joanneke
Sinds de invoering van de Realistische Wiskunde is het wiskundeonderwijs in Nederland taliger geworden. Volgens deze didactiek worden wiskundeopgaven gepresenteerd in contexten: kleine verhaaltjes over herkenbare situaties die leerlingen confronteren met problemen die ze mathematisch moeten oplossen. Door deze contexten is de hoeveelheid taal en tekst in wiskundeboeken sterk toegenomen.
In dit proefschrift is de rol van taalvaardigheid en tekstbegrip in het realistisch wiskundeonderwijs onderzocht. Door middel van tekstbegriptoetsen is gekeken welke vaardigheden van invloed zijn op het begrip van schoolboekteksten en wiskundeteksten. Daarnaast is een hoofdstuk uit een deel van een wiskundemethode tekstanalytisch onderzocht op potentiële talige struikelblokken voor leerlingen. Tot slot is onderzoek gedaan naar de individuele verwerking van een opgave door leerlingen en naar het taalgebruik dat leerlingen daarbij hanteren door hen hardopdenkend een wiskundeopgave te laten maken.
De onderzoeksresultaten laten zien dat taalvaardigheid en tekstbegrip belangrijk zijn in het wiskundeonderwijs. Het is daarom van belang dat wiskundedocenten oog hebben voor de talige aspecten van het wiskundeonderwijs en aandacht besteden aan taalvaardigheden die leerlingen nodig hebben om succesvol in het wiskundeonderwijs mee te kunnen doen.
Lees verder…
Taal telt niet !
Taal telt omdat er ook getoetst wordt op taalvaardigheid en te weinig op wiskunde-vaardigheid..
Ik kan het niet meer vinden, maar op internet heeft een klacht gestaan van een wiskunde-docent m.b.t. VWO-wiskunde-examens: zijn goede leerlingen bleken niet beter te scoren dat zijn middelmatige leerlingen.
Ook hier: men toetst ook op taalvaardigheid en te weinig op wiskunde-vaardigheid.
Rechtstreekse link
Rechtstreekse link naar proefschrift: “Taal telt! Een onderzoek naar de rol van taalvaardigheid en tekstbegrip in het realistisch wiskundeonderwijs” van Joanneke Prenger.
Afgenomen taalvaardigheid van VO-leerlingen: hoezo?
“De taalvaardigheid van leerlingen in het voortgezet onderwijs neemt af” schrijft de redactie van de BON-site, in navolging van de ND-journalist die in zijn artikel voor deze bewering geen enkel argument levert. Hoe komen journalist en redactie bij deze boude bewering? Het schoolvak Nederlands is méér gericht op taalvaardigheid dan ooit; er is geen enkele serieuze longitudinale peiling gedaan naar ‘de taalvaardigheid van leerlingen in het voortgezet onderwijs’ waaruit de voornoemde conclusie opdoemt; evenmin is er een feitelijke evaluatie van de Tweede Fase gedaan waaruit iets dergelijks zou blijken. Op grond waarvan dan deze sombere ‘vaststelling’?
Misschien
is het feit dat pabo-studenten ook slecht scoren op de taaltest en dat universiteiten en hbo’s ook bijspijkeren op het vlak van spelling en grammatica een argument??!!
Appels, peren en taalvaardigheid
Ik vind het geen goed argument. Ten eerste is het maar de vraag of en in welke mate de taalvaardigheid van PABO-studenten is afgenomen. De Glopper en Van Schooten stelden eind jaren tachtig al vast dat deze duidelijk onder de maat was. We zijn inmiddels bijna twintig jaar verder. Dat deze taalvaardigheid anno 2007 voor een deel van de PABO-studenten ernstig tekortschiet, wil nog niet zeggen dat dit twintig jaar geleden, of in een onbekend ‘vroeger’, niet ook al zo was. Gelukkig maken we er vandaag de dag een punt van. Dat is winst.
Ten tweede moeten we ervoor uitkijken appels en peren te vergelijken. Wie zegt dat de PABO-instroom van 2007 qua niveau (algemeen, taalvaardigheid) te vergelijken is met, tja, met wanneer eigenlijk? Mijn *indruk* is dat momenteel meer dan vroeger zwakke havisten en mbo’ers zich naar de PABO begeven. Misschien induceert de slechte naam van de PABO wel zijn eigen zwakke instroom. (En dan is het maar goed dat het kaf er van het koren wordt gescheiden.)
Kortom, ik vind het niet verstandig om op grond van de (vermeende) lagere taalvaardigheid van een onduidelijke selectie van (ex-)VO-leerlingen een generale uitspraak te doen over *alle* VO-leerlingen. Ik ken geen feitelijke grond voor de stelling dat ‘de taalvaardigheid van VO-leerlingen is afgenomen’. Omdat vergissen menselijk is, vind ik zo’n feitelijke grond nodig om misplaatst pessimisme te voorkomen.
misschien is het zo
dat de meeste docenten op het forum de taalvaardigheid met eigen ogen hebben zien dalen een reden voor (zeker niet misplaatst) pessimisme. Het is in ieder geval iets wat ik zelf constateer. De taalvaardigheid en woordenschat neemt elk jaar af. Dit is geen goed argument maar wel waar.
Klopt
en ook logisch dus. De redenen zijn onderhand bekend. Wat kun je eraan doen?
een klein begin
zou zijn in de onderbouw aandacht te besteden aan spelling, grammatica en woordenschat d.m.v. een degelijke methode. Ik vond de boeken die in de jaren ’70 werden gebruikt een stuk beter dan de boeken die mijn kinderen nu hebben. Woordenschat ontbreekt zelfs vrijwel volledig of wordt beperkt tot een woordje of vijf (!) per hoofdstuk. Als er niets aan de lerarenopleidingen gebeurt qua vakkennis is dat overigens verloren moeite: op onze school werkt in de onderbouw geen enkele docent Nederlands die foutloos spelt.
Leraren en leergangen Nederlands
@Lente: Je maakt een interessante vergelijking: in welke opzichten vinden we de leergangen Nederlands (of van andere vakken) tegenwoordig beter of slechter dan die van pakweg een generatie geleden? Leerresultaten zijn weinig voorhanden, en dat maakt de vergelijking met een ongenoemd ‘vroeger’ helaas problematisch. Maar boeken zijn lekker concreet en beschikbaar. Dus kunnen we ‘Functioneel Nederlands’ (de marktleider van dertig jaar geleden) vergelijken met marktleiders van nu.
Ik zie hier geen grote verschillen opdoemen, noch in grammatica, noch in woordenschat. Het hangt er natuurlijk erg van af over welk boek we spreken. Het ene boek is het andere niet (en daar is op zich niks mis mee). Winst is dat de huidige boeken allemaal over een leerstoftabel beschikken, waarin je kunt zien welke stof wanneer wordt behandeld, en hoe de hoofdstukken of paragrafen samenhangen. Verder zie ik dat spelling en grammatica nog steeds een belangrijk deel uitmaken van de hoofdstukken, evenals woordenschat.
Op mijn eigen school gebruiken we naast de standaard-leergang nog een aanvullend boekje voor woordenschat, mede doordat een deel van mijn leerlingen een taalachterstand heeft (allochtoon namelijk). Uiteindelijk is het niet aan de schoolboekenschrijver, maar aan mij en mijn sectie ter bepaling welke leermiddelen in ons onderwijs nodig zijn. Als een schoolboek maar vijf woordjes per hoofdstuk aanbiedt, wil dat niet zeggen dat ik als docent geen armslag meer zou hebben. De leergang dicteert noch de leerstof, noch het programma. Dat doen mijn collega’s en ik. Dus gebruiken we een boekje extra.
Je beklaagt je over het niveau van de onderbouwdocenten; die zouden niet meer foutloos kunnen spellen. Afgezien van de kritische vraag of dat ‘vroeger’ wel zo was, is het op zichzelf natuurlijk onacceptabel als docenten Nederlands niet goed kunnen spellen. Sterker nog: hun spelvaardigheid dient voorbeeldig te zijn. Bij mijn studenten die in opleiding zijn voor hun eerstegraads bevoegdheid Nederlands kom ik dat probleem gelukkig niet vaak tegen. Bij eerstegraders (en studenten) in andere vakken helaas wel, en niet zelden ook. Met tweedegraders in het HBO heb ik weinig ervaring, maar naar verluidt is het vakinhoudelijke deel van hun opleiding zo karig (nog geen twee van de vier jaar) dat het me niet zou verbazen als dat weinig vrucht draagt en ze als nieuwbakken docent het VWO-niveau nauwelijks overstijgen.
Maar hoe moet dat nu, met enerzijds verwachte lerarentekorten in het VO (en dus de druk om snel veel nieuwe docenten op te leiden) en anderzijds zorgen over het vakinhoudelijk niveau van de opleidingen? Ik vrees dat het eerste probleem prioriteit krijgt boven het laatste. Zo waaide de politieke wind immers de afgelopen jaren (zij-instromers, loslaten vakbevoegdheid, loslaten vakeisen eerstegraads gebied). Dat betekent dat er druk wordt uitgeoefend op de opleidingen om kandidaten weinig strobreden in de weg te leggen en de lat niet al te hoog te leggen om een bevoegdheid te bemachtigen. Mevrouw Van der Hoeven heeft er al voor gezorgd dat die bevoegdheid, dus die vakinhoudelijke scholing, niet langer nodig is: elke schoolleider mag elk vriendje van een achternichtje van een buurvrouw aanstellen als docent Nederlands zonder het aan wie dan ook te melden; en de Inspectie controleert inmiddels niet meer actief op bevoegdheid, dus op vakdeskundigheid. Mij lijkt dat de dood in de pot.
BON zou een punt moeten maken van de vakdeskundigheid van de docent. Om de docent ‘zijn vak terug te geven’ moet de docent natuurlijk wel een vak *hebben*. Mij lijkt het daarom nodig dat vakdocenten weer gewoon bevoegd zijn voor hun vak, en dat in ieder geval docenten in het VWO zelf universitair zijn opgeleid.
Ik vind de observatie
van docenten Nederlands die al enige decennia voor de klas staan en zelf hebben ervaren dat leerlingen met minder beheersing van spelling en grammatica het VO inkomen en verlaten met een lager niveau, wel degelijk een belangrijk argument. Zouden universiteiten en hbo-instellingen voor de lol bijspijkercursussen zijn gaan geven? Omdat ze niet weten hoe ze het programma moeten vullen? Ik kan me zo voorstellen dat de lacunes toch behoorlijk ernstig moeten zijn, willen deze onderwijsinstellingen besluiten om dan maar zelf te gaan repareren. Dat zijn ze niet gaan doen omdat ze zo onder de indruk waren van de taalvaardigheid van de studenten.
Misschien
is het gegeven, dat er de laatste 10 (?) jaar, steeds meer basisschoolkinderen instromen, die:
-al ’n grote taalachterstand hebben.
-twee talig opgevoed worden
-eigenlijk binnen ’t SO horen,
geen argument, maar ’n simpel feit.
Ik meende te hebben begrepen, Leo,
.. dat tweetalig opvoeden helemaal niet tot taalachterstanden hoeft te leiden (denk aan kinderen van het koningshuis, die worden standaard tweetalig of drietalig opgevoed, met buitenlandse gouvernantes/kindermeisjes) maar wel het analfabetisme van ouders en de beperkte woordenschat in de moedertaal. Niet kunnen schrijven in de moedertaal, beperkt taalgebruik. En bij eentalig opgevoede NL kinderen die thuis blootstaan aan lawaai (denk aan radio en tv de hele dag aan, maar ook aan bedrijf aan huis, met gebruik van machines en motoren, garage, scheepvaart, motor staat de hele dag aan) komt een taalachterstand ook veel voor.
Het hoeft dus beslist niet die tweetaligheid te zijn.
Uiteraard bedoel
ik niet die (0,1%) koningskinderen, diplomatenkroost of Wassenaarse wezen. Ik heb het over die resterende 99,9%, die kinderen die…(enz.)
tweetalige opvoeding
Onderzoek, onder andere in Friesland, heeft uitgewezen dat kinderen die echt tweetalig opgevoed worden, in het voordeel zijn, bijvoorbeeld doordat ze er makkelijker nog meer talen bij kunnen leren.
Maar dan moet het wel een echte tweetalige opvoeding zijn, bij voorkeur met een consequente onderscheiding van de talen, bijvoorbeeld doordat de ene ouder met het kind de ene taal spreekt en de andere ouder de andere taal. De ouders moeten ieder hun taal ook perfect beheersen.
Uitdrukkelijk niet tweetalig is de situatie waarin kinderen thuis bijvoorbeeld Arabisch of Fries spreken, en pas later op school of op straat de nederlandse taal leren. Dat verklaart ook de achterstand, uit ander onderzoek gebleken, van Friese kinderen, niet alleen op het gebied van de talen maar ook bij rekenen, t.o.v. het landelijk gemiddelde.
Tweetalige opvoeding
Geachte lezers/essen,
Als ik ’t over 2talige opvoeding heb, bedoel ik basisscholen waar veel (en steeds meer) kinderen zitten en binnenstromen, die twee talen half beheersen. Die ander 99% dus. Dat haal ik niet uit een of ander onderzoek, dat maak ik dagelijks mee op zo’n 20 basisscholen in een grote stad.
Groet, Leo.
Geachte Leo,
En de verwarring hierover onstaat wellicht doordat er steeds meer Tweetalige VWO en Havo opleidingen onstaan, waar het niveau hoog is. Maar deze leerlingen hebben weinig of niets te maken met die groep die jij beschrijft (en die ik als inwoner van een grote stad ook heel goed ken).