een extra strategie(I)

Om de informatie te verzamelen waarmee ik een deelnemer aan dit forum wil overtuigen dat de PvdA allerschuldigst is aan het merendeel van de rampzalige vernieuwingen in het onderwijs heb ik kort geleden het boek DRAMMEN, DREIGEN DRAAIEN van Leo Prick opnieuw ter hand genomen. De subtitel van het boek is “hoe het Onderwijs Twintig jaar lang Vernieuwd werd”. Van de nefaste rol van de PvdA is de auteur overtuigd. Voor de hervormers is “vernieuwen” synoniem met verbeteren. Leo Prick denkt bij “vernieuwd” zoals de meeste BONleden aan “vernield”. Prick meent dat de meeste ouders van vrijwel alle onderwijsveranderingen niet gediend waren. Dat zij niet in opstand kwamen ziet hij als een gevolg van de verzuiling. Ouders voelden zich meer verbonden met hun zuil en hun zuilprominenten dan met hun medeouders. Maar de ontzuiling is ondertussen voortgeschreden en daarmee neemt de kans om uit de ouders een tegenkracht te maken toe. BON zou daarvoor een theoretisch-ideologisch fundament kunnen aanleggen. Als de ouders op dat fundament verder bouwen gaan sommige politieke partijen daar hopelijk stenen voor aandragen.

Zie hier de samenstelling van het bruikbaar cement waarmee BON een basis voor ouderparticipatiekan bouwen. Onderwijs heeft in drie opzichten een duaal karakter. Het kan namelijk zowel de gemeenschap als hei individu verrijken. Maar rijkdom zelf is ook weer duaal: zij kan de materiële omstandigheden betreffen maar ook de menselijke geest en het daarmee verbonden culturele leven van de maatschappij. Ten slotte: Van wat kinderen op school van het onderwijs opsteken is alleen maar het grootste deel toetsbaar. Kennis en inzicht van wiskunde kan men goed toetsen. Toetsen van het  vermogen tot samenwerken, zelfstandig leren, gedrag en empathie is  natte vinger werk.

Nu we gezien hebben dat onderwijs zowel n het belang van het individu als van de samenleving werkt duikt de vraag op hoe het onderwijs bekostigd moet worden. Goed en langdurend onderwijs maakt een land concurrerender, zou het besturen van een land goedkoper of beter moeten maken en draagt bij aan het algemeen welzijn. Dat is de voornaamste reden dat de leerplicht bestaat. Zoals vroeger 18-jarige jongens twee jaar een dienstplicht moesten vervullen ter bescherming van ons land zo bestaat er ook een dienstplicht voor minderjarige jongens en meisjes om ons land in economisch opzicht weerbaar te maken: de leerplicht gevolgd door de qualificatieplicht. Voor kinderen die op hun 18de nog niet aan de qualificatie-eisen hebben voldaan geldt een onderwijsverlenging.

Leerplichtuitgaven zijn in dit verband defensie-uitgaven waaraan iedereen via belastingheffingen naar draagkracht bijdraagt.

Voor zo ver onderwijs de afzonderlijke leerlingen ten goede komt hebben we te maken met een (eigen)baatbelasting, zoals dat bij de wegenbelasting het geval was. Omdat er naar draagkracht betaald wordt lijkt het ook wel op de AOW, waarvan de premie vroeger geen deel uitmaakte van de inkomstenbelasting. Nederlanders die te lang in den vreemde zijn  geweest en te weinig AOW-premie hebben betaald krijgen vanaf hun 65ste geen of een niet volledig uitkering. De AOW is dus wel degelijk een baatbelasting. Omdat de belasting die wij voor onderwijs betalen gedeeltelijk ook als baarbelasting beschouwd kan worden moeten ouders ook baat vinden bij het onderwijs aan hun kinderen. Het is niet aan de overheid om te bepalen wanneer iemand optimaal baat heeft van onderwijs. En daaruit volgt dat zij er wat over te zeggen moeten hebben.

 

wordt vervolgt

1 Reactie

  1. Er zijn dus 2 partijen die

    Er zijn dus 2 partijen die het in het onderwijs te vertellen moeten hebben. De regering als totum en de ouders die met vele stemmen spreken en waarvan eenieder voor zich verwezenlijking van bepaalde wensen wil zien. Die partijen zijn afhankelijk van de medewerking een derde partij die bestaat uit mensen die salaris en arbeidssatisfactie willen hebben, de uitvoerders, de leraren. De regering als beheerder van de schatkist kan dan het beste de controle op zich nemen  van wat getoetst kan worden. In het secundair onderwijs zijn dat talen, wiskunde en natuurwetenschappen, aardrijkskunde, geschiedenis en staatshuishoudkunde. Minder goed toetsbare schoolonderwerpen zullen op peil blijven als ouders tussen vele zelfstandige scholen kunnen kiezen en zelf ge makkelijk scholen kunnen oprichten. Dat de overheid toetst wat goed getoetst kan worden betekent niet dat zij de toetsbare vakken mag dichttimmeren. Leerlingen of ouders van leerlingen die in voldoende getale willen dat zij resp. hun kinderen echte wiskunde gedoceerd krijgen moet de mogelijkheid geboden worden om in plaats van lessen in freudentalse wiskunde lessen in echte wiskunde te leren. Als zij willen dat vertalen een belangrijk onderdeel van het talenonderwijs uitmaakt moet dat ook kunnen. Echte wiskunde i.p.v. kermiswiskunde en leren vertalen hoeft immers de waarde van een einddiploma niet negatief te beïnvloeden.

    Zo kan een rechtvaardige en betaalbare verdeling tot stand komen tussen wat de overheid wil en wat ouders willen

Reacties zijn gesloten.