De PVV en de 10 punten van BON

Onderstaande werd al eerder gepost door Harm Beertema mbt de 10 punten/geboden van BON.

Terzijde: volgens mij spreken we van punten en heeft Polya geboden: www.beteronderwijsnederland.nl/forum/polyas-10-geboden

Reactie PVV

1. Bestuur, beheer en inrichting van onderwijsinstellingen moeten in het teken staan van gedegen onderwijs door gekwalificeerde en inspirerende docenten. Het beschikbare budget van niet-universitaire onderwijsinstellingen moet primair besteed worden aan onderwijs en aan alles wat daartoe aantoonbaar bijdraagt.

De PVV onderschrijft deze opvatting volledig. Instellingen besteden te veel geld aan andere activiteiten dan het primaire proces. De PVV is voorstander van een 80/20 verdeling primaire proces/overhead. De Kamer heeft in december 2011 de Motie Beertema c.s. aangenomen over criteria voor het contactuur (33000-VIII-106) Deze motie stelt dat een verdeling van 80% primair proces en maximaal 20% overhead de norm zou moeten zijn en verzoekt de regering een traject in te zetten dat tot doel heeft om dit uiterlijk voor eind 2014 te verwezenlijken, op basis van een eenduidige, landelijke definiëring waarin heldere criteria voor het contactuur zijn opgenomen.

Gezien het feit dat in het bijzonder in het hoger onderwijs het aandeel overhead buitenproportioneel groot is heeft de Kamer in maart 2012 de Motie Van der Ham/Beertema over afspraken over de overhead (31288-271) aangenomen. Hierin wordt de regering verzocht, vooruitlopend op het voorgenoemde traject dat eind 2014 zijn beslag moet krijgen, afspraken te maken met het hoger onderwijs over een maximumpercentage overhead van 20% en over de eisen aan het primaire proces en deze afspraken voor 1 december 2012 aan de Kamer voor te leggen.

 

2. Directie- en beheersfuncties mogen niet exuberant beloond worden en moeten primair worden vervuld door mensen met onderwijservaring, die bij voorkeur naast hun bestuurs- of beheerswerkzaamheden zelf onderwijs verzorgen. Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten.

Het vooral door het CDA bewierookte governancemodel heeft leraren, ouders, leerlingen en studenten én Den Haag op afstand van het onderwijs gezet. Beslissingen worden genomen door de onderwijskoepels en de onderwijsbestuurders. Deze hebben de kwaliteit van het onderwijs opgeofferd aan een bedrijfsmodel waarin schaalvergroting, enorme gebouwen, riante bonussen en salarissen voor bestuurders de boventoon voerden. De PVV wil af van deze misstanden, deels door in te zetten op verhoging van de kwaliteit van het onderwijs, deels door het stevig aan banden leggen van de bestuurderscultuur. De eerder genoemde motie om de overhead terug te dringen tot maximaal 20% maakt hier onderdeel van uit.

In december 2011 is de Motie Beertema en Jasper van Dijk over de bevoegdheid voor de overheid om in te grijpen in de financiële kaders van instellingen (32500-VIII-69) door de Kamer aangenomen. Daarin wordt de regering verzocht een voorstel te doen om de bevoegdheid te krijgen om in te grijpen in de financiële kaders van instellingen in het hoger onderwijs als daar sprake is van financieel wanbeleid. Op dit moment is het nog zo dat instellingen opdraaien voor boetes van bestuurders. Een PVV-motie over het persoonlijk aanspreken van bestuurders zonder dat zij dit kunnen verhalen op de lumpsum van de instelling (31524-104) heeft het helaas niet gehaald door gebrek aan steun van nagenoeg alle andere partijen.

De PVV heeft consequent gepleit voor zeggenschap over de inrichting van het onderwijs door leraren. Den Haag kan hier alleen de voorwaarden voor scheppen, leraren zullen zelf in actie moeten komen en eisen dat instellingen de wet uitvoeren. 

 

3. De onderwijsinstelling biedt primair vakinhoudelijke en algemene vorming aan leerlingen en studenten en heeft alleen binnen die context ook een opvoedende taak. In het geval van nevenactiviteiten van de opleiding (brede school) is het onderwijsdeel daarvan strikt gescheiden.

De PVV ondersteunt het beleid van deze minister dat de focus primair dient te liggen op de kernvakken. Wij zijn echter minder strikt in de scheiding tussen vorming en onderwijs dan BON dat is, gezien de formulering van Gebod 3. Opvoeding en vorming binnen de strikte kaders van de vakinhoud zoals daarin verwoord, is slechts haalbaar in de beschermde omgeving van de categorale gymnasia die er nog maar beperkt zijn. Voor veel Bonners zijn dit soort scholen kennelijk nogaltijd de norm. Kinderen met hoogopgeleide en cultureel gevormde ouders hebben inderdaad de school niet nodig om ingeleid te worden in goed burgerschap. Maar in de dynamiek van de grote stad volstaat dat niet meer. Waar linksliberalen de scholen daar multicultureel noemen, noemen wij ze liever cultureel verweesd, ontheemd zelfs. In onze optiek zouden daar de meest kundige leraren moeten werken, die in staat zijn om in hun hele handelen hun leerlingen Nederlandse normen en westerse waarden en deugden voor te houden. Pas dan heeft het onderwijs weer de rol hernomen die het traditioneel eeuwenlang heeft gespeeld: die van doorgever van waarden en deugden. Helaas zijn er maar weinig leraren die daarvoor de juiste competenties hebben. Het onderwijs is zelf bij uitstek monocultureel links(ig), op een luie en vooral gemakzuchtige manier cultuurrelativistisch en leraren zijn zich in grote meerderheid te weinig bewust van de superioriteit van de westerse waarden die zij zouden moeten vertegenwoordigen. Als de eigen leraren al niet kritisch zijn tegenover discriminatie van vrouwen, vrije individuen, homo's en andersdenkenden, tegenover eerwraak en gedwongen huwelijken, hoe moeten al die jongens en meisjes dan in aanraking komen met onze mainstream-cultuur van het Avondland? Zo kritisch als de Nederlandse leraar is als het gaat om de emancipatie van autochtone jongens en meisjes, zo kritisch zou de leraar ook moeten zijn als het gaat om de emancipatie van allochtone leerlingen. De PVV zou dat graag anders zien en pleit daarom voor een canon van de westerse beschaving. "Empor zum Licht!", niet alleen voor de autochtone leerlingen, maar voor ALLE leerlingen! De PVV zou willen dat in de allereerste plaats de lerarenopleidingen zich hiervan bewust zouden worden. Daar moet het herstel beginnen.

 

4. Leerlingen van verschillende intelligentieniveaus, met verschillende vaardigheden en interesses, moeten na de basisschool in onderscheiden schooltypen lessen volgen met op hun capaciteiten toegesneden vormen van onderwijs.

De PVV is groot voorstander van onderscheiden schooltypen. Daarom zijn wij ook enthousiast over vakcolleges en VM2-trajecten die zich toeleggen op praktisch technisch onderwijs, naast de Mavo, Havo en Vwo. 

 

5. Het verschil tussen (overwegend) theoretische en (overwegend) praktische opleidingen moet worden gehandhaafd, dan wel hersteld.

Zie 4. In het mbo moet de beroepsbegeleidende leerweg (leren en werken tegelijkertijd) nadrukkelijk blijven naast de beroepsopleidende leerweg die voornamelijk in de school wordt vormgegeven. Het mbo moet daarbij veel intensiever samenwerken met het bedrijfsleven en het MKB dan nu het geval is. Daar ligt een belangrijke taak voor het bedrijfsleven, maar meer nog bij de schoolleiding van de ROC's en vooral bij de leraren. Die zijn zich er in overgrote meerderheid niet van bewust dat ze de aansluiting met het moderne bedrijsleven totaal gemist hebben. En dat kan natuurlijk niet als je je rol van beroepsopleiding serieus neemt.

 

6. Directe instructie en oefening onder leiding van een vakkundig docent, in overzichtelijke groepen met een royaal aantal contacturen per vak, is in beginsel de meest effectieve vorm van onderwijs, mits goed uitgevoerd door de docent en binnen de opleiding ondersteund.

De PVV is ook voorstander van een zo groot mogelijk aantal contacturen. Deze moeten wel aan de volgende voorwaarden voldoen: ze moeten onder de verantwoordelijkheid van een bevoegd docent vallen, deel uitmaken van het door de school geplande en voor studenten verplichte onderwijsprogramma en inspirerend en uitdagend zijn.

In februari 2011 heeft de PVV schriftelijke vragen gesteld over het bericht dat scholieren nog steeds zonder les of begeleiding worden opgehokt in studielokalen om het verplicht aantal lesuren te halen (2011D11050).

De PVV heeft zich verzet tegen het verder uitkleden van het aantal contacturen in het voortgezet onderwijs. Het aantal contacturen was al teruggebracht van 1076 naar 1040 en dreigde verder te dalen naar 1000 uur. Reden voor de PVV om een amendement in te dienen op de Wet Onderwijstijd om de 1040 uur te handhaven, amendement Beertema over het handhaven van de 1040-urennorm (32640-28). Het resultaat is dat 980 reguliere lesuren nu de norm zijn voor de onderbouw. Daarnaast is er een pakket van 60 lesuren die ingezet moeten worden om achterstanden weg te werken. ALLE leerlingen kunnen daar gebruik van maken, in samenspraak met de mentor. De één zal die uren besteden om topografie te oefenen, de ander om de d's en t's te oefenen, weer een ander om de breuken nou eindelijk eens goed onder de knie te krijgen. 

In oktober 2011 is ook de motie Beertema over een minimumaantal contacturen (31288-238) in het hbo aangenomen. Hierin wordt verzocht de regering in de prestatieafspraken met het hoger onderwijs een minimumaantal contacturen op te nemen van twaalf uur per week. Nog steeds bedroevend weinig, maar het is een begin. 

Om te voorkomen dat onbegeleide uren in het hbo als contactuur worden gerekend heeft de PVV bovendien een motie ingediend om het begrip contactuur nader te definiëren en daarin de drie criteria uit het voortgezet onderwijs als uitgangspunt op te nemen (motie Beertema en Jadnanansing over het nader definiëren van het begrip contactuur 33000-VIII-145. Deze motie is ook aangenomen.)

De criteria zijn: 

-onderwijstijd dient onder de pedagogisch deskundige verantwoordelijkheid van daartoe bekwaam

onderwijspersoneel te vallen;

-onderwijstijd  maakt deel uit van het door de school geplande en voor studenten verplichte onderwijsprogramma;

-onderwijstijd moet inspirerend en uitdagend zijn om een zinvol onderdeel te zijn van de totale studielast van studenten.

 

7. Omdat gestreefd wordt naar het onderbrengen van leerlingen met ongeveer gelijke potenties in groepen of klassen, kan het onderwijs grotendeels klassikaal zijn; aan allen worden op hetzelfde moment, op dezelfde manier dezelfde eisen gesteld. Aandacht voor de individuele leerling is er, waar nodig of wenselijk, binnen de structuur van een gemeenschappelijk programma.

De PVV heeft zich altijd voorstander betoond van gedegen klassikaal onderwijs. Competentiegericht onderwijs is achterhaalde luchtfietserij die onnoemelijke schade aan het onderwijs en de maatschappij heeft toegebracht.

"Aan allen worden op hetzelfde moment, op dezelfde manier dezelfde eisen gesteld" stelt gebod 7.

In het kader van gelijkheid en normering heeft de PVV een motie ingediend, samen met de VVD (aangenomen door de Kamer en ondersteund door de Minister) om er eindelijk voor te zorgen dat aan het eind van groep 8, bij het afsluiten van de basisschool,duidelijk is wat een leerling kent en kan. Er bestond geen eenduidige norm voor het eindniveau van de basisschool. Daardoor gebeurde het dat kinderen doorgeschoven werden naar het vmbo met een taalachterstand van soms wel drie jaar, of dat kinderen die functioneel analfabeet zijn toch op een vmbo komen, zonder dat het team daar weet wat er aan de hand is. Schoolbestuurders en leraren schreeuwen intussen moord en brand dat normering leidt tot toetsgekte, maar de PVV wil graag een eenduidige eindnorm voor kennis en kunde als een leerling na acht jaar basisschool de eerste stappen zet naar het vervolgonderwijs. Dat vervolgonderwijs heeft er alle professionele recht op te weten wat een leerling in zijn of haar mars heeft. 

 

8. Ernstige probleemleerlingen moeten worden verwezen naar op hun problematiek toegesneden vormen van speciaal onderwijs. Er moet niet minder maar juist meer onderscheid gemaakt worden tussen typen onderwijs, om kinderen in hun verscheidenheid tot hun recht te laten komen.

De PVV is voorstander van onderscheidende typen onderwijs, waarbij een goede mogelijkheid tot doorstroom is gegarandeerd. Stapelen heeft zich in het verleden bewezen als een krachtige emancipatiemachine. In het verkiezingsprogramma is ook opgenomen dat er een scheiding moet blijven tussen hbo en universiteit. Het hbo moet goed beroepsonderwijs aanbieden en niet universiteit light willen spelen. Het hbo is een prachtige vorm van onderwijs, die zich moet onderscheiden in toegepaste kennis en kunde. Toegepast op het beroepskader van het bedrijfsleven of op maatschappelijke organisaties.

De PVV kiest ervoor niet te willen bezuinigen op het passend onderwijs.

 

9. Bij het afnemen van eindexamens/afstuderen moet de overheid onafhankelijk en bij elke gelegenheid controle uitoefenen, om de kwaliteit van diploma’s te waarborgen.

De kwaliteit van diploma’s moet geborgd zijn om weer een krachtig civiel effect te hebben. Onafhankelijke landelijke examinering dwingt de instellingen te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. De PVV heeft hiertoe met succes twee moties ingediend: de motie Beertema en Elias over een landelijk stelsel van eindtoetsen en examens in het primair-, voortgezet- en middelbaar onderwijs 32500-VIII-45 en de motie Beertema over de kwaliteit van hbo-diploma's (31288-283) die de regering verzoekt per opleiding of cluster van opleidingen samen met het bedrijfsleven of betrokken werkveld kernvakken te laten vaststellen, landelijke eindtermen te bepalen voor de kenniscomponent van deze kernvakken en die te examineren via landelijke toetsing die onafhankelijk wordt geborgd. Juist door de druk die de PVV heeft uitgeoefend heeft de NVAO haar scherpte herwonnen en heeft de hbo-raad een onderzoek laten doen naar de toetsing in het hbo. Het rapport onder leiding van Jan Anthonie Bruijn met de titel "Vreemde ogen dwingen" is hiervan het resultaat. Het zou de PVV een lief ding waard zijn als hbo-docenten hierover een discussie zouden starten op de site van BON. Iets wat tot nu toe niet gebeurd is. De PVV vindt het sowieso opvallend dat de reaguurders op de BON-site zich vaak beperken tot zaken zoals die er ooit waren, maar geen oog hebben voor nieuwe (politieke) ontwikkelingen. Ontwikkelingen vaak die het resultaat zijn van de jarenlange druk die BON heeft uitgeoefend. 

 

10. De salariëring van leraren en docenten moet over de gehele linie worden verhoogd en gedifferentieerd naar gelang het schooltype waaraan ze les geven en hun niveau van opleiding. Vakinhoudelijke bijscholing moet worden gefaciliteerd en beloond. 

De PVV onderkent dat de onderwijssalarissen aan verhoging toe zijn en gedifferentieerd moeten zijn. Maar in deze tijd van een zich verdiepende crisis (we ain't seen nothing yet!), is het politiek niet realistisch om salarisverhogingen te propageren. Alle partijen die dat wel doen, zullen dat, als ze het al waar maken, moeten bekostigen uit flinke lastenverzwaringen voor de burgers. 

De PVV heeft de vorming van het Lerarenregister warm ondersteund. Wij geloven erin dat het Register een belangrijke vertegenwoordiger van de beroepsgroep kan worden, met een wettelijk geregelde toeziende taak op opleiding, bijscholing en de facilitering en beloning daarvan. Overigens heeft de PVV niets tegen prestatiebeloning. Dat de leraar in dat geval te afhankelijk zou zijn van de luimen van incompetente managers, is geen doorslaggevend argument. Incompetente managers zijn immers niet de norm. Er vanuit gaande dat zowel managers als leraren competent zijn en dezelfde onderwijsagenda voeren, is prestatiebeloning een mooie prikkel om excellent te presteren. Dat is nu bepaald niet het geval. Elke leraar kent de collega's die als laatste komen, als eerste naar huis gaan, geen stap te veel doen en alle extra zaken aan anderen overlaten. Het is de hoogste tijd om de dogmatische gelijkheidscultuur in het onderwijs te doorbreken. 

1 Reactie

  1. Dezelfde vraag

    Dezelfde vraag als aan de PvdA. Hoe gaat de PVV om met clubjes als de CBEgroep? 

    Begrijp ik dat de PVV het rapport "Vreemde ogen dwingen"onderschrijft? Eerlijk gezegd, het ligt hier thuis nog op de stapel, maar een vraag die gesteld kan worden: is dit weer zo'n maatregel om de maatregel en dus komt het wel goed? Dat hebben we nu zo vaak gezien, met de referentiekaders als treurig maar niet uniek voorbeeld. Ben Wilbrink schrijft over het rapport onder

    www.beteronderwijsnederland.nl/forum/de-pvv-en-de-10-geboden-van-bon

    Lees het maar, die hele draad in interessant, vooral vanwege de reacties eronder. Een vraag die Wilbrink stelt: 

    Maar waarom dwingen tot CGO? Zie het competentiedenken van de NVAO.

    Wat de kernvakken betreft, mag ik ook wijzen op

    www.beteronderwijsnederland.nl/forum/karl-dittrich

    Een stokpaardje. Ik heb me de vrijheid gegund om boven de blog dit eigen stokpaardje op te nemen trouwens. Ik vond dat wel kunnen. Harm heeft nl ook een stokpaardje opgenomen, een stokpaardje dat naar mijn eigen mening minder met onderwijs te maken heeft, maar Harm formuleert het helder.

    Wat dat PVV-stokpaardje betreft, ik ben begonnen in een biografie van Michiel de Ruyter, toch iemand die de PVV zal aanspreken. Op een van zijn reizen worden twee jongens alleen en apart in het onbekende achtergelaten. Waarom? Vanwege bepaalde handelingen. Zolang geleden is het niet dat onze cultuur dezelfde verwijten gemaakt zou kunnen worden, integendeel. Intolerantie wordt niet weggenomen met superioriteitsdenken. Dat doe ik bij de FI-ers ook niet. Maar goed, dit is een discussie die ik liever los van het onderwijs voer, op een verjaardag of zo, altijd gezellig.

     

     

     

     

Reacties zijn gesloten.